Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zaterdag 15 januari 2011

Over de functie van literaire kritiek

Boekbesprekingen in een veranderd cultureel landschap.

De term literaire kritiek maakt mij meteen wakker en nieuwsgierig. Wie heeft er iets interessants te melden op dat gebied? Op de laatste dag van het vorig jaar liet de New York Times zes literaire critici reageren op het artikel The function of criticism today van de Amerikaanse criticus Alfred Kazin, geschreven in november 1960. De Times wilde weten wat er in vijftig jaar veranderd is. Voor ik de commentaren op het artikel bespreek, lijkt het me verstandig om, zo goed als ik kan, in te gaan op dat artikel.

Kazin begint ermee dat hij ooit een recensie van een student overhandigd kreeg over Germinal van Emile Zola. De student beoordeelde het boek, dat gaat over Franse mijnwerkers die voor hun rechten vochten, met termen als paradox, spanning en ambiguïteit. Volgens Kazin karakteriseerden die termen 17de eeuwse poëzie en waren ze ongeschikt om een negentiende-eeuwse naturalist mee te lijf te gaan. Dit voorbeeld, zegt Kazin, geeft aan dat de student uitging van dogma’s en sjablonen in plaats van zijn eigen leeservaring. Hij ziet zoiets vaker. Men kent de les, maar weet niets van literatuur.
Deze situatie is kenmerkend voor de literaire kritiek in een massamaatschappij. Daarin pendelt men heen en weer tussen publiek en kunstwerk, terwijl een criticus toch eerst voor zichzelf leest en nadenkt over de aard van de mens, zijn positie in de geschiedenis en zijn toekomst.
De huidige moraal is ontleend aan de literatuur uit de periode van voor de tweede wereldoorlog, zoals die van Eliot, Hemingway en Faulkner. De kunstenaar probeert het leven te verbeelden en de criticus moet hem daarin steunen. De criticus wordt daarbij uitgedaagd door steeds nieuwere vormen van kunst. Hij moet zijn voorkeuren niet verzwijgen. De criticus is immers als schrijver zelf betrokken bij dat proces. Hij schrijft al worstelend tussen wat geweest is en wat moet zijn, tussen waarden waarmee hij vertrouwd en die aan verandering onderhevig zijn.
Tegenwoordig meent men dat de literatuur niets meer heeft in te brengen over de toekomst en geen ideeën kan leveren voor het maatschappelijk debat. In Rusland heeft het communisme van de literatuur een propagandamachine gemaakt en in de V.S. brengt de massamaatschappij een steeds grotere kloof teweeg tussen cultureel ontwikkelden en lieden, die alleen nog oppervlakkig amusement tot zich nemen. Kazin weet in 1960 niet waar het op uit zal draaien.
De veranderingen gaan snel. ‘We are rushing into our future so fast that no one can say who is making it, or what is being made.’

Inmiddels leven we vijftig jaar later. De term massamaatschappij is in ongebruik geraakt omdat de burgerlijke wereld van voorheen uit het zicht is verdwenen. De consumptiemaatschappij heeft zich verfijnd, de individualisering is toegenomen en de communicatie daarop toegesneden. De nieuwe digitale media zijn in toenemende mate in opmars. De aanbieders van mobiel internet weten niet hoe snel ze hun systemen daarop moeten aanpassen. Alles wat in de Koninklijke Bibliotheek aan inhoud in de rekken staat, wordt dagelijks in Nederland door gebruikers van internet digitaal heen en weer gestuurd. Ook de zes nazaten van Kazin kunnen niet om de veranderende communicatie heen.

Stephen Burn bijt de spits af en stelt dat internet de zelfwerkzaamheid van de lezers bevordert. ‘The audience now talks to itself.’ Het verlies van gezag van eerdere bronnen van kritiek, waarbij de criticus in een tijdschrift of dagblad zijn lezers bediende, is niet noodzakelijk een slechte zaak. De professionele kritiek moet zijn aandacht in horizontale als verticale richting richten. Verticaal door een bredere kijk, horizontaal, als ik het goed begrijp, door een nadere analyse van de taal in een roman. Daardoor kan belangrijk nieuw werk ontdekt worden.

Katie Rophie heft evenmin een treurzang aan. De nieuwe media dagen beroepscritici uit om beter te schrijven dan amateurs, met meer kennis van zaken en meer aandacht voor stijl.

De uit Azië afkomstige Pankaj Mishra benadrukt het maatschappelijk belang van literatuur. Ideeën bezaten vroeger een grote zeggingskracht. Schrijvers als Thomas Mann, Stendhal en Tolstoj hadden veel invloed op het maatschappelijk debat. Schrijvers behoren tegenwoordig vaak tot de maatschappelijke elite en lopen daarom niet hard voor maatschappelijke verandering, maar zien literatuur eerder als iets particuliers. Depolitisering lijkt onomkeerbaar. Tony Judt zei al dat we consumenten zijn geworden. Daarmee staan we ver af van Kazins ideeën over de waarde van literatuur. In Azië dient die nog wel als een politiek drukmiddel, zie de huidige Chinese schrijvers Lu Xun en Nobelprijswinnaar Liu Xiabo.

Adam Kirsch stelt dat een criticus zich met tekst bezighoudt, zoals een romancier met plot en karakter en een dichter met ritme en metafoor. Lezen kan heilzaam zijn voor de ziel. Net als Burn vindt hij het afnemen van het belang van de centrale kritiek niet erg. De beroepscriticus moet juist de literaire dimensie benadrukken en daarmee vertrouwen en autoriteit terugwinnen.

Het commentaar van Sam Anderson is het meest boeiend. De relaties in de cultuur zijn volgens hem met de tijd drastisch veranderd. Time slicing is het fenomeen waarbij men elke paar seconden heen en weer springt tussen verschillende schermen om te zien waar men de meest relevante gegevens kan vinden die persoonlijk voor iemand van belang zijn.
De Ipocalypse is geen bedreiging voor de kritiek. De huidige criticus moet een prediker zijn, niet voor een bepaald boek of een bepaalde auteur, maar voor de literaire ervaring zelf als een gelukzalige vorm van meditatie.

Elif Batuman tenslotte berijdt haar stokpaardjes over Tolstoj en Freud. Ze stelt dat literatuur ons iets leert over de menselijke conditie, maar komt met theoretische voorbeelden op het gebied van marxisme en psychiatrie dicht in de buurt van het scholastische waar Kazin juist tegen waarschuwde. Literatuur is niet iets voor specialisten maar voor ons ieder.

Het is opmerkelijk dat, op Pankaj Mishra na, geen van de critici de steeds nauwere band tussen literaire kritiek en commercie aan de kaak stelt. Het is tegenwoordig heel gewoon om top tienlijstjes te maken en sterren aan boeken toe te kennen. Boeken zijn broodjes die verkocht moeten worden; de bakkers verdringen zich om de lekkerste aan de man te brengen.
Ik kan daarom genieten van kritieken die verder gaan dan eenvoudige besprekingen, die lijnen trekken tussen boeken en daarmee de lucht openscheuren en de horizon verbreden. Ik denk aan de manier waarop Kees Fens over het jeugdwerk van Wolkers schreef. Nadat ik zelf diens eerste boeken had beoordeeld, was ik getroffen door zijn eruditie. Gelukkig zijn er nog steeds Kees Fenzen in deze tijd waarin de oppervlakkige besprekingen terrein winnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten