Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 15 juni 2011

Recensie: HhhH (2010), Laurent Binet

Is dit wel een roman?

Dit relaas over de aanslag op Heydrich in 1942 wordt gepresenteerd als een roman, maar het is zeer de vraag of het wel zo genoemd kan worden. De Fransman besteedt zelf ook veel aandacht aan de kwestie, bijna net zoveel als aan de aanslag zelf, die onder de naam Operatie Anthropoïd gepleegd werd en waarvan de voorbereidingen pas op de helft van het boek beginnen. Hij is veelzeggend dat Binet zelf na honderd bladzijden ook realiseert dat het lang duurt voor het verhaal op gang komt, maar dat brengt hem er niet toe een en ander te schrappen. Ook weidt hij ruimhartig uit over feitelijke vergissingen in plaats van die in een proefversie te herstellen en er verder geen woord aan vuil te maken.

Het gebeurt vaker dat een werkelijke geschiedenis als roman gepresenteerd wordt. Connie Palmen kan erover meepraten. In de eerste paragraaf van zijn boek acht Binet het - in samenspraak met Kundera - een probleem om van Gabcik, een van de twee aanslagplegers, een fictief personage te maken. Hij weet zelfs niet of hij er goed aan doet om hem een monoloog interieur te laten houden. ‘Ik verlaag die man tot de rang van een gewoon personage en zijn daden tot literatuur, het is alchemie en onterend, maar wat kan ik eraan doen? Ik wil dat beeld niet mijn hele leven met me meeslepen zonder althans geprobeerd te hebben het weer te geven.’ Dat klinkt bijna net zo dramatisch als de volgende zin waarin hij hoopt dat de transparante spiegel van de historische werkelijkheid nog doorzichtig zal blijven achter de dikke weerspiegelende laag van idealisering die hij gaat aanbrengen. Binet heeft ongetwijfeld lang over die zin nagedacht maar het onderscheid tussen fictie en biografie of geschiedschrijving blijft daarmee in het luchtledige hangen.

Eerst maar eens over de inhoud. Voordat Binet aan de feitelijke aanslag toekomt, brengt Himmlers hersenen heten Heydrich - dat in het Duits HHhH heet omdat men daar zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft - eerst de oorlogssituatie in kaart, vooral die van Tsjecho-Slowakije, waar hij een speciale band mee heeft en dat niet alleen omdat de meisjes daar het mooist zijn, maar ook omdat hij In 1997 als vijfentwintigjarige naar Slowakije verhuisde om les te gaan geven aan een militaire academie. Onder druk van de omstandigheden hebben de twee landen zich aan het begin van de oorlog van elkaar losgeweekt: Tsjechië werd bezet en Slowakije een satellietstaat van Nazi Duitsland.
Er wordt door Binet wel erg wijdlopig beschouwd. Hij zegt letterlijk dat hij dol is op geschiedenis en de lezer zal dat weten. Elke paragraaf brengt weer een nieuw stukje verleden. Hij schuwt het niet om terug te gaan naar de middeleeuwen. Met weemoed dacht ik tijdens het lezen terug aan 1933 dat weliswaar alleen het aan de macht komen van Hitler beschrijft, maar op zo’n manier dat de lezer niet kan ophouden met lezen. Bij Binet ligt dat anders en dat komt omdat hij, tussen de beschouwingen door die op zich weinig nieuwswaarde hebben, teveel zijn eigen persoon in het verhaal betrekt. Als hij uiteindelijk de aanslag beschrijft moet hij de lezer zo nodig laten weten dat hij zelf ook slecht slaapt. Bij de Holocaust past geen obligaat commentaar, zoals Binet levert op Heydrich, namelijk dat hij tenminste duidelijke taal spreekt als hij zegt dat het treurig is dat hij zijn ideeën over de uitroeiing van de joden nog steeds moet rechtvaardigen, maar eerder afstand zoals filmmaker Lanzmann die in Shoah acht nam.

Af en toe vangen we flarden op van Reinhard Heydrich, de ambitieuze knecht van Himmler, die er alles aan deed om hoger op te komen. Hij was een man met veel functies en bijnamen en werd uiteindelijk Obergruppenfuhrer en Reichsprotector van Bohemen en Moravië, de eerste SS-staat. Ideologisch was hij al voorbereid door zijn vader, een musicus, die socialisten altijd al verraders vond. Het feit dat anderen dachten dat Heydrich Joods bloed had maakte hem nog fanatieker om zich tegen hen te keren. Binet gaat diep in op de Endlösung en de Wannsee-conferentie in 1942, waarin de uitroeiing van de Joden bekrachtigd werd. Jonathan Littell, die ook in het Frans schrijft, doet dat echter veel aangrijpender. Over de Einsatzgruppen die de Joden en masse doodschoten en in kuilen begroeven in de tijd dat er nog geen gaskamers waren, valt bij hem niet zonder walging te lezen. Littell wordt door Binet ook genoemd. Hij leest De welwillenden terwijl hij aan zijn boek werkt en wil het liefst op elke bladzijde commentaar leveren. ‘Ik vind dat het verzinnen van een personage om historische feiten te begrijpen een soort vervalsing van het bewijs is.’
Binet behandelt ook andere boeken zoals van Alan Burgess en noemt ook Rutger Hauer die in Fatherland speelt.

Het verhaal wordt vlak verteld en is niet bijzonder van taal. Een beeld als ‘de muur van de geschiedenis, begroeid met nooit stokkende, altijd hoger en dichter woekerende, ontmoedigende klimop vna de causaliteit’ is teveel van het goede naast het verder monotoon opdreunen van feiten en wetenswaardigheden. Waar hij zelf vindt dat hij zijn boekje te buiten gaat, wordt het juist wel interessant, zoals over eivolle (is dat een woord?) stadions waarin Tsjechen met het mes op de keel tegen Duitsers voetballen. Aan het eind van het boek, als de aanslagplegers zich in een kerk ophouden waar ze ten slotte ontdekt worden, krijgt het verhaal een Papillon-achtige ontknoping. Wat ik miste waren foto’s van Heydrich en de verrader waar Binet verschillende keren over spreekt en die hij op zijn bureau heeft liggen.

Het kan natuurlijk aardig zijn om een kijkje in de keuken te verschaffen en te laten weten hoe een auteur zijn onderwerp aanpakt, zoals Frank Westerman bijvoorbeeld gewoon is te doen, maar in dit geval riekt het naar verheerlijking van de eigen persoon. Misschien heeft dat te maken met het feit dat Binet van een andere generatie is of dat hij een Fransman is die, zoals gezegd en al is dat een generalisatie, nogal eens geneigd zijn zich te verliezen in bombastische en pompeuze uitspraken, waarvan die over de moderne roman die met minimum toe moet kunnen, nog de minste is. Het getuigt daarnaast van zelfoverschatting om te denken dat men door het beschrijven van deze geschiedenis het idee kan wegnemen dat de operatie niet voor niets is geweest.

Deze eersteling van Binet lijkt me meer een egodocument dan een roman en ik heb de indruk dat hij jaloers was op Littell. ‘Uiteraard, het kan niet anders of het verschijnen van het boek van Jonathan Littell en het succes ervan hebben me een beetje van de wijs gebracht.’ Dat beetje zal in werkelijkheid wat wel meer zijn, temeer omdat Binet ook nog tussen neus en lippen meedeelt dat hij het romantiseren van fictie moeilijk vindt en dat hij zich door Flaubert getroost voelt dat hij met zijn boek mag miskleunen. Waarvan akte.

3 opmerkingen: