Sophie heeft een borstvergroting laten doen, terwijl haar vriend dacht dat ze met een vriendin op vakantie in Tunesië was. In werkelijkheid zat ze bij dezelfde vriendin in Alkmaar. De vriend ziet er het nut niet van in, maar Sophie zegt dat ze het voor zichzelf gedaan heeft. Ze heeft ze laten vullen met zout water. Dat zijn al zijn zweet en tranen, die ze in zakjes had bewaard en meegenomen naar de kliniek. De jongen is niet onder de indruk. Als ze moet proesten over haar uitleg mag zij wat hem betreft doodlachen.
Net als dit openingsverhaal volgen in deze bundel, die twintig verhalen van gevarieerde lengte bevat, meer fraaie miniaturen over hedendaagse relaties. Zo beschrijft Van Essen het levensgevoel van een vrouw die bang is dat de woonboot, die haar vriend onlangs heeft opgeknapt, zal zinken en steekt ze hem aan met haar paniekgedachte; Lisette trekt haar vriend op zondagochtend af en de plaats op een karton waarop zijn zaad terechtkomt bepaalt hun bestemming voor die dag; Masha gaat weg bij Gideon maar deze is haar voor. Hij heeft eerder zijn koffer gepakt dan Masha en verlaat het huis, waarna het toch weer goed komt tussen de twee.
Van Essen schrijft niet alleen over liefdesrelaties maar ook over de jongen Daniël die op zijn achttiende verjaardag met zijn gescheiden vader meegaat naar het huis waar ze eerder hebben gewoond, om daar de gebruikelijke jaarlijkse foto van zich laten te nemen. De lezer is getuige van een vermakelijke miscommunicatie tussen het echtpaar dat dat huis bewoont.
Er wordt teruggekeken naar eerdere jaren en herinneringen opgehaald aan vriend Scipio, aan het nummer Hotel Californië van The Eagles en aan hilarische fietstochten tussen een elfjarig neefje en zijn pedante oom in de jaren zestig. Met een passende kinderlijke verteltrant denkt het neefje eraan terug dat oom Evert hem zijn ideeën opdrong. Ik had de neiging om die meteen aan mijn omgeving te gaan voorlezen.
Het langste verhaal gaat over een voormalig scholier die in een afscheidsbrief uitlegt waarom hij zijn vroegere leraar Nederlands Posthuma om het leven heeft gebracht. Hij ging pas geleden nog naar hem toe, omdat hij bang was als dichter ontmaskerd te worden. Het fraaie verhaal wordt - vooral op stijl - becommentarieerd door dezelfde Posthuma. Het is ingenieus bedacht en toont dat scholier en leraar een andere kijk op de gebeurtenissen hebben.
Naast een sterk absurde verhaal over een monument voor griepslachtoffers, zijn er ook verhalen waarin eenzaamheid de boventoon voert, zoals over een jongen die aangesproken wordt over zijn buurvrouw die al drie maanden dood is of over een andere jongeman die na een zelfmoordpoging de overburen in het ziekenhuis op bezoek krijgt. ‘Ze hadden mijn leven gered, dus ze konden niet moeilijk weg blijven,’ zegt hij, ziek van het bezoekuur dat hij beschouwt als een samenvatting van het leven zelf. Dit soort verhalen bevestigt voor mij dat Van Essen sterker is op het lichtere relationele gebied.
Elektriciteit leest razendsnel weg. Van Essen formuleert gemakkelijk. Over hockeysters na een wedstrijd in de stromende regen schrijft hij bijvoorbeeld: ‘De meiden lachen en geven elkaar kletsende high fives, ze hebben witte tanden, sproeten, wangen met kuiltjes. Ze lopen stampend en snuivend langs alsof ze één groot wezen vormen, een dampend, natgeregend, moegestreden beest met armen, benen en sticks, het perst zich door de deur de kleedkamer in en is verdwenen.’
De verhalen zijn toegankelijk en gaan ergens over. Ze zetten de lezer onder stroom, brengen een grotere of kleinere schok teweeg, zoals na de uiteindelijke reactie van de vriend in het openingsverhaal. Het is vitalistisch proza, waarin vooral de toon klopt.
Van Essen wendt zich af en toe tot de lezer, zoals in het ironische verhaal over de jongen na zijn zelfmoordpoging in een ziekenhuis. Hij is niet te beroerd om de lezer een advies mee te geven, zoals blijkt uit de uitleg van de jongen over het beperken van het ziekenhuisbezoek. Naast de heerlijke leeservaring is dat mooi meegenomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten