Lijder aan het Jekyll-en-Hyde complex?
Het is bijna boekenweek en de biografieën stromen binnen. Na Vasalis is deze week Elsschot aan de beurt. Volgens Wim Brands schreef hij het mooist denkbare Nederlands en vond hij zelf dat hij de Nobelprijs voor Literatuur verdiende. Bescheidenheid zal geen eigenschap zijn geweest die Alfons de Ridder, zoals Elsschot in het dagelijks leven heette, heeft gesierd. Brands haalt Den Uyl aan die veel gedichten uit zijn hoofd kende en bij gelegenheid een strofe uit Het huwelijk citeerde, waarvan hij niet de eerste maar de laatste regels het mooiste vond.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Op http://www.gedichten.nl/nedermap/gedichten/gedicht/32123.html staat het hele gedicht.
Biograaf Vic van de Reijt kent de strofe ook uit zijn hoofd. Hij zat op een ouderwets gymnasium waar men, zo lees ik een artikel van Joukje Akveld in Lezen, geen leeslijst had omdat men veronderstelde dat gymnasiasten toch wel lazen - een veronderstelling waar men tegenwoordig niet zo snel van zal uitgaan - maar Van de Reijt had een broertje op de HBS, die Lijmen/Het been moest lezen. Daarin komt het geheimzinnige Wereldtijdschrift voor, een advertentieblad in de gedaante van een serieus tijdschrift. Van de Reijt herkende die wereld omdat zijn vader een zakenman was in dienst van V&D.
Elsschot schreef, vond hij, begrijpelijk Nederlands en het spoor speelde een belangrijke rol in zijn jeugd in Antwerpen. Na de afscheiding van Nederland in 1830 legde België vanuit Mechelen het modernste spoorwegnet aan van Europa. De vader van Alfons begon op aanraden van diens vader - de opa van Alfons dus - een bakkerij aan de Keyserlei met het idee dat als het spoor klaar zou zijn hij veel brood zou verkopen. Van de Reijt kan zich goed voorstellen waarom Alfons veel van school verzuimde met de aanleg van het spoor zo in de buurt. Datzelfde spoor maakte hem vanaf 1921 rijk. Hij huurde spoorhuisjes en maakte, in opdracht van fabrieken die hij daarover benaderde, reclameborden op de zijpanelen, bijvoorbeeld voor chocolade.
De Ridder werkte niet veel maar hanteerde de slogan dat men met één minuut nadenken uren werk kon besparen. Van de Reijt is een vrolijk causeur die schik heeft in zijn onderwerp. Hij begon zijn biografie in 1998 nadat hij in 1993 samen met Lidewijde Paris een brievenboek over de gebiografeerde had uitgebracht. Een kleinzoon van Elsschot vroeg hem naar Antwerpen te komen en vertelde Van de Reijt dat hij en dochter Ida hem de geschikte persoon vonden om de taak als biograaf op zich te nemen. Eerder had Van de Reijt al geprobeerd in het zakenarchief te komen maar zoon Walter, die dat archief in de kelder van zijn huis had opgeslagen, belette hem dat. In die kelder vond hij enkele jaren later onder andere de Almanak voor kroostrijke gezinnen, dat bedoeld was om fabrikanten ervoor te interesseren om grote gezinnen tien procent korting te geven en het Livre d’Or du Centenaire de l’Indépendance Belge. De Ridder haalde met toestemming van koning Albert fabrikanten over om daarin een pagina te schrijven of door hem te laten schrijven. In literaire vorm kwam dat eeuwboek terug in het Wereldtijdschrift.
‘Was De Ridder een ordinaire oplichter?’ vraagt Brands terecht.
‘Nee,’ antwoordt Van de Reijt, ‘hij was een eerlijk zakenman.’
We zien een opname waarin Elsschot het gedicht Spijt leest, dat ook op You tube te vinden is: http://www.youtube.com/watch?v=eFY4UzkbTdQ
Van de Reijt zegt dat De Ridder een sentimentele man was en dat Elsschot een groot deel van zijn oeuvre schreef als boetedoening voor zijn zakendoen. De harde zakenman Boorman en de romantische dichter Laarmans in Lijmen staan voor de twee verschillende kanten van de man. Van de Reijt zegt dat diens moedergedichten zoals Het huwelijk, De bedelaar en Spijt een tekortschieten uitdrukken tegenover zijn sociaalvoelende moeder, die de bakkerij bestierde.
‘Die twee zielen, hoe krijg je die bijeen?’ vraagt Brands.
Van de Reijt antwoordt dat De Ridder na Lijmen (1924) gewoon doorging met zijn zakelijke praktijken. Kaas (1933) schreef hij in tien dagen als boetedoening en hij hoopte dat anderen zich niet zouden verloochenen maar wel op het rechte pad zouden blijven.
‘Ben je niet een eenzame man?’ had Van de Reijt aan De Ridder willen vragen.
Elsschotkenner Matthijs de Ridder (geen familie) vraagt zich in deReactor.org ( 3 maart 2011) af of deze biografie niet tien jaar te laat kwam, want sinds de aankondiging in 1998 is er een vloed aan boeken over Elsschot verschenen. De primeur die Van de Reijt in het vooruitzicht stelde, namelijk het taboe op te heffen tussen de zakenman en de schrijver is hem een raadsel.
Matthijs, die recenseert voor De Standaard, schreef zelf het boek Aan Borms over een collaborateur aan wie De Ridder een gedicht opdroeg en stelt diens politieke stellingname aan de kaak, maar Koen van Hees vindt dat in 8weekly (30 januari 2008) een nogal gezochte interpretatie.
Monica Soeting stelt in Trouw (5 maart 2011) onder de titel Elsschots genadeloze alter ego en de ondertitel Was schrijver Elsschot het betere ik van de zakenman Alfons de Ridder? de tweekoppige draak aan de orde die de gebiografeerde aan de borst koesterde. Zelf spreekt ze over een Jekyll-en-Hyde complex, waarmee De Ridder volgens Van de Reijt behept zou zijn.
Monica Soeting stelt in Trouw (5 maart 2011) onder de titel Elsschots genadeloze alter ego en de ondertitel Was schrijver Elsschot het betere ik van de zakenman Alfons de Ridder? de tweekoppige draak aan de orde die de gebiografeerde aan de borst koesterde. Zelf spreekt ze over een Jekyll-en-Hyde complex, waarmee De Ridder volgens Van de Reijt behept zou zijn.
Jeroen Vullings haalt in Vrij Nederland Menno ter Braak aan die De Ridder zou hebben doorzien. ‘Het sympathieke in Elsschot is, dat hij geen seconde de dupe is van zin eigen zwendelarij; hij is een combinatie van Laarmans en Boorman en als ik me niet vergis au fond een uiterst geschikte kerel.’ Vullings is heel wat enthousiaster over deze biografie dan over die van Vasalis. Zijn inzicht dat De Ridder het, gezien zijn kleine oeuvre, niet van zijn fantasie moest hebben, maar meer van de literaire vervorming van het autobiografisch vertelmateriaal, is aan mij besteed.
Misschien moeten we het houden op wat Monica Soeting onlangs in de balie beweerde (zie de bio-industrie 2), namelijk dat iedereen zo zijn eigen fascinatie heeft. Buiten kijf staat het proza en de poëzie van een bijna on-Nederlandse helderheid die Elsschot voor ons achterliet.
Dat prachtige gedicht, zo worden ze niet meer gemaakt.
BeantwoordenVerwijderenZal jouw artikel uitprintgen en leggen in dat boek van Elsschot dat ik nu toch echt eens ga lezen.
Dank.
bedoel je de bio, ingrid of een novelle zoals Het dwaallicht?
BeantwoordenVerwijderen