In mei verschijnt alweer het achtste deel van het Dagboek van Frida Vogels (1930). Daarmee is de serie op de helft. Als tegenhanger van de lijvige delen is er nu een dun boekje verschenen over tante Lucietta die niet in het Dagboek voorkomt. De term tante moet breed verstaan worden. Lucietta is de schoonzus van oom Roberto, die ook al geen echte oom is, maar zij behoort wel tot de grootfamilie. We volgen haar leven gedurende meer dan tien jaar vanaf 1982 tot haar dood in 1995.
Tante Lucietta woonde in Argentinië. Ze ging er heen met een cafépianist die al na enkele jaren overleed en werkte als verpleegster. Op aandringen van haar drie broers komt ze na haar pensionering begin jaren tachtig naar het familienest in San Severo, Italië. Haar opvang stuit echter op problemen:
‘Maar intussen is tengevolge van de Falklandcrisis de Argentijnse munt ontwaard, tante Lucietta’s pensioen is tot bijna niets geslonken, en toen ze zagen dat het geld ging kosten, hebben alledrie de broers haar eensgezind op straat gezet.’
Als de nood hoog is, is redding nabij. Tante Lucietta kan het gat opvullen in de zorg voor de oude moeder van Ennio, met wie Frida is getrouwd.
Behalve een trefzeker beeld van de tante geeft het boekje ook inzicht in de verhouding tussen Frida en de tante. Frida komt in de vakanties, maar ook vanwege ongevallen en ziekten van Lucietta regelmatig vanuit Bologna naar San Severo en ziet dat Lucietta voortvarend te werk gaat. Frida had meer met tante Clementina, die eerder de verzorging voor de moeder op zich nam en Frida, die het als aangetrouwde familie niet gemakkelijk heeft, vaak gerust stelde. Lucietta daarentegen wantrouwt Frida en Frida kan niet tegen haar op. Lucietta is een harde werker die het huis in bezit neemt en ’s avonds graag met moeder, ook al geen gemakkelijke vrouw, naar populaire programma’s op de televisie kijkt. Ze verlekkert zich aan alle glitter, heeft minachting voor de lagere klassen en vindt de man superieur aan de vrouw. Het idee dat Luciettta’s schouder nog eens in het gips zou moeten, jaagt Frida de stuipen op het lijf.
De moeite waarmee Frida zich staande houdt is uit het leven gegrepen. Een onverhoeds antwoord van de vraag van Lucietta of zij en Ennio later ook in San Severo komen wonen, leidt meteen tot schuldgevoelens. Tijdens familieproblemen verdwijnt Frida niet in een lege kamer, maar blijft in de woonkamer. Ze vindt het haar taak was om haar plaats in te nemen in het koor der klagende vrouwen. Frida heeft compassie. Als Lucietta ernstig ziek wordt, noemt ze haar een lief mens, liever dan zijzelf is.
Net als in de dagboeken geeft het met fotootjes verluchtigde Tante Lucietta een scherp en intiem beeld van een dorpse Italiaanse familie met alles erop en eraan: een sluiperige buurman, roddels, ruzies over een erfenis, gezondheids- en relatieproblemen.
De aantekeningen, die nog fragmentarischer zijn dan in de dagboekdelen, noden tot langzaam lezen, maar dat geeft, net zoals het geval is met het andere werk van Vogels, ook rust. Tante Lucietta maakt lezers die de dagboekdelen niet kennen, daarvoor zeker ontvankelijk.
De volgende zin uit Tante Lucietta vond ik de mooiste, omdat hij in een notedop de positie van Frida in de Zuid-Italiaanse familie van haar man weergeeft: “Twee maanden hier blijven betekent kort gezegd: twee maanden nergens goed voor zijn en niettemin onmisbaar.”
BeantwoordenVerwijderenTussen haakjes: bovenstaande uitspraak van Kierkegaard is al jaren mijn lijfspreuk.
Trees Dunk
De uitspraak van Kierkegaard over het leven dat vooruit geleefd en achteruit begrepen moet worden was, ook al is die zeer juist, maar een tijdelijke aanhef.
BeantwoordenVerwijderen