Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 19 mei 2016

Arnon Grunberg over Moedervlekken, VPRO-Boeken, 8 mei 2015


Indringende vragen over de betekenis van grensoverschrijdend gedrag

Jeroen van Kan praat met Arnon Grunberg over zijn laatste boek Moedervlekken, dat een psychiater in een crisiscentrum tot hoofdpersoon heeft, die niet wil dat anderen doodgaan, maar zelf niet weet te leven. Hij wordt verliefd op de Nepalese hulp van zijn behoeftige moeder en na haar vertrek zet hij een wanhopige patiënte in als hulp. Het is een soort alternatieve therapie. Hij ontkent zichzelf. Zijn levenshouding leidt tot moreel masochisme. Het gesprek is diepgaand, vooral omdat Grunberg volledig ingaat op de vragen van Van Kan en daarmee zijn kwetsbare kant toont. Het maakt televisie tot waarvoor het bedoeld is: een echte uiting van gedachten.

Van Kan begint over de psychiater Otto Kadoke die geobsedeerd wordt door grensoverschrijdend gedrag en daar zelf ook aan meedoet, namelijk door patiënte Michette als hulp voor zijn moeder in te zetten.
Grunberg, die zelf ervaring heeft opgedaan in een crisiscentrum, zegt dat grensoverschrijdend gedrag daar vaak voorkomt. De wens van Michette om een eind aan het leven te maken is daar al een voorbeeld van. Ze drinkt schoonmaakmiddelen om haar verlangen te verwezenlijken en wordt daarop door Kadoke in huis gehaald. Kadoke is ook in een crisis beland na zijn verliefdheid op de illegale Nepalese hulp. Zelf had Grunberg een vreemde verhouding met zijn personages. Hij had begrip voor Kadoke en wilde hem behoeden voor meer leed. In de eerdere opzet zou Kadoke een kind krijgen met Michette, maar dat heeft hij eruit geschreven.

Van Kan begint over een beoordelingsfout die Kadoke eerder heeft gemaakt door een man te ontslaan die later evenwel toch zelfmoord pleegde.
Grunberg zegt dat Kadoke hierdoor verzwakt is. Hij vroeg zich zelfs af of Kadoke zelf wel leefde. Als buitenstaander zou hij antwoordde dat de man te weinig leeft, zichzelf vergeet in zijn hulp aan anderen. Grunberg hoorde tijdens zijn stage in het crisiscentrum van een psychiater, dat hulp bieden vaak een narcistische achtergrond heeft. Hulp verzwakt de hulpvrager en geeft macht aan de hulpverlener. In de roman is de scheiding tussen hulpverlener en patiënt problematisch. Het gaat vooral om overleven en dat is niet altijd deugdzaam. Ziekte maakt deel uit van de identiteit en het is niet altijd verstandig om die af te willen nemen, want ziekte levert ook winst op. Grunberg verwijst verder naar de Poolse pedagoog Janus Korzac die samen met zijn pupillen de gaskamer in ging, een radicaal gevolg van een consequente houding en, in het licht van onze overleving, ook een vorm van grensoverschrijdend gedrag. Ook Kadoke neigt naar zo’n keuze door een glas schoonmaakmiddel van Michette te accepteren, al gaat hij niet in op haar seksuele avances. Michette wil graag dat hij met haar meelijdt, vanuit het idee dat gedeelde smart halve smart is.

Van Kan brengt dit laatste in verband met de verhouding tussen Kadoke en zijn moeder.
De moeder heeft kritiek op zijn handelswijze. Hijzelf ziet het als een teken van liefde.
Volgens Grunberg gaat het ook om liefde. Zijn eigen moeder vond, nadat ze diens verraad aan haar in Blauwe maandagen geaccepteerd had, ook dat er liefde heerste tussen haar en haar zoon. Het literaire succes maakte het verraad enigszins goed.

Van Kan zegt dat Grunberg een comfortabele positie kiest door zijn eigen verhouding in een roman uit te laten spelen.
Zelf zou Grunberg ook wel eens wat anders willen doen dan schrijven, al heeft hij volgens zijn uitgever zijn leven in dienst gesteld van de literatuur. De persoon van Kadoke heeft hem geraakt. Na de dood van zijn eigen moeder in februari vorig jaar voelde hij zich vrijer, minder bang. Hij vraagt zich af of Kadoke in staat is tot intimiteit. Wellicht wil hij, als hij toch niet stopt met schrijven, hem nog vaker opvoeren. 








woensdag 18 mei 2016

Offline als luxe, Tegenlicht, 8 mei 2016


Toenemende dekking van internet vooral in het belang van multinationals

De toenemende toegang tot internet heeft een keerzijde. Tegenlicht spreekt van een levenslange verbinding met een draadloos infuus. Tegenwoordig zijn er zogenaamde white spots, waar men niet door internet kan worden opgemerkt. Onder regie van Bregtje van der Haak worden vooral de bedenkelijke kanten van het gebruik van internet belicht.

De Amerikaanse psychologe Sherry Turtle was vroeger een voorstander van internet, maar schrikt nu van de zendmasten die om haar heen staan opgesteld. In haar collegezaal staat ze geen internet toe omdat ze het gesprek op gang wil houden en met allerlei digitale apparatuur in de buurt wordt men afgeleid. Ontpluggen hoeft van haar niet, maar we dienen de connectie met internet wel verstandig te gebruiken. Ook als we ons vervelen werken de hersenen. Het is belangrijk voor ons mentale evenwicht om af en toe rust te nemen.

In een reclamespot verzucht een jonge Braziliaanse man dat men zelfs niet meer naar een mooie vrouw kijkt en alleen maar naar het eigen schermpje staart. Daarom heeft men een fles uitgevonden die, op een cafétafeltje gezet, de toegang tot internet onmogelijk maakt.

Een hotel in Zuid Duitsland biedt de hotelgasten een internet vrij verblijf aan. Hoewel men internet niet verbiedt, doet men wel de suggestie om eens aan tafel alleen met elkaar te praten.

De Armeense schrijver Aram Pachyam, die ook wel de nieuwe Kafka wordt genoemd, heeft het internet afgezworen. Hij kan in een analoge wereld beter schrijven. De toegevoegde waarde van Facebook en Twitter was hem te klein. Hij kiest voor een andere manier van leven. Ideeën zijn volgens hem de uitkomst van een lang denkproces en dat gaat het beste in de eenzaamheid van de natuur. Zijn vrienden weten hem ook zonder internet te vinden in Jerevan.

In Sri Lanka voert Google een proefproject uit door met ballonnen te zorgen voor vrij internet. De actie wordt gesteund door de regering.

De Wit Russische schrijver en onderzoeker Evgeny Morozov, die eerder in Tegenlicht zijn visie gaf op internet, zegt dat onbeperkte toegang bedrijven in de kaart speelt en dat ze veel geld verdienen met de gegevens die ze van de gebruikers krijgen. Hij gebruikt hiervoor het begrip surveillance capitalism en ziet het als een nieuwe manier van ontwikkelingshulp, waarbij de infrastructuur wordt overgenomen en de privacy verloren gaat. Google en Facebook zijn de nieuwe koloniale machten. Investeerders zijn op zoek naar nieuwe markten, zoals in Sri Lanka, om een grotere afzetmarkt te creëren.

Bestuursdeskundige Paul Frissen is ook kritisch over volledige dekking. Die wordt verkocht als vooruitgang, maar vraagt wel het inleveren van persoonlijke vrijheid. De stelling dat het niet erg is die kwijt te raken als men niets te verbergen heeft, wordt door hem betwist. Men zou het recht moeten hebben om op digitaal gebied onzichtbaar te zijn. Wellicht kan de technologie daar zelf voor zorgen.

In Dordrecht staat een bedrijf, Holland Shielding geheten, dat bescherming biedt tegen electronische straling. De steeds hogere straling maakt meer bescherming nodig. Het bedrijf floreert omdat ook het bespieden toeneemt.

De IJslandse hacker en parlementslid Britta Jonsdottir ondervond de spionage zelf als lid van Wikileaks. Sinds de jaren negentig is internet steeds meer geïndustrialiseerd. Spionage en manipulatie hebben de vrijheid de das omgedraaid. Ze plakt daarom een sticker op de camera van haar computer en weet dat men in de cloud haar persoonlijke gegevens kan inzien. Volgens haar blijft de regelgeving achter bij de snelle technologische ontwikkelingen.

De sekte-achtige Amish gaan mondjesmaat digitaal. Ze kiezen voor een langzame manier van leven en vrezen overspoeld te worden door de wereld waarin de eigenaren van de digitale middelen het voor het zeggen hebben en zij zullen moeten wijken voor een nieuwe digitale wereldorde.

Mark Zuckerberg, de man achter Facebook, ziet alleen voordelen van een wereldwijde internetdekking. De gemeenschap die hij voor zich ziet levert hem vooral winst op, maar dat zegt hij niet.

Het was jammer dat nergens de suggestie werd gedaan om het internet in publieke handen te brengen. Dat zou een mooie oplossing zijn tegen grote graaiers die alleen geld willen verdienen.

Hier meer informatie op de site van Tegenlicht. Daarop kunt u ook een gratis app downloaden waarop u kunt zien waar de white spots zich bevinden.

Thomas Verbogt over Waaitaal, VPRO – Boeken, 15 mei 2016


Veelschrijver komt dichter bij zichzelf

In deze uitzending praat Jeroen van Kan niet alleen met Thomas Verbogt over Waaitaal, woorden uit de waan van de dag, dat nog moet uitkomen maar eveneens over zijn laatst verschenen roman Als de winter voorbij is, die voor de Librisprijs genomineerd werd. Verbogt kiest ervoor om met de roman te beginnen.

Van Kan brengt de grote romanproductie van Verbogt ter sprake en zegt daarover dat hij een schrijver is die steeds hetzelfde verhaal schrijft.
Verbogt beaamt dit en voegt eraan toe dat het wel steeds dichter bij hemzelf komt. Als de winter voorbij is kwam tot leven, terwijl hij werkte aan een autobiografisch boek over zijn vriendschap met Frans Kusters. Hij voelde zich zo thuis in het genre dat hij tot deze roman kwam, waarin de ingrediënten van het verhaal belangrijker zijn dan het verhaal zelf. Het gaat om de elementen waaruit het verhaal is opgebouwd, de aanleidingen van de gebeurtenissen. Volgens Verbogt was het een kwestie van durven om zich die vrijheid te veroorloven en het meer over zichzelf te hebben. Het resultaat was meer integer en urgenter dan eerder. In kritieken las hij dat het ging over de meest autobiografische roman van hem. Hoe vroeg zich af hoe men zoiets weet. Van Kan oppert dat recensenten meer weten over hem dan hij zelf denkt.

Van Kan vraagt wat de vrijheid van deze andere manier van schrijven heeft opgeleverd.
Verbogt antwoordt dat hij meer durft toe te komen aan momenten die van belang zijn. Hij vertelt geen verhaal van a tot z, maar staat stil bij de ingrediënten, zoals hij al eerder opmerkte. Het boek begint met een verhuizing. Daarbij stelde hij zich de vraag wat hij zou meenemen en wat achterlaten. Waarom kiest hij voor het ene en niet voor het andere boek? Hij verbindt daaraan de stelling dat schrijven antwoord geven is op de aloude vraag hoe te leven. Hoewel een antwoord niet bestaat, komt hij wel in de buurt.

Van Kan maakt een bruggetje naar het boek Waaitaal, dat ook over zijn verhuizing gaat, maar dit keer over de cd’s die hij kiest om mee te nemen. Dat doet bijna denken aan een zelfportret, naar een zoeken naar een identiteit.
Verbogt antwoordt dat de vraag naar hoe te leven een vraag is naar de identiteit. Wie ben ik? Wat weet ik van mezelf? Wie in mij nam eerder een verkeerde beslissing? Het duurt soms lang om achter antwoorden op die vragen te komen. Verbogt wil niet teveel psychologiseren. Liever houdt hij het in zijn romans licht. Dat past hem het beste. Hij denkt van tevoren niet teveel na, maar ontwikkelt zijn gedachten al schrijvende.

Van Kan komt andermaal terug op Waaitaal, dat over de taal in de waan van de dag handelt, zoals uit woorden als doucheplassen, ontspullen, Dolomieterse hapjes of begrazingsactiviteiten blijkt.
De afgelopen week hoorde Verbogt daar weer een nieuw voorbeeld van: geluksprofessor. Hij zou dat zelf willen zijn. Een bordje op de deur met consult na afspraak. Hij herinnert zich ook een chirurg in verband met een sportblessure, die hem vertelde over hij voor een operatie aan de lies ook in aanmerking wilde komen voor reanimatie. In dat verband was ook een bezoek aan de slaapdokter toepasselijk.

Van Kan denkt dat dit soort taal infantiliseert.
Verbogt zegt dat het vooral om de angst gaat dat men niet weet wat er bedoeld wordt. In het Jeugdjournaal wordt Rutte de belaas van Nederland genoemd en andere programma’s nemen dat over. De meest getalenteerde waaiwoorden worden niet door ambtenaren of reclamemakers gemaakt, maar komen van anderen, aangewaaid als het ware, zoals het woord voorjaarshaar (waar ik overigens nog nooit van gehoord heb, rs).

Van Kan zegt dat de ontvankelijkheid van Verbogt voor taal ook betekent dat hij gevoelig is voor het misbruik ervan.
Verbogt noemt als voorbeeld het veelvuldig gebruik van het woord integer of politici die zeggen dat ze voor de inhoud gaan. Hij zou zelf niet weten waar het anders over zou moeten gaan.

Van Kan noemt het woord vleesverganger, dat de fantasie van Verbogt prikkelt.
Verbogt hoort er een beroep in, zoals in de voorpublicatie van Onze Taal te lezen is. Zelf moest hij eens voorlezen tijdens een ontbijt, waardoor hij door de portier als ontbijtlezer betiteld werd. Een woord dat tintelde in het hoofd van Verbogt.    

Hier een voorpublicatie uit Waaitaal op de site van Onze Taal.

dinsdag 17 mei 2016

Filmrecensie: Vochtige streken (2013), David Wnendt


Smakeloze koketterie van een dwarse puber

De film Vochtige streken is gebaseerd op de gelijknamige roman van Charlotte Roche, die in het Duits Feuchtgebiete heet. Lichaamsvocht speelt dan ook in velerlei vorm een rol in het verhaal. Om te beginnen is de achttienjarige hoofdpersoon Helen Memel sterk gepreoccupeerd door haar eigen vaginale vocht, maar daarnaast vormen ook menstrueel bloed, sperma, ontlasting en kots ingrediënten van het verhaal. Dat is niet bepaald verheffend. Het is dan ook meer de dwarsheid van een oudere puber die met schaamteloosheid een plaats in de wereld probeert te veroveren. De vriendschap met buurmeisje Corinna die op verkeerde mannen valt, brengt Helen verder van huis.

Achtergrond voor haar exhibitionisme is de slechte relatie met de moeder. In het begin van de film zien we hoe die haar achtjarige dochter gewoon van een muurtje laat vallen, zogenaamd omdat ze daarvan leert dat ze niemand echt kan vertrouwen. Het gevolg is dat Helen in de contramine gaat. Terwijl haar moeder prat gaat op een goede lichaamshygiëne, is dat voor Helen reden om juist de vunzigheid op te zoeken. Een veelzeggend detail wordt getoond in een gymzaal waar Helen ervan geniet om het zachte leer van de gymbok te likken.

De nogal onpedagogische houding van de moeder heeft niet alleen doorgewerkt in het gedrag van Helen, die zichzelf heeft laten steriliseren om te voorkomen dat ze de neurotische erfenis opnieuw doorgeeft. Ook de verhouding met haar man verslechterde na de geboorte van het broertje van Helen. Er ontstonden steeds meer ruzies die tenslotte op een scheiding uitliepen, waarna de moeder zich tot het katholicisme bekeerde. Helen heeft de sterke wens dat het weer goed komt tussen de twee, maar dat blijft fantasie, zoals we zien. De verzoening blijkt een zeepbel te zijn geweest. De vijandige houding van Helen tegenover de moeder komt duidelijk naar voren in de dwingende wens dat haar moeder een kruisbeeld van de muur haalt.

Die scène speelt zich af in het ziekenhuis waar waarin Helen terecht komt omdat ze zichzelf anaal verwond heeft tijdens het scheren. Ze drijft daar een wig tussen de verplegers Valery en Robin die een aarzelende verhouding met elkaar hebben. Terwijl Valery de onverschrokken patiënte het liefst zo snel mogelijk ziet vertrekken, wordt Robin wel aangetrokken door de schaamteloze manier waarop Helen zich gedraagt.

Het verhaal wordt niet chronologisch verteld maar schiet heen en weer in de tijd. Veel ontwikkeling zit er niet in, zodat het, ondanks de vele obsceniteiten, op den duur saai wordt. Een nieuwe wond die Helen zichzelf aanbrengt omdat ze het ziekenhuis niet wil verlaten, levert slechts een herhaling van zetten op. Eigenlijk hebben we te maken met een ontstellende leegte van een puber die heel provocerend wordt opgevuld door te koketteren met allerlei lichaamsvochten. Fraai waren de beelden waarop ze, begeleid door stevige rockmuziek, in een loszittend ziekenhuishemd op haar skateboard door de ziekenhuisgangen rijdt, maar die worden weer teniet gedaan door een verhaal tegen Robin over een bestelde pizza die naar sperma smaakt.

Veel meer wil ik hier eigenlijk niet over zeggen. Smakeloos is het enige kwalificatie die overblijft.

Hier de Nederlandse trailer.

Yannick Dangre over De idioot en de tederheid, VPRO Boeken, 15 mei 2016


Eén corrigerende tik is genoeg om het gezinsleven te bepalen

In de roman De idioot en de tederheid schetst de jonge dichter en schrijver Yannick Dangre (1988) het verhaal van de jonge schrijver Tristan, die ertoe gebracht wordt het levensverhaal van zijn oom op te tekenen. Hoewel hij de oom kent, weet hij niet wat er in zijn eerdere leven gepasseerd is. De jonge schrijver is een neef van de oom die Arthur heet.

Jeroen van Kan gaat om te beginnen in op het motief van Tristan, om zich bezig te houden met het verhaal van de oom. Hij wil immers niet autobiografisch schrijven.
Dangre legt uit dat hij dan ook met tegenzin naar Zuid Frankrijk gaat waar zijn oom woont, maar dat hij gefascineerd raakt door hetgeen zijn oom vertelt en dat hij er van overtuigd raakt dat hij zijn levensverhaal moet optekenen. Tegelijk zegt hij, zoals zijn eigen opvattingen over schrijven inhouden, weinig over zichzelf. Dit wil niet zeggen dat de lezer niets over zijn aanzet tot het schrijverschap te weten komt.

Van Kan brengt de fietsenwinkel ter sprake die de broers Frank en Arthur beginnen, nadat ze de groentezaak van hun vader hebben opgedoekt. De zaak loopt steeds beter. De roman begint ermee dat Frank minder geld naar de bank brengt dan hij zegt dat hij doet, hetgeen tot een breuk leidt. Aan het eind van het boek wordt duidelijk wat het gevolg hiervan is.
Dangre zegt dat er in het begin iets breekt bij Arthur. De roman gaat erover hoe die breuk ontstaan is. Het onderzoekt de verandering in de verhouding tussen de twee broers, die een naargeestige vader hebben die niet eens hoeft te slaan om zijn macht kenbaar te maken. Een corrigerende tik is genoeg om het gezinsleven te bepalen.
Hij regeert door angst in te boezemen. Het gezin is van hem afhankelijk. Dat geldt ook voor zijn vrouw die blij was dat hij haar uit Limburg weghaalde maar na een pak slaag tijdens de huwelijksnacht weet waar ze aan toe is. Volgens Dangre is zo’n gezinsconstellatie typerend voor de jaren zestig waarin de man het hoofd van het gezin was en men zich nog niet zo gemakkelijk kon losmaken van een verstikkende, verlammende gezinsconstellatie. De vader chanteert de broer en aanvankelijk weten ze zich daar geen raad mee.

Van Kan vraagt om de broers een gezicht te geven.
Dangre vertelt dat Frank op zijn vader lijkt en heel ondernemend is. Arthur daarentegen is aarzelend en introvert. Een dromer die graag in de boeken duikt. Hij is ook een nakomertje.

Volgens Van Kan hebben de broers een verschillende strategie om aan de vader te ontkomen.
Dangre beaamt dit. Frank vecht en Arthur vlucht. De roman geeft een beeld van de gezinsverhoudingen in de jaren zestig, toen de man nog veel macht had in het gezin. Hij toont dat men in die tijd leed verdroeg terwijl men later uit de verstikkende sfeer kon stappen.

Van Kan vraagt tenslotte naar het karakter van het neefje.
Tristan is zeer geïnteresseerd in literatuur, zegt Dangre en heeft anders dan zijn oom ook literair talent, hetgeen moeilijk te verdragen is voor Arthur.

 Hier de recensie van Reinjan Mulder op de site van Tzum.

maandag 16 mei 2016

Recensie: Oorlog en terpentijn (2013), Stefan Hertmans


Sterk portret van een grootvader die geteisterd werd door maatschappelijk en persoonlijk leed

Boeken over de oorlog zijn er genoeg. Ook over de Eerste Wereldoorlog. Om zichzelf te onderscheiden is een verrassend gezichtspunt van belang. De ervaren schrijver Stefan Hertmans doet dit door het perspectief te kiezen van zijn grootvader Urbain Martien (1891-1981) uit Oostende. Hertmans zegt dat de bijna inwisselbare jaartallen niet voor veel opwinding zorgen, maar de tijdsperiode waarin Urbain leefde des te meer: hij noemt de twintigste eeuw de de meest hardvochtige eeuw uit de hele mensengeschiedenis. Hij klemt in de drie delen die Oorlog en terpentijn omvat, de dagboekaantekeningen van zijn grootvader in tussen zijn eigen verhouding met zijn opa en een beschrijving van diens leven. Door zijn persoonlijke aanpak krijgen de oorlogservaringen van korporaal Urbain een nog grimmiger karakter dan bij een doorsnee verhaal uit de Eerste Wereldoorlog. De ellende die men in de loopgraven onderging, komen nog sterker binnen bij de lezer in de context van een leven dat schreeuwde om een artistieke invulling maar wreed doorkruist werd door de dienstplicht.

Hertmans hanteert een fraaie afwisseling tussen verleden en heden bij het naar boven halen van herinneringen aan zijn grootvader. Met veel gemak schakelt hij over naar een bezoek met zijn zoon naar Londen of naar de kritiek die de niet nader genoemde Peter Handke kreeg over zijn standpunt inzake de oorlog in Joegoslavië in de jaren negentig. Een tragische verbinding tussen de generaties vormt het horloge van zijn overgrootvader Franciscus, dat overgedragen werd aan Urbain en dat Hertmans kapot liet vallen na de overdracht door zijn grootvader. Het incident kenschetst het verhaal van oude mensen en de dingen die voorbijgaan. Hij vraagt zich zelfs af wat hem nog met zijn grootvader verbindt: 'Is het de afwezigheid van de strijd der generaties, die we met onze ouders wel voeren? In de kloof die gaapt tussen ons en hen, zit het gevecht om onze ingebeelde eigenheid, en de afstand in de tijd maakt dat we de illusie koesteren dat daar een grotere waarheid schuilt dan in wat we van onze eigen ouders weten. Het is een grote, krachtige naïviteit die ons aanzet te willen weten.'

Dertig jaar lang had Hertmans de twee dagboekschriften van Urbain naast zich laten liggen. Niet eerder had hij de ruimte om het verleden omhoog te halen, maar de aankomende honderdste herdenking van het rampjaar 1914 zet hem aan om zich te verdiepen in het familieleven. Uitgebreid gaat hij in op het katholieke gezin waarin Urbain geboren werd. Hij was de oudste zoon van kerkschilder Franciscus en zijn vrouw Céline. Mooi zijn de beschrijvingen van de jeugd van Urbain. Aangrijpend is zijn ervaring in een ijzergieterij, waar hij ziet dat de bezopen zoon van zijn baas met zijn gezicht in het vuur valt en levend verbrandt, levensecht is een misselijkmakende beschrijving dat gelatine maakt van dode dieren, ontroerend is zijn beschrijving van zijn vader als die in een kerk aan het werk was. Nog ontroerender is zijn bezoek aan Liverpool als oorlogsgewonde. Urbain herinnert zich dat zijn vader daar ooit de opdracht kreeg om fresco's in een kerk te renoveren en probeert de kerk te lokaliseren. Dat lukt bij toeval aan het eind van zijn herstelperiode. Hij is zo uit het veld geslagen dat zijn vader niet alleen zijn eigen gezicht maar ook dat zijn zoon had weergegeven, dat hij vergeet de plaats van de kerk te onthouden. Des te meer impact maakte de gebeurtenis op Urbain. 'Nooit heb ik de indruk kunnen vergeten die de aanblik van die verre, verloren wandschildering op me heeft gemaakt. Ze heeft me misschien zelfs bestemd tot de mens die ik geworden ben, twijfelend tussen het volle, moeilijke leven en de stille, mij troostende schilderkunst.'

Aangrijpend ook is de ervaring, die Urbain met de liefde had. De bleue jongen die vlak voor zijn dienstplicht totaal van de kaart raakt als hij een knappe blote jonge vrouw bij een meertje ziet, kan zijn geluk niet op als hij na de oorlog zijn knappe 25-jarige buurmeisje Maria Emelia aan zich bindt. Dat ze erg op zijn moeder lijkt, vergroot zijn geluk nog meer. Helaas was de liefde van korte duur. Maria Emelia sterft nog voor het tot een huwelijk kan komen aan de Spaanse griep. Later schildert Urbain een naaktportret van haar aan de hand van een bestaand naaktschilderij, dat Hertmans in zijn jeugd een keer gezien heeft. In Londen kijkt hij samen met zijn zoon naar Venus voor de spiegel van Velazquez dat hem een klap geeft omdat het zien van het origineel zo onvoorbereid is. Aan het eind van het boek ziet Hertmans bij het opruimen van de spullen van zijn opa opnieuw het naaktportret dat Urbain maakte. Dat zijn weergave van Venus in de spiegel het gezicht heeft van zijn jong overleden vrouw maakt de gebroken liefde alleen nog dramatischer. Niet alleen de verhouding met Maria Emelia tekende het leven van Urbain. Hertmans legt uit dat diens leven door een vierhoek van vrouwen gevormd werd: zijn moeder, zijn geliefde, haar conventionele zus met wie hij later trouwde en met wie hij een dochter kreeg die hij ook de naam Maria Emelia gaf. Hertmans typeert Urbain als een gehuwde weduwnaar.

De stijl is verzorgd, de toon vriendelijk en de beschrijvingen wijzen op een groot vakmanschap. Vooral de kleurendetails hebben een zeggingskracht, een schilder eigen, zoals een opmerking van Hertmans toont tijdens het bezoek met zijn zoon in Londen: 'De zon breekt door op Trafalgar Square en doet de fonteinen parelen in een prisma dat uitwaaiert in tinten waarin meekrap, loodwit en een schijn van kobalt opdoemen en weer vergaan. Ik weet het niet zeker, ik zou het mijn grootvader moeten kunnen vragen.' Helaas werd Urbain later ook nog eens kleurenblind. Hoeveel ellende kan een mens in zijn leven meemaken! En dan heb ik nog niet eens de beestachtige verschrikkingen van de loopgraven en het brute gedrag van de meerderen genoemd! Het zelfportret van Urbain op latere leeftijd laat dan ook geen gelukkig man zien. Het portret van zijn kleinzoon over de man die diep geraakt werd door de oorlog en de nodige rust vond in de terpentijn, is echter alle ontvangen prijzen meer dan waard.

Hier mijn verslag dat Wim Brands met Stefan Hertmans over Oorlog en terpentijn had.

    

Harlan County, USA (1976), documentaire van Barbara Kopple


Standvastige mijnwerkers een voorbeeld voor collectief en vreedzaam verzet

Harlan County, USA vertelt het verhaal van de lange mijnstaking in Oost Kentucky in de jaren zeventig. De beelden doen denken aan Woodstock. De mensen waren recht voor de raap. Het is vooral bijzonder dat de vakbond in die tijd nog zo veel te zeggen had. In de jaren negentig is die net als in Groot Brittannië weggevaagd, maar dat wil niet zeggen dat de tijden van collectief vreedzaam verzet terugkomen. Wat dit betreft is Harlan County, USA lesstof voor komende generaties.

In het begin van de documentaire zien we mijnwerkers liggend op een lopende band de mijn ingaan. Later komt daar de erts op naar buiten. De mijnwerkers kruipen op hun knieën door de gangen, stutten een plek, eten een broodje in het halfduister. Het is begrijpelijk dat men betere werkomstandigheden wil afdwingen, al voor de behuizing van de gezinnen die het zonder stromend water moeten doen.

De president van de vakbond UMW staat achter de staking. Men wil werkgever Duke Power een nieuwe cao laten tekenen, al staan niet alle mijnwerkers daar achter. Het zijn deze werkwilligen die maandenlange ellende veroorzaken. Het is nodig om te posten om te zorgen dat onderkruipers de staking niet breken en daarvoor zijn vaak meer mensen nodig dan aanwezig zijn. Vreselijk zijn de beelden van de auto’s die met goedkeuring van met stokken bewapende politiemannen door de bezetting heen breken, fraai de solidariteit van de vrouwen die geld ophalen voor hun mannen.  

In de negende maand praat een staker voor het gerechtsgebouw in Greensboro N.C., waar een rechtszaak wordt gehouden, met een politieagent over hun verschillen in beloning en de zwaarte van hun werk. De politieman is onder de indruk van het werk dat de mijnwerkers verrichten om ervoor te zorgen dat de straatverlichting daar kan branden. Tijdens een vergadering van de mijnwerkers toont een betrokken arts de zwarte long van een overleden mijnwerker en verpulvert die voor de ogen van de aanwezigen.

Men is Tony Boyl, de voorzitter van de mijnvakbond zat, omdat hij heult met de kolenexploitanten die veel geld in hun zakken steken. Na de dood van de kritische vakbondsman Yablonski in 1972 wordt Boyl niet meer herkozen en opgevolgd door Miller die bij zijn aantreden zegt dat de bond er is van, voor en door de mijnwerkers zelf. Boyl wordt later aangeklaagd voor zijn betrokkenheid bij de moord op Yablonski.

In de tiende maand nemen de spanningen toe omdat de ordedienst van het bedrijf wapens gaat gebruiken. Basil Collins is een van de bad guys die het vuurtje opstookt. Onder de mijnwerkers ontstaat onenigheid over het posten, dat een gevaarlijke aangelegenheid wordt, als er al geen buitenechtelijke verhoudingen worden aangeknoopt. De vastberaden Suzie zegt dat men de persoonlijke gevoelens opzij moet zetten. Lois draagt een pistool in haar beha.

Een fraaie scène speelt zich af als de stakers de openbare weg blokkeren met een auto. De sheriff wil dat ze die weghalen, maar de stakers wijzen op een arrestatiebevel van Collins. De sheriff wordt van het kastje naar de muur gestuurd tot uiteindelijk Collins en de zijnen verdwijnen.  

Een schietpartij kost het leven aan Lawrence Jones die een vrouw van zestien jaar en een baby achterlaat. Wellicht hielp zijn dood ermee dat de cao onderhandelingen tenslotte slagen. Drie maanden later is er weer onenigheid omdat de mijnwerkers inspraak hebben in algemene cao afspraken. Miller wordt verweten dat hij wordt ingepakt door het kapitaal. Hoewel er opnieuw een akkoord komt, is niet iedereen tevreden. De strijd gaat door.

Harlan County, USA is vooral ook mooi door de strijdliederen die erin gezongen worden. Vooral Which side are you on van mijnwerkersvrouw Florence Reese die uit volle borst van achter de microfoon de zaal toezingt is onvergetelijk. Misschien was dat wel de connectie met Woodstock die ik in mijn hoofd legde.

Barbara Kopple vertelt in Regisseur aan de keukentafel tegen Pieter van der Wielen over haar ervaring tijdens het maken van deze eerste documentairefilm. Ze leerde dat opkomen voor de eigen rechten een strijd is van leven en dood. Ze woonde bij de mijnwerkers die haar eerst als een hippie zagen maar haar al gauw vertrouwden. Ook Kopple vreesde de dood. Ze werd beschoten toen ze in de picketline stond, maar de kogel ketste tegen haar apparatuur. Tijdens de opnames had ze geen vast plan. Ze zegt dat een film zonder agenda levendiger is. Zij is in Nederland vanwege haar nieuwe film Running for crazy (2013) over het gezin van Ernest Hemingway, ook een boeiend onderwerp lijkt me. 

Hier de trailer van Harlan County, USA.