Het zijn de oude boeken die het doen. Dat geldt zeker voor dit debuut dat in 1931 is geschreven door de vrouw van de bekende dichter. De moraal en de weg die het leven gaat gaan vaak niet gelijk op. Toen niet en nu niet. Dat maakt A. H. Nijhoff in een aangrijpend verhaal over een driehoeksverhouding duidelijk.
Het relaas begint met een achtentwintig jarige huisarts die ons in dagboekfragmenten inlicht over de breuk met zijn verloofde, zangeres Emily, en zijn vertrek naar Engeland om daar los te komen van haar. Hij neemt zijn intrek in een hotelletje in Cornwall en ontmoet daar het ziekelijke dertienjarige meisje Juan die daar met haar Engelse nurse is. De twee gaan net als hij vaak naar het strand, waar Juan tekent. De dokter legt contact met de nurse om haar goed te stemmen en dichter bij Juan te komen, die ook Nederlands spreekt. Inmiddels is er een ook een een Hollandse kolonel gearriveerd in gezelschap van zijn dochters Francis en Rosy, die 17 en 18 jaar oud zijn en op een Engelse kostschool zitten en de jongere zus Ann. De moeder van hen, een zenuwpatiënte, is thuisgebleven. De dokter sluit vriendschap met Ann die hem Bill noemt. Hij meent dat het de introverte Juan goed zal doen om met de onbesuisde Ann om te gaan en geniet zelf heel erg van hen. ‘Er is in kinderen een perfectie, die de mens verloren heeft, maar dit besef vervult mij met een heimwee, dat op zichzelf weer geluk is.’
Tenslotte draaft Cyril op, de moeilijke, driftige zoon van de landlady, die pianist is, zich drogeert en onderhouden wordt door zijn oudere Franse vriend Jerome. Deze mecenas meent dat de moderne kunst een nieuw soort mens zal voortbrengen maar zijn jonge vriend is daar niet bevattelijk voor. Cyril begint zelfs een verhouding met Francis.
In de eenentwintig hoofdstukken van het tweede deel lezen we, vanuit het perspectief van de inmiddels twintig jaar oudere dokter die een praktijk begonnen is in Mook, hoe het verder gaat met de verhouding tussen hem en de twee meisjes. De laatsten zijn nauw bevriend met elkaar en zitten beiden op een gymnasium in Den Haag. De dokter gaat wel daar wel eens naar toe omdat zijn vader daar woont, die wil dat hij bemiddelt in het huwelijk van zijn broer Eduard met een volkse meid. De dokter gaat dan meteen langs bij de kolonel en zijn drie dochters die bij hun opa wonen.
De praktijk in Mook ligt in de buurt van het landhuis waar de ziekelijke Juan af en toe verblijft, al ze tenminste niet in het buitenland is.
Ann krijgt een verhouding met Cyril en huwt zelfs met hem. Het paar gaat in Parijs wonen en krijgt daar ook een kindje. De dokter zoekt haar op en voelt veel voor haar maar het komt net niet tot een lichamelijke vereniging. De dokter voelt zich wel gekwetst door Cyril en de passie van Ann voor haar man is met haat vermengd.
Tenslotte komt Ann overstuur terug naar Holland. Ze is zwanger van een tweede en laat de dokter een abortus uitvoeren. Juan, wier moeder overleden is en die zelf ook ziek is, nodigt Ann uit in haar landhuis te komen wonen. De aan lager wal geraakte Cyril blijft als een horzel om Ann heen draaien.
De roman begint rustig met de vakantie die de dokter in Cornwall geniet, maar de richting waarin het verhaal gaat is lang onduidelijk. De sfeer is speels, de lucht fris, de zon straalt helder en warm. De natuurlijke elementen worden met veel zintuiglijke indrukken verbeeld.
Pas in het tweede deel neemt de broeierig heid toe. Soms lijkt het erop of het gaat over een oude bok die wel een jong blaadje lust, maar dat is te kort door de bocht. In bredere zin staan moraal en zinnelijkheid tegenover elkaar. De moraal moet noodzakelijkerwijs achterblijven bij de schoonheid (van de jeugd). Leren we ooit ons eigen hart kennen? vraagt de dokter zich letterlijk af.
Ik dacht in het eerste deel te maken te hebben met een vrouw, want de dokter bezit veel vrouwelijke eigenschappen zoals bevalligheid en fijnzinnigheid. Tegen Emily heeft hij vijf jaar lang de leegte in zijn hart verzwegen, vertelt hij aan de lezer. Zoiets verwacht je niet van een man.
Ook verbaasde het me dat de oudere zusjes van Ann steeds aangeduid werden met haar. Je zou verwachten dat de feministische uitgeverij Vita dat voornaamwoord wel zou hebben aangepast in de door mij gelezen uitgave van 1994.
Psychologisch is het verhaal onderhoudend, de ingewikkelde gevoelens tussen de drie hoofdrolspelers worden in een weloverwogen taal en vaak in bedekte termen verwoord. Wat de thematiek betreft moest ik af en toe denken aan Anna Blaman.
De innerlijke noodzaak spat van de pagina’s af, al zijn die tachtig jaar geleden door mevrouw Nijhoff geschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten