Dit novelle-achtige verhaal in vijf korte delen gaat over twee jonggehuwden, de arme historicus Edward Mayhew en de rijke violiste Florence Ponting. Na de officiële trouwerij hebben zij hun intrek genomen in een hotel aan de Engelse zuidkust en wel aan een beroemd deel daarvan, genaamd The Fleet. In afwachting van hun eerste liefdesnacht gebruiken ze in de kamer naast hun slaapkamer een uitgebreid diner, dat wordt opgediend door twee jonge kelners die strak in het pak zitten en ook hun gezichten, zoals Engelsen betaamt, strak in de plooi houden.
De typisch gedistingeerde Engelse sfeer komt meteen vanaf het begin prachtig naar voren. De lezer ziet en hoort, net als het paar in de kamer, de zee achter de half geopende balkondeuren.
‘De tuinbegroeiing rees op, zinnelijk en tropisch in haar overvloed, een effect dat nog werd verhoogd door het grauwe, zachte licht en een fijne mist die kwam binnendrijven van de zee, wier gestage aanvallende en terugtrekkende beweging het geluid van flauwe donder maakte en dan opeens weer langs de kiezels ruiste.’
De schrijver verplaatst zich, net zo soepel als het stromen van de zee, van het hoofd van Edward naar dat van Florence en omgekeerd en legt, zonder aanvankelijk de tijdsperiode waarin het verhaal speelt te benoemen, veel nadruk op de tijdgeest. Het is vlak voor het begin van de roerige jaren zestig toen vooral op het Britse eiland nog de Victoriaanse geest van de vijftig heerste, zeker in de verhouding tussen man en vrouw. Florence wordt daarbij ook nog geplaagd door persoonlijk tegenspoed. Ze laat meteen al weten dat er iets grondig mis met haar is en dat zij vreest ontmaskerd te worden. ‘Haar probleem, bedacht ze, was groter, dieper, dan eenvoudige lichamelijke afkeer; haar hele wezen kwam in opstand tegen een vooruitzicht van verstrengeling en vlees; haar gemoedsrust en de kern van haar geluk zouden straks worden geschonden.’
In afwachting van de lichamelijke vereniging wordt eerst iets verteld over de voorgeschiedenis van de verhouding tussen Edward en Florence. We komen meer te weten over hun ontmoeting in de universiteitsbibliotheek. Florence waande zich niet in de zaal toen Edward daar binnenstapte. Het was alsof ze zich hem verbeelde en hij haar verzon. Ze had ook al lange tijd in afzondering van zichzelf geleefd. Wat daarvan de oorzaak is wordt maar heel vluchtig beschreven. Ook Edward is niet ongeschonden uit zijn jeugd gekomen. Hij had een ziekelijke moeder die door het gezin zoveel mogelijk ontzien werd en een vreemde voorkeur om met een ander op de vuist te gaan.
Met die wetenschap gaan we terug naar het prille echtpaar, dat nog steeds in woorden en daden om elkaar heen draait. Elkaar in de ogen kijken doen ze al veel langer. Edward weet niet goed wat hij moet doen om haar in bed te krijgen. Een eerdere poging in een bioscoop liep op niets uit want Florence stond op na zijn intieme toenadering en vluchtte weg.
‘Het had weken gekost om die ene vergissing te herstellen – het was een ramp die hij niet durfde te herhalen en hij betwijfelde of een huwelijksceremonie van veertig minuten zo’n diepgaand verschil kon maken.’
Tenslotte is het Florence die vindt dat het moet gebeuren. Hetgeen de start vormt van een verrassend vervolg.
McEwan is een meester van de formulering en weet de liefdesgeschiedenis met veel gevoel en sprekende details uit te beelden. Hij raakt daarmee ook de zinnen van de lezer, die vol verlangen is om de jonggehuwden in bed te krijgen en die moet toezien hoe tergend langzaam dat gaat. McEwan weet de lezer met dit verhaal te ontroeren en een gevoel van gemis en spijt, dat uiteindelijk achterblijft, als geen ander op te roepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten