Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



woensdag 29 februari 2012

Benali boekt Turks Fruit, NTR, 26 februari 2012


Op zoek naar Olga.

In een informatief programma van nog geen half uur diept de schrijver Abdelkader Benali achtergronden van boeken op. Dit tweede seizoen begint met een zoektocht naar Olga, de hoofdpersoon van Turks fruit die zo fantastisch sensueel werd gespeeld door Monique van der Ven. Zij heeft Olga in ieder geval nooit ontmoet, zegt ze. Maar welke Olga bedoelt ze?

De laatste is Carina, de echtgenote van Jan Wolkers, die op Texel woont en de Olivetti toont waarop haar man Turks fruit schreef. We zien Wolkers zegt in een vraaggesprek uit 1969 waarin hij achter die typemachine zit en vertelt over het verhaal dat een liefde betreft die naar de verdommenis gaat. Het is echt gebeurd, maar dat maakt volgens hem voor het verhaal niet uit.

Benali heeft de Olga opgespoord met wie Wolkers eind jaren vijftig een relatie had. Annemarie Nauta heet ze. Ze was 18 jaar jong en kwam uit Leeuwarden, toen ze door de 31 jarige schilder werd versierd en als model verkozen (zie foto). Hij nam haar mee naar zijn atelier. Daar woonde ze terwijl Maria, de eerste vrouw van Wolkers, een deur verder woonde. De samenwerking verliep goed omdat Maria altijd laat opstond en Annemarie en Jan vroeg werkten.

Wolkers vond haar het ideale model. Annemarie vond het vanzelfsprekend om voor hem te poseren. Ze mocht alleen niet zomaar het atelier uit. Wolkers was erg bezitterig en wilde niet dat ze contact had met andere mannen. Hij kon dan zelfs fysiek tekeergaan. Wolkers was in de rouw nadat zij, hoe kan het anders, bij hem wegliep.

Carina bevestigt dat Wolkers een obsessieve persoonlijkheid had met een destructieve kant.
Dat hij Olga in het boek laat doodgaan, kan worden uitgelegd als een wraakoefening.

Annemarie leest een fragment voor uit Turks fruit waarin staat dat hoofdpersoon Erik, als zij naar de wc ging, tekeningen maakte over alle mogelijke manieren waarop zij de liefde bedreven. Daarna volgt het bekende fragment waarin hoofdpersoon Erik zegt dat hij de stront van haar reet zou likken, zo gek was hij van haar. Annemarie was het er niet mee eens dat ze geportretteerd werd als een vrouw die geen kinderen wilde. Carina kan zich dat voorstellen.

Wolkers heeft ook nog een beeld van Annemarie gemaakt waarin ze gebukt staat, dat nog is onthuld door koningin Juliana. Wolkers vond het leuk een roos in haar kont te steken. We zien die scène terug in de film. Carina zegt dat Rutger Hauer veel te hard op de billen van Monique van der Ven sloeg. Het was altijd de bedoeling om zachte tikjes te geven waardoor het zitvlees wat ging trillen.

Onno Blom toont aan dat de grens tussen feit en fictie flinterdun is. Wolkers citeerde Nauta letterlijk in Turks fruit uit haar brieven en uit telefoongesprekken die hij in een later periode opnam zonder haar medeweten. Doodgaan is een manier om de ultieme geliefde te blijven, zegt Blom.

Dan is er nog een derde Olga. Ze heette Ida Sipora Schaake en was een melancholieke vrouw die fotografeerde en gedichten schreef. De foto’s van poppen zonder ogen inspireerden Wolkers ongetwijfeld tot de beschrijving van de pop waar de maden uit vandaan komen, zegt haar broer Frank. Ida kreeg een hersentumor en stierf op haar 28ste. Ze twijfelde anders dan in het boek over een operatie. Ze noemde het litteken op haar hoofd een dakraampje, een luikje of een deurtje. Een medestudent nam een pruik voor haar mee.     

Annemarie las het boek pas veel later. Benali noemt de verhouding hartverscheurend. Annemarie kijkt er anders tegenaan. Ze is slecht geworden in relaties, zegt ze. Ze kijkt terug op de relatie als iets dat haar overkwam, maar ze is trots dat ze iets heeft bijgedragen aan de culturele wereld.

Hier meer informatie over het programma.

dinsdag 28 februari 2012

Peter Raedts over De ontdekking van de Middeleeuwen, VPRO-boeken, 26 februari 2012


Een positieve kijk op een duister genoemde periode.

Howel ik zelf meende dat het onderwerp niet echt origineel is en al behandeld door andere historici, is deze dikke pil met als ondertitel Geschiedenis van een illusie volgens Wim Brands een groot succes. Later in de uitzending komt hij daar nog op terug. Ook wil hij dan weten wat wij van het boek kunnen opsteken. Eerst gaat het over de achtergrond van Peter Raedts, die in de vijfde van het gymnasium priester wilde worden, terwijl zijn ouders een loopbaan als ingenieur voor ogen hadden.

Hij kwam uit een degelijk katholiek gezin. Als puber was hij al vroom. Hij werd geboeid door de liturgie, een Gesamtkunstwerk, zoals Wagner het noemde. Hij ging ook wel naar de dom van Aken, waar hij zich tijdens de dienst in het Latijn deel voelde van een lange historie. Hij vond het van belang om een missie te hebben en iets uit te dragen. Hij betreurt het nog steeds wel dat de oude vormen verdwenen zijn.

Zijn twijfel over het priesterschap werd ingezet in 1997 met de dood van zijn moeder. Een depressie bracht hem bij een psychiater die het raadzaam achtte dat hij met zijn priesterwerk ophield. Men behandelde hem nog steeds als een jonkie, terwijl hij nota bene hoogleraar was.

Het boek A History Of Witchcraft, Sorcerers, Heretics, And Pagans (2007) van Jeffrey B. Russell sprak tot zijn verbeelding. Raedts wilde een bijdrage leveren aan het herbronnen van de katholieke kerk.

Brands noemt kenmerken van de Middeleeuwen die in het volksgeheugen gebakken zitten zoals de angst en de viezigheid. Raedts noemt dat het Flesh en blood beeld van Paul Verhoeven. Dat is erin gekomen door humanisten als Petrarca en Erasmus die zich in de Renaissance tegen de duistere Middeleeuwen afzetten. Volgens Raedts waren er meer badhuizen dan in de zeventiende eeuw.

Brands zegt dat er anderzijds een beeld leeft van Tolkien met een crypto-fascistisch gemeenschapsdenken en vraagt hoe het echt was. Raedts zegt dat Europa in die tijd met zijn uitgedunde bevolking overvleugeld werd door China en Arabië, maar dat men met weinig middelen de chaos bedwong. Men vertaalde teksten van Aristoteles, stelde zich vragen die zich vertaalden in wetenschapsbeoefening en langzaam kwam de motor weer op gang. Aan het einde van de achttiende eeuw werden de Middeleeuwen verheerlijkt uit angst voor de moderne tijd. De ideeën van Rousseau en de aandacht voor de Edda liepen door in de romantiek.

Brands zegt dat het boek als een spannende detective leest en dat het succes ervan wellicht te danken is aan hernieuwde angst voor de moderne tijd met zijn globalisering. Raedts beaamt dat velen de wereld te groot vinden en dat het gemeenschapsdenken niet past bij de calculerende burger, overigens een term die hij aan het einde van de negentiende eeuw al in geschriften aantrof.

Wat kunnen we van het boek opsteken? vraagt Brands tenslotte. Raedts wijst er op dat Europa andermaal niet meer het centrum van de wereld vormt en dat het opnieuw van belang is om met creativiteit en moed de maatschappij vooruit te helpen.

Brands vraagt nog naar de gemeenschapszin. Raedts denkt aan de gilden van vroeger, die het op het ogenblik niet gemakkelijk zouden hebben met het verbod op prijsafspraken. Wellicht een idee om toch nog eens te nadenken of die regeling wel zo geschikt is.

 

 

 

 

 

 

maandag 27 februari 2012

Jos Palm over Moederkerk, VPRO-boeken, 26 februari 2012




Een religieuze Efteling, voor zolang het duurde.

Jos Palm beschrijft de ondergang van Rooms Nederland, zoals de ondertitel van zijn boek heet, naar aanleiding van de dood van zijn moeder in 2006. Zijn vader kreeg tien jaar daarvoor een degelijke roomse begrafenis met alles er op en eraan, zijn moeder kwam er bekaaid vanaf. Terwijl de moeder en de zes kinderen, van wie de helft zich inmiddels had bekeerd tot het maoïsme, de vader hielp bij zijn overgang naar de hemel met onzevaders en weesgegroeten, sloop zijn moeder er in het verzorgingstehuis stilletjes tussenuit. Daarom wilde Jos haar, hoewel hij altijd twijfelde aan een familiegeschiedenis omdat die altijd zo beperkt blijft, met een boek gedenken.

De praatgrage Arnhemmer heeft een aantal voorwerpen meegenomen die zijn moeder in de gesloten linnenkast bewaarde, waaronder boekjes als Het levenscompas voor katholieke meisjes waarin werd aangegeven hoe men het spoor van Maria kon volgen. Omdat de moeder van Palm ook jeugdleidster was, had ze zich de leefregels ongetwijfeld goed ingeprent.

Ze schreef brieven aan de bevriende pater Kotte, waarin ze zegt dat de dag dat Josje zijn eerste communie doet, met zijn twee oudere broers als misdienaars en zijn zusjes als bruidsmeisjes, de mooiste dag van haar leven was. Er is een foto waarin ze tussen haar man en de pater in staat. De mannen zitten in fauteuils en roken een dikke sigaar.

Eerder moest ze de vriendschap met de protestantse Henk, een collega op kantoor, op advies van de kerk opgeven. De familiegeschiedenis herhaalde zich omdat haar moeder een huwelijk met een muzikant door de neus geboord zag. Het alternatief, een voorgesteld huwelijk met een pedofiele man die niet van de kleine jongetjes kon afblijven, werd geen succes.
Vrijer Henk zette zich nog in om de katholieke gebruiken te leren kennen en ze bespraken dat ze misschien beurtelings hun kinderen volgens de katholieke en protestantse leer moesten opvoeden, maar uiteindelijk kwam het niet tot een verbintenis. Later belde Henk altijd op de verjaardag van de moeder. De vader van Jos ging dan kies naar de garage om hen even de tijd te gunnen.  

Wim Brands zegt dat het geen klagerig verhaal is geworden, maar wel een van verliezers.
Palm heeft zich gefocust op de jaren zestig, toen de oude kerk nog volop leefde. Hij noemt het nu een tempoe doeloe sentiment. Het was een religieuze Efteling met een feestelijke, sprookjesachtige sfeer maar tegelijk ook een gevangenis.

Hoe moeilijk was het voor een afvallige jongere om zich in die wereld te verplaatsen?
Palm kon aan zijn ouders zien dat ze ongelukkig waren toen er eind jaren zestig bordjes bij de attracties in hun Efteling gezet werden met daarop dat het niet waar was wat er vertoond werd. Hijzelf had inmiddels andere goden in de gedaanten van Marx en Mao, al waren de spreuken van Mao een slap aftreksel vergeleken bij die van Petrus Canisius. In de tijd dat zijn vader stierf had Jos al afscheid genomen van de SP en het maoïsme. Hij zat weer, alsof er nooit iets veranderd was, als een kind met zijn oude kinderlijk geloof aan het sterkbed van zijn vader en noemt het curieus dat hij zo gemakkelijk tussen kon schakelen tussen het gelovige kind en de rationele volwassene.

Brands vraagt of de RK kerk over de huidige problemen zal heen groeien.
Volgens Palm is het openbaar worden van het seksueel misbruik de doodsteek voor de kerk, maar anderzijds ziet hij de kerk als een kat met negen levens. Zijn eigen katholieke identiteit heeft hij ontleend aan Frans Kellendonk die zich uitsprak voor oprecht veinzen: echt doen alsof het waar is. Zo kan Jos nog steeds tot het prentje van zijn vader bidden of zijn dochter mag slagen voor het examen.

Hier mijn recensie.   

zondag 26 februari 2012

Armadillo (2010), documentaire film van Janus Metz


De wonden van de oorlog.

Armadillo schetst de activiteiten gedurende zes maanden in 2009 van een peloton Deense huzaren op de vooruitgeschoven basis in Helmand, Afghanistan. In Armadillo zijn 170 Deense en Britse militairen van ISAF gestationeerd, die bescherming moeten bieden tegen de taliban.

De documentaire concentreert zich op een viertal jonge Deense soldaten, waaronder Mads en de hospik Kim, die voorafgaande aan het vertrek op een afscheidsfeestje een striptease danseres uitgenodigd hebben. De ouders van de jonge Mads hebben erg te doen met de uitzending van hun zoon.

Rasmus de commandant van het peloton heet hen op de basis welkom. De jongens verzuchten dat het moeilijk zal worden, een half jaar zonder vrouwen, maar gelukkig hebben ze laptops met veel porno daarop.

De eerste patrouille is maar saai. Thomas, de contactpersoon met de Afghaanse burgerbevolking, legt uit hoe ze de mensen tegemoet moeten treden. Het doet goed als ze snoep geven aan de kinderen. De patrouille komt bij een madrassa, een koranschool, waar ze niet al te vriendelijk worden bejegend. De Afghanen zijn bang om zich tegen de taliban te keren, want die kunnen wraak nemen. Ze zijn de echte slachtoffers. ISAF gaat weer weg en de taliban verlegt het front maar zij zitten met kapot geschoten huizen en vee en velden waar doorheen gebaggerd is. Na de patrouille is een debriefing, waarop wordt besproken wat wel en niet goed ging. De soldaten krijgen te horen dat ze laag moeten blijven om geen doelwit te zijn.

Een van de soldaten werpt een, op een modelvliegtuigje gelijkende, drone af waarmee verdachte bewegingen op de grond waargenomen kunnen worden en, indien mogelijk, uitgeschakeld. Ik neem aan met een bommenwerper.

Het is vaak moeilijk om te zien of iemand een burger is of een talibanstrijder. Een groep burgers die met een draagbaar op de schouders de aftocht blaast vanwege naderende gevechten zou best wel eens een lading munitie kunnen vervoeren in plaats van een gewonde. Sommige Afghanen komen naar de basis om geld te vangen voor verwoeste eigendommen, zoals een gedode koe.

Bermbommen zijn een groot probleem. Pelotonscommandant Rasmus wordt aan zijn hoofd geraakt, revalideert in Kopenhagen, maar keert weer terug. De aanslagen zetten kwaad bloed bij de soldaten en maken het gemakkelijker het gevecht aan te gaan.

De gevechten kennen we van beelden van Nederlandse soldaten in Uruzgan. Het blijft volstrekt onduidelijk hoe zo’n actie in zijn werk gaat. Men rent over een veld, er loopt iemand met een detector rond als men een compound binnengaat, men trapt altijd deuren in, waarachter een onbehaaglijk duister schuilgaat. Men is blij dat men ongedeerd weer terug is.

De laatste keer komt het tot een echt gevecht, waarbij twee gewonden vallen aan Deense kant (een van hen op de foto) en vijf doden bij de taliban, door een in een greppel geworpen granaat waar de strijders zich verborgen hielden. De Denen etaleert de oorlogsbuit en voelen eindelijk de voldoening van een echt gevecht. De gewonden krijgen een medaille met daarop een paard als onderscheiding, de granaatwerpers een gouden paard. In Denemarken ontstaat opschudding over de vijandelijkheden. Waarschijnlijk heeft een van de soldaten tegen zijn ouders teveel gepocht over hun heldendaden. De militaire politie ondervraagt de hoofdrolspelers, maar tot sancties leidt dat volgens mij niet.

Volgens de begeleidende toelichting op de film veranderen kinderlijke jongens in vechtmachines, maar dat gold volgens mij niet voor Kim en Mads, die bij terugkomst wat bedachtzaam om zich heen kijken. Het is wachten op de eerste PTSS verschijnselen. Wellicht wil men die voor zijn door in 2011 weer terug te gaan naar Armadillo. Ook Mads.  

Filmcritica Jann Ruyters vond Armadillo de een na beste film van 2011. Nadat ik de documentaire gezien had en de computer uitzette hoorde ik verwoestend geweervuur uit de kamer van mijn zoon. Houdt het dan nooit op!

Hier de trailer.

zaterdag 25 februari 2012

Recensie: Mijn meneer (2012), Ted van Lieshout.


‘Ik wilde niet dat ik het wilde maar ik wilde het wel.’

Seks en liefde vormen een innig paar. Lichamelijke behoeften zijn niet gemakkelijk los te koppelen van geestelijke verlangens. Al aan de moederborst is sprake van een verstrengeling. Met de paplepel ontvangt het kind ook liefde. Erotische verlangens gaan vaak samen met het verlangen om dicht bij iemand te zijn. De verhouding tussen de twee wordt een probleem als het over de omgang tussen een kind en een volwassene gaat. Dat is wat Ted van Lieshout aan de orde stelt in Mijn meneer. Hoewel de volwassene in dit boek zeker geen kinderlokker is en de vaderloze Ted een jongen is met een sterk erotisch verlangen, begeven de twee zich toch op een gevaarlijk terrein.

Van Lieshout beschrijft met veel gevoel vanuit de ogen van de elfjarige Ted diens relatie met de volwassen Timmermans, een nieuwkomer in het dorp. Het verhaal speelt in de zomervakantie van 1966 als hij als knechtje van bakker Kasper brood aan de deur brengt. Aan het eind van de vakantie  gaat hij naar de zesde klas en maakt hij tot teleurstelling van Timmermans een eind aan de verhouding. De gehuwde Timmermans, wiens vrouw op vakantie is in Zwitserland, heeft een spoorbaan in de garage en vraagt Ted, als die langs komt om brood af te leveren of hij een keer langs wil komen als de trein rijdt. Ted gaat ernaartoe vanwege de aandacht en maakt in de weken erop samen met de man in de garage van lego een kasteel. Er ontwikkelt zich tussen de twee een erotische verhouding. Ted geeft ervan blijk dat hij graag tekent en reclametekenaar Timmermans onderwijst de jongen in de beginselen van het modeltekenen. Vandaar is het nog een kleine stap om uit de kleren te gaan.

De moeder van Ted is weliswaar bezorgd maar heeft zelf een heimelijke verhouding met de huurder die tijdelijk bij hen in huis woont. Zelf hebben de hoofdrolspelers ook wel het idee dat ze over een grens gaan, want Ted zegt tegen zijn moeder dat er ook nog andere kinderen bij Timmermans komen en de man draait de deuren op slot als Ted op bezoek is. Ted voelt zich trots op de exclusieve verhouding met de volwassene, maar is ook op zijn hoede. Zijn gevoelens zijn tegenstrijdig: ‘Ik wilde niet dat ik het wilde maar ik wilde het wel.’
Zijn gewetensnood legt het echter af tegen de spanning over de intimiteit in de garage en zijn behoefte aan koestering. Bakker Kasper is boos als Ted in de bestelwagen een keer naar de bobbel in diens broek kijkt en besluit tenslotte dat hij maar niet meer moet meegaan. Voor het verhaal is dat prima. Zo loopt de affaire mooi rond af. 

Dat geldt niet voor de manier waarop Van Lieshout de jongen neerzet. Het is een betweterig en eenzaam kereltje, dat worstelt met het verlies van zijn vader en in de stad op school zit omdat hij in het dorp gepest wordt. Hij beschrijft zijn kennismaking met mevrouw Timmermans als volgt: ‘Het was een nette mevrouw. Je kon zien dat ze veel aandacht aan haar kleding en make-up besteedde, waardoor ze er toch nog redelijk knap uitzag, hoewel ze van zichzelf niet mooi was. Ze had hoog opgestoken haar dat van achteren was vastgezet met een soort broche. Dat vond ik een belachelijk gezicht. Als je een broche op je kraag speldt doe je hem toch van voren en niet op je rug? Ik vond het sowieso een merkwaardige mevrouw. Niemand bij ons heeft op zaterdag zondagse kleren aan. Ze liep zelfs op hoge hakken. Mijn moeder loopt ook regelmatig op hoge hakken, maar echt niet als ze gewoon thuis is!’
Dit gekeuvel gaat nog een tijdje door, alsof het niet uitmaakt hoe men formuleert als het vanuit een kind gedacht is. Ted denkt dat zijn vader vanaf een wolk op hem toeziet, toch geen gedachten voor een elfjarige jongen, eerder voor een kleuter. Vaak gaat het preutse, bange jongetje aan de haal met alle mogelijke gedachtegangen over wat er niet zou kunnen gebeuren als, wat hij zou zeggen als, wat hij zou antwoorden als. Hij wordt stevig onder de duim gehouden door het roomse gedachtegoed, dat schuldgevoelens oplevert, waar hij moeilijk mee kan omgaan. Voordeel is wel dat hij bij een Mariabeeldje, dat zich in een kapelletje in de buurt bevindt, steun en toeverlaat vindt. Aan haar richt hij zich ook in deze roman in briefvorm. 
 
Van Lieshout heeft ondanks een vervelende hoofdpersoon een belangwekkend en ontroerend onderwerp ter hand genomen dat in onze ontwikkelde maatschappij aandacht en openbaarheid verdient. In zijn Nawoord schrijft hij dat hij hetgeen hem overkomen is verkeerd was maar dat hij de ervaring niet afwijst en het heeft opgevat als liefde. Dat hij daarvoor uitkomt mag dapper genoemd worden.

Een eerdere versie van deze recensie staat op www.recensieburger.nl
   

vrijdag 24 februari 2012

Times like deese (2011), documentaire van Maarten Schmidt en Thomas Doebele


Portretten van blueszangers in de Delta.

Na het prachtige boek Duivelsmuziek (2011) waarin Leendert van der Valk samen met zijn vriendin de hete Mississippi Delta doorfietst op zoek naar de wortels van de blues - die aloude muziek waarin de zwarte het leed van zich af zingt - en de documentaire Blue Meridian, waarin de Belgische Sofie Benoot een beeld schetst van het verval in de streek rond de Mississippi, is er inmiddels de documentaire Times like deese, waarin een aantal tegenwoordige blueszangers uit de Delta rond Memphis, af en toe afgewisseld met oude archiefbeelden, geportretteerd wordt. 

De blinde Morris Cummings bijt de spits af met de titelsong Lord have mercy in times like deese. Hij stemde op Obama vol hoop voor verandering die Later komt hij nog terug maar eerst zien we de sympathieke Lee Chester Ullmer (zie foto) die een gasrekening uit zijn brievenbus haalt terwijl hij toch gebudgetteerd wordt. Hij is geboren in de tijd van Hoover en zingt over James Meredith, de eerste neger die de universiteit bezocht. You don’t know what a man can do,’ zingt hij later en na afloop overdenkt hij die woorden met instemming.

We zijn in het vervallen Clarksdale, bekend uit Duivelsmuziek, waar een gospelgroep I want Jesus to walk with me zingt in een vrijwilligerscentrum waar ook voedselhulp wordt gegeven. Twee jonge meiden Kechelle Brillon en Debra Pickens rappen buiten bij de kruidenier.

Overal wordt gezongen. James ‘Super Chikan’ Johnson zingt over de katoenvelden. Hij zat al in een draagzak bij zijn moeder op de rug en hoefde van zijn vader niet naar school, want het enige werk bestond uit katoenplukken en dat kende hij al. Na de winst van Obama kochten alle blanken wapens, zegt hij.

Een swingende kerkdienst met Josh ‘Razorblade’ Stewart, een ex militair uit Vietnam met knikkende knieën omdat hij vaak uit het vliegtuig sprong. Het verbaasde hem dat de rassensegregatie niet in Vietnam bestond en dat het helaas daarna in Amerika weer hetzelfde was. Zijn vrouw kreeg een kind van een ander, maar hij weigerde de wet van de jungle op haar toe te passen. I’ ve got trouble in my bedroom, zingt hij, want hij is er niet zeker van dat zijn vrouw niet met een ander heult.

Morris Cummings verloor op vierjarige leeftijd het gezichtsvermogen en vertelt daar aangrijpend over. Een blinde moet heel erg zijn best doen geaccepteerd te worden, de allerbeste muzikant zijn. Lord have mercy, zingt hij in B.B.King’s. Nog later schrijft hij aan Obama: Don’t give up on the dream.        

Rapper Enoch ‘The 7th Prophet’ El-Shamesh spreekt zijn publiek toe over de nieuwe president maar het systeem dat hetzelfde gebleven is.

Charlie Sayles en zijn maat Kevin Shepard lopen een heel eind naar het plein waar ze gaan optreden. Het doet hem denken aan Vietnam, de concentratie vooral voordat het begint. Het was vreemd om na de oorlog de vloer weer aan te vegen in de fabriek. Vietnam was minder eenzaam dan de pleeggezinnen waarin hij zijn jeugd doorbracht.

Chester ‘Memphis Gold’ Chandler bezoekt het Veteran Medical Center in Memphis. Een vriend verloor twee benen, maar zijn vrouw bleef bij hem. Als dakloze in Washington D.C. schreef hij Homeless blues.

Het lichaam van soldaat Brandon Dawson wordt afgeleverd op de luchthaven. In de kerk brengt een zangeres God bless America, my home sweet home ten gehore. Broer Joe zingt met veel overtuiging en gevoel Falling in love with Jesus voordat een eresaluut wordt gebracht en The Last Post klinkt. Wat kun je anders dan zingen als het leed te zwaar is.   

Hier mijn recensie van Duivelsmuziek, hier die van de documentaire Blue Meridian (2010) op dit blog.
Hier alle info over de muzikanten. Enjoy.





donderdag 23 februari 2012

Recensie: De blinde zonnebloemen (2006), Alberto Méndez


Nederlagen in de nadagen van de Spaanse burgeroorlog.

De blinde zonnebloemen is een vierluik over nederlagen die men lijdt en wel in de vier jaar vanaf 1939 als we in de nadagen zitten van de Spaanse burgeroorlog. Het eerste, achteraf vertelde, verhaal Als het hart kon denken, zou het ophouden met kloppen over kapitein Alegría is misschien exemplarisch voor de sfeer in dit boek. Hij roept al meteen op de eerste bladzijde, staande op het slagveld nabij Madrid, dat hij iemand is die zich heeft overgegeven. Daarmee duidt hij aan dat hij lang bezig is geweest om voor de republikeinen te kiezen. Hij wilde niet bij de overwinnaars horen, maar met de inname van Madrid door de aanhangers van Franco valt hij toch weer in hun handen. Het kan raar lopen met een mens. ‘Hij droeg het uniform van het leger dat net de oorlog had gewonnen, maar lag te rillen en te rochelen als een slachtoffer.’  

Dat het van kwaad tot erger kan gaan ondervindt ook de achttienjarige dichter Eulalio, die in het nogal kale Dagboekaantekeningen gevonden in de vergetelheid met zijn zwangere geliefde de bergen in vlucht uit angst voor de Franco-gezinden. Hij hoopt Frankrijk te bereiken, maar zover komt hij niet. Nadat zijn vrouw is gestorven tijdens de bevalling, weet hij de baby nog een tijdje in leven te houden met melk van loslopende koeien, maar uiteindelijk worden die ziek en gaan ze dood en daarmee is ook het lot van de baby en de dichter bezegeld. Achttien jaar is geen leeftijd voor zoveel leed, zegt de uitgever van het dagboek in een nawoord. 

In De taal van de doden wordt ziekenbroeder Juan Senra verhoort door de kolonel en tevens de vader van Miquel. Juan heeft weet van de schanddaden van de zoon maar spaart de ouders door te liegen en wordt daarom niet ter dood veroordeeld, maar uiteindelijk kiest hij voor de waarheid. Ook kapitein Alegria komt ook in dit verhaal nog even voor.

Het titelverhaal De blinde zonnebloemen is het langste en het mooist met een broeierige sfeer. Diaken Salvador klaagt in een brief aan zijn meerderen over zijn levenslot, waarin hij in de ban kwam van Elena, de moeder van Lorenzo die hij op school lesgaf. Hij meent dat de dichtende vader Ricardo afwezig is en probeert het met Elena aan te leggen, maar opeens komt Ricardo uit een kast tevoorschijn.
‘Ik zal opgaan in de kudde, want voortaan zal ik gewoon een van de vele blinde zonnebloemen zijn,’ zo eindigt de lange schuldbekentenis van Salvador.

Alle hoofdpersonen – zowel Alegría, Eulalio, Juan Senra als Ricardo - leiden een nederlaag maar ze redden  wel hun ziel door voor de waarheid te kiezen.

De verhalen worden voorafgegaan door een fragment ontleend aan een voorwoord van Carlos Piera bij een dichtbundel van Tomás Segovia, waarin Carlos Piera betoogd dat Spanje nog nooit gerouwd heeft over de burgeroorlog. ‘Rouw is niet eens een kwestie van herinneringen ophalen: rouw is niet het moment waarop je terugdenkt aan een dode, een herinnering die pijnlijk of troostrijk kan zijn, maar het moment waarop doordringt dat een persoon er voorgoed niet meer is. Het is het aanvaarden van een bestaan van leegte.’

Alberto Méndez studeerde filosofie en literatuur en was als redacteur werkzaam bij verschillende uitgeverijen. De blinde zonnebloemen werd postuum uitgebracht. 

Voor Spaanstaligen hier een pdf.



Movie review: At the end of daybreak (2009), Yuhang Ho


Drama, that doesn’t reach the heart.

In the beginning of this movie Tuck pours a kettle of boiling hot water over a rat in a cage and wraps the dead body in a newspaper. It is not clear why he does so. Is he sadistic or is he going to sell the rat to a restarant? Later on his mother, who manages a little supermarket, says that their cat doesn’t catch rats. It is not an important fact in this movie, but I wondered why Yuhang ho opened with it. Is everything in life cruel?

Tuck is 23 years old and in love with highschool student Ying, not sixteen years old yet. They are both an only child in Hong Kong and get along quite careless with eachoter. In his movie we usually see them apart, but when they are together they are pretty silent and not really good friends.

Ying is a cute girl who lives with her father and her mother. She is not doing well in school and with her pianolessons. She is in conflict with another girl, Sharon. Ying tells in the school that Sharon is making love with a boy. Sharon and her girlfriends are angry at her, especially when they get punished by the school for beating up Ying. Ying gets contraconception pills from her friend Wan.   

Tuck’s father is living with his aunt. Tuck smokes and rides his motorbike when he is not working. Tucks mother once went to a party with friends and told a riddle about an old Chinese emperor who was blind and famous in the U.S. The answer was Kangxi, pronounced as cannot see in English. 

The most important scene is when the parents of Ying discover that Ying and Tuck are having sex with eachother. They invite Tuck and his mother in their home to talk about the situation. The atmosphere is not friendly at all. Tuck threatens the parents and get hit. The parents want money from them. Otherwise they will sue Tuck for rape. Tucks fears to go to jail en starts to sell his motorbike.

Tucks mother goes to her former husband to ask for more money, but the man is not happy to give it to her and Tuck did not like her to do so.

Even when they pay the requested amount two weeks later, the parents still want to sue Tuck. He asks Ying very seriously to stop her parents, but she says she cannot do something about it. Tuck feels in danger now and tries to find a solution, but it turns out to be not a very good one.  

The funny music - poppylike when Ying steals underwear in a shop - cannot change the fact that the the story is quite superficial and that the pictures don’t reach the heart.

Here the trailer, here another review in English. My review can also be read here, on the site of the IFFR

woensdag 22 februari 2012

Willem van Toorn over Het proces, Athenaeum Boekhandel, 21 februari 2012


De lichte kant van Kafka.

Willem van Toorn spreekt in de Athenaeum Boekhandel in Haarlem over zijn nieuwe vertaling van Het proces dat verschenen is als vijftigste boek in de Perpetua reeks, die de honderd mooiste boeken aller tijden moet gaan omvatten. Van Toorn hoopt, hunkert zelfs naar een tweede druk omdat er in de eerste een vervelende fout is geslopen: in de eerste zin is het woord Josef verdwenen. Van Toorn weet niet hoe dat zo gekomen is.

Zijn vertaling is gebaseerd op de nieuwe editie van Kafka’s werk door Malcolm Pasley op basis van de handschriften van Franz Kafka. De nieuwe editie maakte een nieuwe vertaling noodzakelijk, hoewel Nini Brunt met één woordenboek erbij eerder prima werk had verricht.

Het proces is een geruchtmakend boek, dat vaak geanalyseerd is. Er staan planken vol met werken waarin de roman geïnterpreteerd wordt, niet in de laatste plaats door psycho-analytici.
George Steiner meende zelfs dat Kafka in Het proces de holocaust voorspelde.

Het proces is onvoltooid gebleven. Kafka begon eraan nadat Felice Bauer in augustus 1914 haar verloving met hem verbrak en schreef tweehonderd pagina’s. Hij vond het echter niet goed en vond dat het op één verhaal na, Voor de wet, weggegooid moest worden.

Max Brod vond Het proces het beste boek van Kafka en redde het manuscript uit de handen van de nazi’s. Hij gaf het de schijn van voltooiing door fragmenten weg te laten. In de nieuwe vertaling is de chronologie hersteld. Ook in zijn onvoltooidheid is de roman aangrijpend en bijna niet te verdragen, zegt Van Toorn.

Hij gaat kort in op de inhoud. Josef K. is procuratiehouder bij een bank en wordt op een ochtend gearresteerd door een stel mannen, die hem ondervragen in de kamer van een mede huurster en zijn ontbijt opeten. Josef neemt de zaak serieus maar mag wel gewoon naar zijn werk. Daar wordt hij opgeroepen voor een rechtszaak. Het is een bizarre komedie. Een oom uit de provincie heeft gehoord over de zaak en brengt hem in contact met advocaten. Ook vrouwen willen hem helpen. Josef komt echter terecht in een netwerk waaruit niet meer te ontsnappen valt.

Het is niet duidelijk wanneer de afloop onontkoombaar wordt. Volgens Van Toorn komt dat door de ambtelijke taal, waarvan Kafka zich bedient. Er volgt aan het eind een mooie scène in de kathedraal waar Josef een priester ontmoet die hem vertelt dat hij schuldig is omdat hij bestaat.

Van Toorn verzet zich tegen het beeld van Kafka als een kleine angstige man in het grote Praag. Kafka was 1.82 meter lang, knap om te zien, sportief en ging goed gekleed. Volgens vrienden was hij de leukste in het gezelschap en lachte hij veel. Ook zijn laatste vriendin Dora Diamant heeft nooit een leukere man ontmoet. (Al is die misschien bevooroordeeld rs.) Kafka las graag voor wat hij geschreven had aan zijn zusjes en kon soms niet verder lezen in Het proces omdat hij zo moest lachen.

Ongetwijfeld liet hij zich inspireren door vroege Amerikaanse films want in Amerika komt een man voor die uit angst voor de politie zich op zijn hakken omdraait en een zijweg inschiet, een scène die regelrecht aan Buster Keaton ontleent lijkt. Van Toorn stelt dat een vertaler toch anders te werk gaat als hij dat soort kennis in zijn achterhoofd heeft.

Elias Canetti suggereert in Het andere proces: Kafka’s brieven aan Felice (1971) dat de breuk met zijn verloofde doorwerkt in Het proces. Stefan Zweig noemt in De wereld van gisteren de verhouding van Kafka met vrouwen exemplarisch voor hun generatie.

Iemand uit de zaal vraagt of het traditionele beeld van Kafka toch niet klopt want De gedaanteverwisseling geeft blijk van een zwaar gemoed. Volgens Van Toorn neemt een schrijver geen genoegen met de werkelijkheid. De gedaanteverwisseling begint heel laconiek.
Een andere vragensteller sluit daarop aan met de bewering dat Brief aan zijn vader toch ook geen vrolijke kost is. Van Toorn antwoordt dat de twee volgens Brod een hartelijke relatie onderhielden.
Wim Vogel vraagt of Van Toorn geen last heeft bij het vertalen van alles wat er over Kafka geschreven is. Van Toorn wil graag de achtergronden weten. Dat bracht hem op het spoor van de lichte kant van Kafka.  

Van Toorn adviseert voor verdere lezing het artikel Kafka’s werkelijkheid van Vestdijk, het boek K. van Roberto Calasso en het handboek van Hartmut Binder.    

Hier het Nawoord van Van Toorn bij Het proces, waarin Vestdijk, Calasso en Dora Diamant, die het werk van Kafka als absolute verdichte logica typeert, ter sprake komen.

aangepast op 4 april 2012 om 9:07 uur.

Zeg nooit nooit, Argentinië na het bankroet, Tegenlicht 20 februari 2012


Adviezen voor crisistijd.

Tien jaar geleden bevond Argentinië zich op het dieptepunt van een economische crisis. Tegenlicht ging terug naar personen die men toen aan het woord liet en geeft hun aanbevelingen door over wat ons in Europa te doen staat.

Buenos Aires, december 2011. De inauguratie van Cristina Kirchner. Zij vertelt dat het goed gaat, dat Argentinië een industriële groei heeft te vergelijken met China.

Ondernemer Carlos Wagener is van Nederlandse afkomst. Hij vertelt dat het ministerie spaartegoeden bevroor. Buitenlandse valuta werden tegen een denkbeeldige koers in pesos omgezet. Hij raadt mensen aan hun spaargeld tijdig in een kluis te bewaren of op en buitenlandse bank te zetten. Hij had zelf veel geld en investeerde dat in verliesgevende bedrijven, die hij saneerde en weer doorverkocht. Hij ziet de crisis als kans en zegt dat het belangrijk is op de eigen intuïtie te vertrouwen. Papieren vertrouwt hij niet meer, omdat Europa en Amerika bezwijken onder de schulden. Hij investeert daarom in goederen.

Roman Gomez werkte in de grafische industrie maar begon als papier inzamelaar en snuffelt nog steeds in vuilniszakken. Zijn kinderen gaan naar een privéschool. Hij wil niet dat ze later het criminele pad opgaan. Veel mensen gingen naar Italië of Spanje en willen nu weer terug.

Politieagent Alejandro Pinto vertelt dat men in 2001 plundering vreesde en de winkels dicht hield. De overheid is in crisistijd niet bij machte de veiligheid te waarborgen. Er zijn vaak berovingen met steek of vuurwapens. Hij neemt ons mee naar een wijk waaruit de hogere middenklasse verdwenen is. Overal hangen tralies voor de ramen. Het lijkt wel een dierentuin. Bij donker komt niemand meer naar buiten.

Daniël Epstein was een werkloos architect en inmiddels kunstenaar. Zijn dochter Natalia weet nog van de staat van beleg. Iedereen moest binnen blijven, maar men ging toch de straat op en sloeg op pannen. Ze vond de spontane volksopstand indrukwekkend. In 2001 probeerde
Daniël bijlessen te ruilen voor voedsel. Schakels van een gouden ketting waren een goed ruilmiddel. De crédito was een nieuw ontwikkeld ruilmiddel. Hij vond dat hij als man het inkomen moest verdienen en voelde het als een nederlaag dat hij dat niet kon. Samen met Natalia maakt hij schilderijtjes die ze op het strand verkopen.Vraag je af hoe belangrijk materiële welvaart is voor je geluk, zegt Daniël en bedenk wat je zelf in eigen beheer kunt verkopen. Hij komt aan het eind met de mooie uitspraak dat de crisis over is als je eraan gewend bent. 

Guido Garzon, zoon van psychologe Diana, is een vermaard acteur geworden. Zijn moeder bood therapie aan aan kwetsbare mensen. Ze zag veel psychosomatische klachten, huid-, ademhalings-, hart-, slik- en slaapproblemen. Het gebrek aan perspectief maakte mensen ziek. Guido heeft geleerd al vroeg voor zichzelf te zorgen.

Marktbaas Jorge Castilla beheert een grote zwarte markt in een buitenwijk van Buenos Aires, die de hele nacht open is waarop producten van thuiswerkers verhandeld worden. Hij denkt dat Europa hetzelfde gaat overkomen als Argentinië tien jaar geleden. De euro is te duur, daarom gaan bedrijven failliet. Het is een simpel gegeven.

Tegenlicht probeert euro’s om te ruilen bij geldwisselaar Manuel Villalba. Die zegt dat de euro zwaar in waarde gedaald is. Omdat de dollar niet gedaald is raadt hij aan om dollars te kopen en naar Argentinië te komen. 

Hier alle tips op een rijtje.

dinsdag 21 februari 2012

Recensie: Stilte (2005), Alice Munro


Verwondering over de wegen van het leven.

In de realistische wereld, die de Canadese Alice Munro beschrijft, kan het er toch wonderlijk aan toegaan. Het leven volgt geen recht spoor. In de krochten van de geest speelt zich veel meer af dan met het blote oog op te merken valt.

Vrouwen spelen een belangrijke rol in haar verhalen. Deze bundel is niet voor niets opgedragen ter nagedachtenis aan drie vriendinnen. Vrouwen willen verbinden, terwijl het mannen vaak om status gaat, hoorde ik laatst Deirde MacCloskey zeggen. Zij kan het weten want ze was eerder een man. Het verbinden is echter geen uitgemaakte zaak. Relaties blijken toch steeds anders dan we denken. Mensen zitten vol geheimen, zoals over een stiekeme verhouding met een ander of een kind dat dood is gegaan. Vaak krijgen we te maken met ervaringen en ontmoetingen, die ons dwingen ons op een nieuwe toestand in te stellen, zoals de vrijgezelle Robin in een van de verhalen: zij houdt van toneel maar vergeet tijdens een voorstelling in de stad haar tasje en valt zomaar in handen van een Montenegrijn. De uitkomst in het leven is altijd weer een verrassing en dat geldt zeker ook voor deze acht langere verhalen.

In het eerste verhaal Weg beschrijft Munro met veel gevoel de weinig liefdevolle relatie tussen de jonge Clara en paardrijleraar Clark. De laatste straft Clara na een poging hem te verlaten door haar de omgang met een lief geitje op de manege te onthouden. Veel woorden heeft Munro niet nodig om het gevoel van Clara weer te geven. Het leven in eigen handen nemen is zo gemakkelijk nog niet.

In Toeval gaat het om een verrassend weerzien met Eric, een reisgenoot die bij Juliet in de trein zat toen ze op weg was naar haar eerste baan op een school in Vancouver. Eerder tijdens de reis is de man die tegenover haar zat en samen met haar wilde optrekken voor de trein gesprongen. In Binnenkort en in het titelverhaal Stilte gaat dat verhaal verder. Juliet heeft inmiddels een dochter, Penelope, die echter na de middelbare school niets meer van zich laat horen.  Ze wacht tot het einde af. ‘Ze blijft op een bericht van Penelope hopen, maar niet op een geforceerde manier. Ze hoopt zoals mensen die tegen beter weten in op onverdiende zegeningen hopen, op spontane remissies, dat soort dingen.’

Passie gaat over het kamermeisje Grace, die een verhouding krijgt met de nette Maury en ook in diens gezin over de vloer komt, tot ze voor een autoritje wordt meegenomen door de oudere broer Neil, een alcoholistische arts. Ondanks de broerige sfeer gebeurt er niets tussen hen, maar Neil rijdt zich wel dood als hij Grace heeft afgezet bij het hotel.

Overtredingen is een sterk verhaal over de verdenking van een verwisseling als baby, Streken gaat over verpleegster Robin die haar zus Jeanne verpleegt en erg houdt van toneel. Als ze haar tas vergeet bij een voorstelling wordt ze door de Montenegrijnse klokkenmaker Daniël geholpen op voorwaarde dat ze precies een jaar later terugkomt in dezelfde jurk om hem het geld voor de trein terug te betalen.

Het laatste verhaal Gaven gaat over de vrouw Nancy die gedurende een langere periode van haar leven wordt gevolgd, waarin ze veel meemaakt. Op het eind kijkt Nancy terug.
‘Haar kinderen zeggen dat ze hopen dat ze niet in het verleden is gaan leven. Maar wat ze in werkelijkheid doet, of hoopt te doen als ze er de tijd voor kan krijgen, is niet zozeer in het verleden leven als het toegankelijk maken, zodat ze het eens goed kan bekijken.’

Misschien is dat wel de kracht van Alice Munro: haar poging iets duidelijk te maken over de wisselvalligheid van het menselijk bestaan. De vaak wonderlijke loop van het leven beschrijft ze met verve.  


Miriam Makeba, Mama Africa (2011), documentaire van Mika Kaurismäki


Muziek geneest.

Een presentator kondigt haar aan tijdens een concert in de openlucht: de vrouw die in een township in Johannesburg werd geboren en die de koningin werd van de Zuid-Afrikaanse muziek. Vervolgens komt Miriam Makeba in een kleurig kostuum uit de coulissen vandaan en begint te zingen. Haar prachtige stem verovert het veelkoppige publiek.

In een de vele archiefbeelden laat Makeba (1932) haar werkelijke en zeer lange naam horen. Haar moeder brouwde illegaal bier en moest zes maanden in de gevangenis. Miriam ging met haar mee.

In 1952 begon ze met optreden, eerst bij de Cuban Brothers, in 1954 bij de Manhattan Brothers, later bij The Skylarks, een vrouwengroep die een vorm van jazz combineerde met traditionele Afrikaanse muziek. Het publiek was meteen in de ban van haar stem en ook van haar goed geklede verschijning. Ze trad op in de City Hall van Johannesburg voor een blanke zaal.

Haar doorbraak kwam nadat de Amerikaanse filmmaker Lionel Rogosin in Zuid-Afrika opnamen maakte voor de film Come Back, Africa. Ze zong daarin twee liedjes. De film werd vertoond op het filmfestival van Venetië in 1959. Daarna werd Makeba verbannen.

Ze woonde in New York en trad op in de Village Vanguard. Harry Belafonte was weg van haar stem. Hij stond in de traditie van Martin Luther King en werkte aan het versterken van het zwarte bewustzijn. Miriam was trots op haar cultuur. Ze zong niet over politiek, zoals ze zelf zei maar over de waarheid.

Ze sprak de Verenigde Naties toe over de rassenonlusten in haar land. Ze maakte met haar groep waarin haar toenmalige man Bill Salter basgitaar speelde, het nummer Pata Pata over een Zuid-Afrikaanse dans en werd daarmee beroemd, maar zelf miste ze een diepere betekenis erin.

Ze trad op in alle Afrikaanse landen en de leiders aldaar droegen haar op handen. Vooral president Touré in Guinee. Ze ontmoette bij hem de zwarte activist Stokeley
Carmichael and trad met hem in het huwelijk in 1967. Daarna werden optredens afgezegd en haar platen door de radiozenders genegeerd. Ze woonde vervolgens in Guinee. ‘In Zuid Afrika weet je met wie je te maken hebt in de Verenigde Staten weet je dat niet,’ zei ze daarover.

Haar dochter Bongi schreef teksten van haar liedjes zoals A luta continua, opgedragen aan het volk in Mozambique. Op vijfendertigjarige leeftijd stierf Bongi in het kraambed. Het was een klap in Miriams leven, waar ze nooit helemaal overheen kwam. Ze nam de verzorging op zich van Zenzi, haar kleindochter. 

Muziek geneest, zegt ze. Ze was een sangoma, een genezer, net als haar moeder, al deed Miriam dat met haar muziek.

De documentaire komt niet tot het jaar 1990 wanneer ze door Nelson Mandela wordt verwelkomd in Zuid-Afrika, haar land dat ze zo gemist had. Ook haar dood in 2008 blijft onvermeld, net als de meeste van haar vijf huwelijken, maar de oudere broer van Aki Kaurismäki toont wel mooie swingende beelden van onder het hikkende geluid waar ze bekend mee werd en waarover ze hier prachtig vertelt in The Click Song. 

Hier het wondermooie Khawuleza uit 1966.
 

 

maandag 20 februari 2012

Marja Vuijsje over Ons Kamp, VPRO boeken, 19 februari 2012



Een verhaal over zwijgen en wantrouwen.

Op de vraag van Wim Brands waarom ze aan het boek begon, antwoordt journaliste Marja Vuijsje met een vol Amsterdams accent dat ze daar goede redenen voor had in een tijd van opkomend populisme, waarin iedereen de holocaust voor zijn eigen belangen gebruikt. Het doel raakte tijdens het schrijven echter steeds meer uit het zicht. Ze huilde tijdens een interview dat ze het doel niet wist, maar voelde wel de urgentie ervan.

Brands weet het wel, maar zegt het nog niet. Hij begint over de familie Vuijsje die zwaar geleden heeft onder de oorlog. De grootouders van Marja, die een groot gezin met zes kinderen hadden, zijn omgekomen in Sobibor en en twee andere gezinsleden in Auschwitz. Haar vader Nathan is de dans ontsprongen omdat hij daar, na als onderduiker te zijn verraden, laat arriveerde en als trombonist in het kamporkest werd opgenomen. Oom Louis werd vanuit een joodse psychiatrische inrichting, waar hij was opgenomen nadat hij door een NSB er in elkaar was geslagen, in 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en meteen na aankomst vergast. Het bakkersgezin was voor de oorlog van de Jodenhoek verhuisd naar de Transvaalbuurt en geassimileerd met de arbeidersbevolking die daar woonde. Na de oorlog konden ze niet meer onbevangen naar de vooroorlogse tijd kijken.

Brands typeert de geschiedenis van de familie als een geschiedenis van verzwijgen en toont verschillende televisiefragmenten waarmee dat kan worden aangetoond. We zien eerst beelden van het proces tegen Eichman dat in 1962 in Jerusalem werd gehouden. Marja hoorde samen met haar moeder de getuigenverklaringen, waarin de oordelen van haar vader bevestigd werden. Eichman kwam over als een miezerig ventje, maar was een monster. Haar vader Nathan vertelde over de oorlog alsof hij een overwinnaar was. Marja kreeg dus geen vreselijke erfenis mee. Het verhaal van haar oom Louis was heel anders. Ze leerde hem kennen door het fotoboek dat oom Flip bewaard had met daarin foto’s van Louis bij een zomerkamp van de AJC. De foto van haar grootouders bij hen thuis was altijd omgeven door mystiek.  

Een fragment van de Zesdaagse oorlog in 1967 herinnert Marja aan de herboren trots die de joden voelden. Eindelijk was er heroïek na alle schaamte. Het was moeilijk om te gaan met een gezinsgeschiedenis waaruit vier van de acht leden verdwenen zijn. Volgens Brands beschrijft Arnon Grunberg wat het is om geen slachtoffer te willen zijn. Marja begrijpt dat hij daar niet in wil verzuipen. Na de oorlog hield men de kiezen op elkaar en zette men zich met alle kracht in voor de wederopbouw.

Een aangrijpend fragment uit een documentaire van Louis van Gasteren over de behandeling met LSD door professor Bastiaans, brengt Marja tot de uitspraak dat de huilende patiënt het
drama echt maakte. Bastiaans wilde door het verdovend middel het verleden van oorlogsslachtoffers weer naar boven brengen. Haar vader wilde er niet naar kijken. Dat kon achteraf gezien te maken hebben met de toestand van oom Louis. De emancipatie van de psychiatrische patiënt begon pas in de tweede helft van de jaren zeventig.

Op de vraag van Brands wanneer Marja begreep dat haar vader een muur om zich heen had gebouwd, antwoordt ze dat dat pas na zijn dood was. Nathan sprak vaak over de oorlog, het liefst tijdens het eten. Wellicht dat de bedorven koolsoep men daaraan deed denken. Hoewel het normaal was te zwijgen over de oorlog, deed Nathan dat zeker niet.

Naar aanleiding van een fragment over de Drie van Breda, waarin een joodse vertegenwoordiging zich in de Tweede Kamer uitspreekt tegen vrijlating van drie kampbeulen, vraagt Brands over het wantrouwen van haar vader. Marja zegt dat daar zeker sprake van was. Voor de oorlog was het gezin zozeer ingegroeid in de Transvaalbuurt dat uitstoting ondenkbaar was.

Tenslotte komt Brands terug op de huilbui van Marja tijdens een eerder interview over dit boek. Marja zegt dat zij onze omgang met de oorlog wilde beschrijven. Hoe die steeds belangrijker wordt naarmate onze nationale identiteit vervaagt. Een waarachtige vrouw. 

Hier een fragment.
     

Alfons Diepenbrock, componist, reportage NTR Podium, 19 februari 2012


‘In het begin van de twintigste eeuw was Alphons Diepenbrock Nederlands belangrijkste componist. Presentator Christiaan Kuyvenhoven onderzoekt de wereld achter de noten van Diepenbrocks Missa in die Festo. Hij bezoekt de eerste repetities van het stuk in het Muziekcentrum van de Omroep en ontmoet de man die zich op Facebook voordoet als de ware Alphons Diepenbrock.’

Aldus het begeleidende commentaar op de site van NTR Podium. De man die zich als Alphons Diepenbrock (1862-1921) voordoet op Facebook heb ik niet gezien, wel de kleindochter van Diepenbrock, Odilia Vermeulen, die door Kuyvenhoven gevraagd wordt naar haar mening over haar opa. Het tweetal loopt op de besneeuwde hei bij Laren, waar Diepenbrock vaak wandelde en waar hij ook gesprekken voerde met zijn gasten zoals de muziekcriticus Matthijs Vermeulen die hij lopend van het station haalde. De gesprekken tussen de twee bevlogen kunstenaars worden beeldend beschreven in de roman Het grote zwijgen van Erik Menkveld. Matthijs Vermeulen kreeg een verhouding met Elisabeth, de vrouw van Diepenbrock en later trouwde hij met diens dochter Thea.

Odilia heeft haar grootvader nooit gekend maar ze denkt dat ze goed met hem had kunnen opschieten, hoewel hij ook vaak klaagde. Diepenbrock was een complexe man met een vrolijke en briljante kant, huiselijk ook en niet te beroerd om voor een feest van Willem Mengelberg een cantate in elkaar te zetten waarbij gekleed diende te gaan in rode kostuums, een veelzijdig en erudiet persoon. Haar moeder, zegt ze, werd door de muziek van Odilia’s grootvader meegesleept. 

Joep van Geffen is een bas in het Groot Omroepkoor en zegt dat de Missa in Die Festo met twee koren wordt uitgevoerd, die elkaar regelmatig ook afwisselen. Datgene wat ze onder leiding van de buitenlandse dirigent Sigvards Klava ten gehore brengen klinkt fantastisch. Komende zaterdag 25 februari is het resultaat te beluisteren in het Concertgebouw in Amsterdam.

Olivia is bevriend met Diepenbrock op Facebook, al kan ik haar daar niet vinden. Diepenbrock zegt dat hij volgende week vijf vragen van mijn facebookvrienden beantwoord in het radioprogramma Viertakt Podium. ‘Stuur mij dus jullie vragen via facebook, dan komt elke dag minstens één vraag met het antwoord via de radiogolven weer terug!’

Olivia wil weten waarom hij de Missa in Die Festo gecomponeerd heeft en wanneer dat precies geweest is. Ook de Haarlemse violiste Suzanne Groot heeft al een boeiende vraag gesteld.

Ik meende ook nog te horen dat er nog een grote documentaire komt over Alphons Diepenbrock naar aanleiding van diens honderdvijftigste geboortejaar, maar daarover kon ik niets vinden.
Hier de pagina van Alphons Diepenbrock op Facebook, hier mijn recensie van Het grote zwijgen (2011) door Erik Menkveld, genomineerd voor de Academica literatuurprijs 2012. Hier een aardige wat verder kijkende recensie van Het grote zwijgen in de Volkskrant.

zondag 19 februari 2012

Het prille roosje van de PvdA, Buitenhof, 19 februari 2012


Vice-fractievoorzitter Mariëtte Hamer gaat onder toeziend oog van Peter van Ingen in gesprek met twee jonge leden van de PvdA: Diana van Loenen van de deelraad Amsterdam Oost en Michiel Emmelkamp van de Linkse Vernieuwing. Aanleiding is het interview dat Job Cohen en Hans Spekman afgelopen week in Trouw gaven over een linksere koers van de partij. Dat interview werd hen door verschillende fractieleden niet in dank afgenomen en daar werd in de fractie vervolgens druk over gesproken. Hoe je elkaar bezig kunt houden!

Inmiddels mag Mariëtte Hamer, die ook alweer heel wat jaren meeloopt in de partij, haar zegje komen doen. Van Ingen moet haar wel vaak bij de les houden. Ze mag niet teveel uitweiden over van alles en nog wat. Dat ik haar in het vervolg aanspreek met de achternaam en de anderen met de voornaam is niet vervelend bedoeld. 

Hamer zegt dat ze al discussies voert over de wortels van de partij sinds ze er lid van is. Dat heb je met een partij van de toekomst, zegt ze en ze meent het serieus.

Michiel is blij met het interview omdat er eindelijk inhoudelijk iets geboden wordt dat grip geeft. Een alternatief voor de oplossing van de crisis. Men komt terug van de privatisering in de zorg en wil de greep van de arbeid in de bedrijven vergroten.

Diana is het eens met Michiel, als dat niet betekent dat de PvdA daarmee tegen de SP gaat aanschurken. Men moet bereid zijn om hervormingen door te voeren.

Hamer erkent het belang om mensen zekerheid te bieden. Steeds weer spreekt ze daarover in algemene termen die weinig zeggen. Ik ben waarschijnlijk ontevreden dat de PvdA zo lang stil gebleven is.

Diana zegt dat de arbeidsmarkt anders in elkaar zit dan vroeger. Ze heeft al haar derde baan. De belangen van haar leeftijdsgenoten moeten worden meegewogen. Dat kan ook, zegt ze er zelf bij, in een brede volkspartij. Daarin worden niet alleen gevestigde belangen verdedigd.

Michiel ziet een meerwaarde van innovatie. Hij wil niet meedoen aan het Haagse spelletje, op welke andere partij de PvdA het meest lijkt. Je moet eerst bedenken wie je zelf bent, zegt hij.

Van Ingen wil dat wel horen. Hamer zegt dat de SP voor de overheid is en D’66 en GL voor de markt en dat de PvdA een balans daartussen zoekt. En daarmee in een spagaat terechtkomt, denk ik dan.

Diana probeert concreet te blijven door het pensioen-accoord aan te roeren, dat door de jongeren niet wordt gesteund.

Hamer begint weer over een afweging. ‘Daarover moeten we het debat voeren,’ zegt ze en ze voegt eraan toe dat we mensen niet tegen elkaar moeten opzetten.

Diana heeft haar vraagtekens of jongeren zich nog in de PvdA thuisvoelen na het elan dat met Wouter Bos verdween.

Hamer spuugt in denkbeeldige zin op het socialistische karakter van de SP.

Van Ingen leest een stukje voor uit de uitgelekte mail van Frans Timmermans. ‘Mijn partij moet zich richten op een nieuw verbond tussen de oudste en de jongste generaties, als recept tegen het egoisme en de neiging zich alleen maar op zichzelf te richten van de generatie die nu aan de touwtjes trekt.’

Michiel ziet aanknopingspunten om de sociaal democratische uitgangspunten toe te passen op de werkvloer en in het onderwijs in de vorm van collectieve arrangementen. De PvdA legt te weinig verbinding door een innerlijke leegte.

Hamer wil weer een debat, Van Ingen stelt de vraag naar de leiderschapscrisis.

Michiel neemt het fractieleden kwalijk dat ze een pril, in een kranteninterview uitgereikt roosje meteen de grond instampen. Diana vindt het allemaal maar geneuzel. De partij is groter dan de fractie. Hamer wil niet praten over het leiderschap maar over de koers. Michiel neemt het op voor Cohen omdat hij deugt. Hij moet een kans krijgen om met de nieuwe ideeën aan de slag te gaan.

Tja, die politiek. Ik ga een boek lezen.

Hier de volledige mail van Timmermans, die zijn ideeën over de toekomst van de sociaal democratie neerpende in het boek Glück Auf! (De wens waarmee Limburgse mijnwerkers elkaar de diepte in stuurden.)

  


Recensie: De intrede van Christus in Brussel (2011), Dimitri Verhulst


Virtuoze taalkunstenaar trekt alle registers open.

Weinig schrijvers zijn zo bedreven met taal als Dimitri Verhulst. Hij oefent zijn vak al vele boeken lang op een hoog niveau uit. Over elke zin lijkt nagedacht, de inhoud ervan is gecultiveerd tot er een juweel overblijft. Ook in De intrede van Christus is dat zo. Of het nu gaat over de uier van een koe als een bengelende doedelzak of over een muzikant op een podium die podiumplanken onder zijn voeten heeft, overal maakt Verhulst iets bijzonders van. Zijn formuleringen zijn een genot om te lezen. Daarbij kiest hij ook nog een bijzonder, buitenissig onderwerp: de wederkomst van de Heer in de Belgische hoofdstad.

Op de titelpagina krijgt de titel nog een toevoeging tussen haakjes mee: in het jaar 2000 en oneffen ongeveer, een bepaling die voor een Hollander moeilijk te begrijpen is, al gaat het om een gebeurtenis op de 21ste juli van dat jaar, de dag waarop sinds 1831 de onafhankelijkheid van het Belgische natie herdacht wordt, die van start ging onder de Duitse koning Leopold.

In veertien staties wordt de wederkomst van de hemelse koning voorbereid. Er wordt druk gespeculeerd over de manier waarop hij zal binnnenkomen. Zal hij zich melden in de achterbuurten bij de paupers of sluit hij zich aan bij zijn wereldse collega? In ieder geval hoeft de route van zijn inhuldiging niet gepland te worden. Hij kan dezelfde weg volgen die de koning en zijn gevolg gaat naar het koninklijk paleis.

De Brusselse hoofdpersoon, de ik-figuur in het verhaal, en zijn vriendin Veronique hebben in die tijd net vakantie. Omdat hij ook nog de woning moet ontruimen van zijn pas overleden moeder besluit het stel, met wie het toch al niet zo goed gaat, om in Brussel te blijven. Eerder heeft de ik-figuur zijn moeder nog gepolsd over de ongewone tijding. Beeldend wordt beschreven hoe ze daarop in eerste instantie reageerde: ‘Ze liet haar kunstgebit even buitelen in haar mond, een tic die ze altijd vertoonde wanneer ze haar woorden in de weegschaal lei, ...’

De hoofdstad wordt voor de gelegenheid geheel opgekalefaterd. Men haalt het meisje Ohanna uit een asielzoekercentrum omdat zij het Aramees machtig is, want de Heer zal zich zeker niet van het Latijn bedienen, al hebben sommigen dat wel op hun curriculum staan. ‘Bon, je kon geen brood meer kopen in die taal, en ook de hoger opgeleide meisjes lieten zich allang het hof maken door jongens die hun ablatieven op zak hielden.’ Het viel me op dat Verhulst, zoals in dit citaat, graag zijn formuleringen kruidt met ontkenningen. 

Veel inwoners wijzigen hun gedrag. In het leven van de ik-figuur en Veronique komt het tot etentje bij de buurman dat anders nooit zou hebben plaatsgevonden. Juli is ook de tijd van de foorkramers. Er zijn lieden die gewapend met telelenzen de hele dag het reuzenrad bezet houden. De stad is die dag afgesloten voor overig verkeer. Tijdens de inhuldiging komt er eerst een reclamekaravaan langs, net zoals tijdens de wielerkoersen.  

De wederkomst van Christus laat ruimte om veel ironie te spreken over de huidige Westerse samenleving in het algemeen en de Belgische in het bijzonder, met al zijn verschillende bestuurslagen en daarmee gepaard gaande riante salarissen die wel een faillissement van de staat in de hand moeten werken. Bijtend schrijft Verhulst over de bestuurscrisis in zijn land en het seksueel misbruik binnen de katholieke kerk. De clerus vreest de bedoelingen van de Heer, die ongetwijfeld naar beneden komt om hen ter verantwoording te roepen. ‘En de bisschoppen zagen bleek als de vele kindergezichten waarin zij nog zo vaak hun door aangetaste adem hadden uitgehijgd.’ Er is zelfs een congregatie van nonnen dat zich collectief heeft opgehangen uit angst voor een oordeel van hun goddelijke baas. ‘Hun kanten kappen hadden laatstleden nog onze cartoonisten geïnspireerd toen het bekend raakte hoezeer de bruiden van de Heer de weeskinderen, voor wie zij enige decennia terug de volle verantwoordelijkheid droegen, seksueel hadden misbruikt. Getuigenissen van jongens, inmiddels mannen met mankementen, die gedwongen werden onder de muffe nonnenrokken te kruipen, en daar aan die behaarde gabbe te likken tot Moeder Overste opgehouden was met trillen.’ 

Het motto van het boek bestaat uit een zin met alleen het woordje ‘la’ in verschillende ritmes. Verderop wordt duidelijk dat het over de Brabanconne gaat, het Belgische volkslied dat aldus door iedereen, Vlamen, Walen en Duitstaligen, kan worden meegezongen.

Verhulst toont zich weer de virtuoze schoonschrijver die met zijn bijtende, rondborstige taal iets moois toevoegt aan de literatuur. Ik zie hem in vorige boeken op de achterflap, achter de typemachien in een wijdse akker, een hoofdarbeider die de taal bewerkt als was het braakliggende grond die in perfecte voren geploegd moet worden.


Filmrecensie : Azuloscurocasinegro (2006), Daniël Sánchez Arévalo


Levensecht portret van een jongeman die hogerop probeert te komen.

Iemand die voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. Deze zichzelf bestendigende uitspraak is van toepassing op de 25-jarige Jorge Mateo Nieto die in de debuutfilm van Daniël Avéralo conciërge is van het flatgebouw waarin hij woont. Hij doet veel moeite om zijn leven te verbeteren, maar wordt door de omstandigheden steeds weer omlaag getrokken.

Hij heeft bedrijfskunde gestudeerd en probeert aan de bak te komen, maar wordt overal afgewezen omdat hij niet kan liegen over zijn familieomstandigheden. Omdat zijn moeder niet meer leeft en zijn oudere broer Antonio in de gevangenis zit, is het zijn taak zijn vader te verzorgen die na een beroerte in een rolstoel zit. Een des te lastiger taak omdat de vader dementerend is en ook nog eens zijn geld opeet als Jorge niet uitkijkt.

Zijn broer, die bijna zijn straf erop heeft zitten, legt het tijdens drama-lessen in de gevangenis aan met een jonge vrouw Paula. Om haar bestaan te vergemakkelijken op een moeder-kind afdeling probeert hij haar in de coulissen zwanger te maken. Als blijkt dat hij onvruchtbaar is vraagt hij zijn broer Jorge om die taak voor hem te verrichten. Jorge heeft daar aanvankelijk weinig zin in.

Hij zit vaak samen met zijn buurjongen Israel op het dak van het flatgebouw. Israel roert met zijn hand door het aquarium naast hem en meent dat zij allen kleine vissen zijn maar dat Jorge eruit wil springen. Als Israel ziet dat zijn vader aan de overkant van de straat een erotische massage krijgt besluit hij hem te chanteren om aan geld te komen.

Jorge is blij dat zijn vroegere vriendinnetje Natalie weer terug is uit Duitsland, maar tegelijk zit hij in zijn maag met Paula, die hem heeft overgehaald haar zwanger te maken. Het is een minpunt dat Antonio, de broer van Jorge, zo totaal anders is dan Jorge. Antonio is een groot kind, terwijl Jorge heel wat volwassener is, al vindt Natalie dat hij wel erg secundair reageert.   

Als broer Antonio eenmaal vrij is neemt die een deel van de verzorging van de vader over. Tegelijk probeert hij op slinkse wijze diens spaarrekening te plunderen. Jorge is niet zo geïnteresseerd in het geld. Het is inmiddels wel gelukt om Paula zwanger te maken, maar verder lijkt hij er niets mee opgeschoten. Natalie vindt hem een grijze muis. Op het eind van de film zegt zijn vriend Israël die hij een illusie zoekt, net als Jorge, die nog steeds vacatures in de krant omcirkelt.

De film kent veel vaart door de snelle opeenvolging van beelden en kent subtiele grapjes, over Jorge bijvoorbeeld door Natalie die teleurgesteld is dat Jorge niets meer met haar wil, maar tegelijk zegt dat hij haar in ieder geval daarmee verrast.

De film heeft een openlijke seksuele inslag, zoals over de homoseksuele geaardheid van Israel en zijn vader en de pornofilms die de vader van Jorge graag ziet, maar uiteindelijk is het toch de nogal frustrerende zoektocht van Jorge die de hoofdmoot van deze film vormt. De intrigerende titel betekent in het Nederlands vertaald: donker blauw bijna zwart. Levensecht.

 Hier de Spaanse trailer.