Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



zaterdag 14 april 2012

Recensie: Grip (2011), Stephan Enter


Geslaagde poging om de menselijke conditie weer te geven.

Het leven verandert waar we bij staan. De tijd verglijdt, stroomt tussen onze vingers weg. Er niets dat we daar tegen kunnen doen. Een reünie biedt aanknopingspunten om het eens over menselijke relaties in samenhang met het verstrijken van de tijd te hebben. Rudie Kagie deed dat al magistraal in het relaas Schuifkaas en Stephan Enter behandelt het thema in zijn nieuwe roman Grip. De theoretische vraag naar de voor- en nadelen van onsterfelijkheid loopt als een rode draad door het verhaal heen.

Grip gaat over een hereniging van de vier alpinisten Paul, Vincent, Martin en Lotte, die elkaar in twintig jaar niet hebben gezien. Ooit maakten ze samen een klimtocht in Noorwegen. Die eindigde abrupt omdat Lotte in een gat viel en daarbij een gebroken arm opliep. De jongens lootten erom wie Lotte met de trein naar huis mocht brengen. Martin was de gelukkige.

Het boek heeft een duidelijke structuur: het valt grofweg uiteen in drie delen waarin achtereenvolgens Paul, Martin en Vincent aan het woord komen. We beginnen op het station in Brussel. Daarvandaan vertrekt de Eurostar naar Wales, waar Martin en Lotte samen met hun dochtertje Fiona wonen.

Paul ontdekt tot zijn genoegen Vincent op het station. Hij voelt zich in de coupé net als vroeger onhandig in vergelijking met de slagvaardige Vincent. Die toont hem een krantenbericht over de spoedige mogelijkheid van de mens om eeuwig te leven. Paul houdt van beschouwen en gaat gretig op de voordelen daarvan in. Hij moet nog altijd denken aan de intieme ervaring met Lotte toen zij in het gat viel en hij haar redde door haar stevig vast te houden. Hij wil haar zeker nog vragen hoe ze erbij kwam naar hem over te steken.

Martin is met zijn dochtertje Fiona met de bus op weg naar Swansea, waar hij Paul en Vincent zal van de trein ophalen. Fiona zit ondeugend te spelen met haar bellenblaas. Martin is benieuwd hoe de ontmoeting zal verlopen. Hij is inmiddels hoogleraar, maar voelde zich altijd de mindere bij de twee jongens. Zijn vader had een carrosseriebedrijf. Martin moest hard leren om hogerop te komen, hetgeen gelukt is, maar hij blijft desondanks het klassenverschil voelen.

Vincent, net terug uit Japan, had al op jonge leeftijd een band met Lotte, die bij hem in de klas zat. In Noorwegen probeerde ze het met hem aan te leggen, maar hij zei haar dat hij relaties nooit langer dan een paar weken volhield. Lotte antwoordde boos dat ze dan met de eerste de beste zou trouwen die ze tegenkwam. Vincent, die anders dan Paul liever alleen had gereisd, wil de kwestie graag nog eens met haar bespreken.

Het verhaal wordt in gang gehouden door de aanstaande ontmoeting met Lotte. Het is tergend dat de lezer haar maar niet te zien te krijgt. Het is alsof Enter toch nog het bestaan van haar wil bevestigen door op het eind, in een toegift, Paul een blik van verre afstand op haar te laten werpen.

Het boek bevat veel couleur locale en boeiende overwegingen over de tijd tussen al het gereis door. De mannen cirkelen behoedzaam om elkaar heen. Vincent kijkt in de Eurostar op de volgende manier naar Paul: ‘Het was lastig Paul te peilen, dat was vroeger zo geweest. Hij had die eigenschap je aan te kijken met een geconcentreerde beweeglijkheid in zijn blik, alsof hij niet echt naar je woorden luisterde maar uit je uitdrukking en houding je werkelijke stemming en gedachten probeerde af te leiden.’ 
Het mooist zijn de verwijzingen naar het verlangen van oneindigheid, andermaal van Vincent: ‘De wens er niet meer te zijn, zijn naam te verliezen, niet te hangen aan wat uiteindelijk het wezen van het ‘ik’ uitmaakte en wat ergens zo futiel scheen – een samenstel van particuliere herinneringen en gedachten, geperst in een particulier lichaam.’

In Grip doet Enter een poging de menselijke conditie, het gebeukt worden door de tijd, weer te geven. Hij slaagt daarin volledig. 


vrijdag 13 april 2012

Asis Aynan over Ik, Driss, VPRO Nieuwkomers, 8 april 2012


De liefde van een immigratiekind voor zijn vader.

De nieuwe literaire reeks, waarin Wim Brands spreekt met zes schrijvers die veelal naar andere streken geïmmigreerd zijn en daarover geschreven hebben, begint met de van oorsprong Marokkaanse Asis Aynan (Haarlem, 1980), die een roman schreef over zijn vader Driss Tafersiti, die als 21- jarige als gastarbeider via de mijnbouw in Toulouse met een koffer met enige kleren naar Nederland kwam.

Asis leest een fragment voor uit de bundel Veldslag over de Hoogovens. Zijn vader werkte bij de visafslag in IJmuiden. Hij sorteerde vis en hielp met het lossen van de schepen. Hij woonde in een pension in Haarlem. Later werd hij zelf pensionhouder. Asis vertelt over een gast die na een dutje in zijn kamer uit het raam keek en een naakte vrouw zag zonnebaden. Van slag rende hij naar de koelkast om tomaten te pakken en daarmee de vrouw te bekogelen.
Zijn vader at twee maal per week vis en kreeg knikkende knieën als hij die al rook. Asis heeft dat van hem geërfd.

We zien sfeerbeelden van IJmuiden. Asis wilde na de begrafenis van zijn vader in Marokko een monument voor gastarbeiders oprichten. Het is alsof ze hier nooit geweest zijn.
Zijn vader droeg eerst gebloemde overhemden, broeken met wijde pijpen en dronk graag een biertje maar werd later religieus en verbitterd uit teleurstelling.

Asis leerde de spreuken uit de koran uit zijn hoofd om zijn vader te plezieren. Op het moment dat er islamitische broeders uit Pakistan kwamen om jongens te ronselen, wilde hij niet met hen mee. Asis koos voor Nederland. Zijn vader had die keuze niet. Asis vertelt over een feestje bij een Marokkaans stel dat rijk wil leven maar zich wel aan de islamitische wet houdt en daarom jus d’orange schenkt uit een cognac karaf.

Hij legt Wim Brands uit hoe het er in een Turkse moskee aan toe gaat. Asis is ooit gestopt met bidden omdat hij dat toch al plichtmatig voor zijn vader deed. Als een teken van protest stapte hij met zijn linkerbeen de gebedsruimte in. Preken werden vroeger in het Arabisch gehouden en waren voor hem onbegrijpelijk.

Asis wil zijn vader niet beschimpen. Hij gaat met Brands naar het pension in Haarlem dat in handen is van zijn zus. Het fotoalbum is onvindbaar. Brands zegt tegen de kijker dat niet iedereen prijs stelt op openhartigheid. Asis toont het enige portret van zijn vader die hij heeft.
Asis zit in een moeilijke positie in het gezin. Hij wil niet weg uit de gemeenschap, hij voelt zich verbonden met de Berbers maar heeft een andere mening. Ouders zijn belangrijk. Hij zal geen wijn drinken waar zijn moeder bij is. Hij zegt dat alles nieuw is voor een immigrant. Als kind heeft die alleen zijn ouders.

Brands spreekt van een schizofrene situatie. Asis bevestigt dat schizofrenie meer voorkomt bij allochtonen dan bij autochtonen.

Asis en oom Wim brengen een bezoek aan de Zwarte markt in Beverwijk. Ooit kocht Asis daar Berber muziek. Het lied Wij zijn van hier bezit volgens Asis ziel en karakter.
‘Je vader is geradicaliseerd,’ zegt Brands. ‘Jij bent de immigrant.’
Asis vertelt over de rare sfeer na de moord op Theo van Gogh. Hij stelde zich voor dat alle Marokkanen terug zouden gaan, maar realiseerde zich dat zoiets niet kon. Hij kan naar Marokko gaan, maar niet teruggaan. Terug kan hij alleen naar Nederland.

Hier vertelt Wim Brands over de totstandkoming van de serie, vervolgens ook een lijstje met de deelnemers. Prima gasten, prima idee. 


donderdag 12 april 2012

Theaterrecensie: De Ploeg danst op de vulkaan, 11 april 2012


Een gezinnetje op weg naar 21 december 2012.

Het werd met veel tamtam aangekondigd. De Ploeg 2012 is niet alleen een theatervoorstelling, maar een verder strekkend project met Youtube filmpjes, een forum waarop bezorgde leden hun ongerustheid kunnen delen en zelfs een Gids voor het einde der tijden, waarin we kunnen nalezen wie wat als laatste woord zei en hoe we, in wanhopige staat, een kat kunnen villen. Alles wees erop dat de familie Van der Ploeg, bekend van de gelijknamige tiendelige jeugdserie op televisie, dit keer de strijd gaat aanbinden met de ondergang van de maatschappij, al lang geleden op 21 december 2012 voorspeld door de Maya-indianen. Alleen leden van De Ploeg zullen gered worden.

De Maya’s worden ruimschoots genoemd, al denkt Pap, als Broer de ondergang van de wereld aan tafel te berde brengt, dat het gaat om een erotische kalender dan wel een nieuw soort mayonaise. Veelal zijn het echter de gebruikelijke gezinstaferelen die we voorgeschoteld krijgen met de autoritaire en gevoelsarme Pap, de zorgzame Map, de angstige en gevoelige Broer, de in zichzelf gekeerde Berrie en de eigengereide Nonkel. Alleen Buck ontbreekt. Eerst wordt gezegd dat hij overleden is, daarna is hij naar Mongolië afgereisd en tenslotte is hij ontvoerd op zijn missie als hondentrainer in Uruzgan en dat alles met de bedoeling om Map niet ongerust te maken.

Het is een snip en snap-geheel, waarin van alles langskomt in allerlei theatrale vormen met op het eind een echtelijk drama omdat Pap zijn hakken in het zand zet. Het heeft kwaliteit, zeker, maar het voldoet niet helemaal, omdat de kern nauwelijks wordt geraakt. Het is veelzeggend dat Nonkel, die zijn Donald Duck- kop afzet om als schoolmeester een tirade te houden tegen het door managers ontsleutelde onderwijs, de handen van de zaal in Haarlem stevig op elkaar krijgt.

Het begint erg fraai met een stel varkens die met de handen in de zakken onwennig knorrend over het toneel scharrelen. Tot de slachter verschijnt en de paniek toeslaat. Hij doet alsof hij geen kwaad in de zin heeft, steekt een hand uit met voer erin, dat door het minst sluwe varken wordt opgeslobberd, waarna die zich gewillig naar de slachtbank laat leiden. Een mooie allegorie van de manier waarop wij met de crisis omgaan.

Mooi is ook het stille spel in de ruimtecapsule waarin André Kuipers zich bevindt en die wordt gevraagd of hij al een meteoriet voorbij heeft zien komen of het gesprek dat de broers oefenen tussen Pap en Broer, omdat Broer wel eens van zijn vader wil horen dat hij geliefd is. Er is de absurde scène waarin Broer zegt dat hij zich beter kan verstaan met dieren en een mooi typetje van de president van de Verenigde Staten met het syndroom van Down..

Zwakker zijn scènes in de bank waar Pap zijn spaargeld gaat opnemen, dat verdampt blijkt. Hij wordt   onzeker gemaakt over zichzelf, maar gelukkig heeft hij houvast aan zijn pijp, getuige zijn leus: ik rook dus ik besta. Broer vreest dat ie straks alleen overblijft maar wordt door Nonkel gerustgesteld aangezien uit zijn ontlasting is gebleken dat hij kanker heeft en dus het einde van de wereld niet hoeft meemaken. De demente Pap die steeds weer een oud liedje gaat zingen.

Dynamiek is er zeker. Het begint met een vrolijk gezinsdansje voor het ontbijt, er wordt een scenario geschreven én tegelijk gespeeld van een gangsterfilm, er is een hilarisch scène over televisiehelden die een vergadering beleggen over samenwerking en een nog hilarischer spelletje Ik ga op reis en ik neem mee, maar het is hard zoeken naar een vlammend protest over de graaicultuur op de bijna uitbarstende vulkaan.

Het publiek schreeuwt bijna daarom. De verwachting is gewekt. Er is genoeg te zeggen, maar het blijft, behalve de tirade van Nonkel over het onderwijs, bij de actualiteit van de laatste tsunamidreiging en de storing bij Vodafone. Niets over Wouter Bos die nog altijd fier is dat hij de financiële wereld heeft gered, maar de mensenwereld in een chaos achterliet. Niets over het drietal dat af en toe achter de microfoon verschijnt, de voeten stevig in de grond geplant om omwaaien te voorkomen. De drie leden van De Ploeg die als een soort alternatief Simplistisch Verbond met blauwe armbanden om op het toneel verschijnen om Map mee te delen dat zij tot de geredden behoort, hadden zich ook kunnen voordoen als vos, rat en das die niets meer te zeggen hebben en zich hebben verschanst in het regeringshol om hun tanende macht nog zo lang mogelijk te kunnen uitoefenen, rat denkend aan een commissariaat, das bij god niet wetend hoe hij straks de gelederen gesloten moet houden, vos alle onzekerheid weglachend omdat hij, anders dan hij beweert, geheel niet in staat is om orde op zaken stellen.

Een succesvolle jeugdserie blijkt nog niet zo gemakkelijk om te zetten in een maatschappelijke satire. De Ploeg danst op de vulkaan is een gemiste kans om te zeggen waar het op staat in de aanloop naar 21 december a.s. als de lente begint. 

Hier alles over De Ploeg 2012.





Jeroen Vullings over De koperen tuin, Athenaeum boekhandel, 10 april 2012


Nog steeds een literair ijkpunt.

Jeroen Vullings verwelkomt het gezelschap dat in de boekwinkel in Haarlem is samengekomen als zijnde Vestdijkianen en meldt dat Peter Buwalda, die ook tot deze groep behoort, heeft afgezegd vanwege verplichtingen elders.

Vullings schreef het nawoord in de uitgave van De koperen tuin, die in de Perpetua-reeks verschenen. Van hem mag die nog wel meer werk van Vestdijk bevatten. Zelf maakte hij kennis met Vestdijk tijdens een ziekte in zijn jeugd, een liefde die nooit meer is overgegaan. Kenmerkend voor Vestdijk is dat hij de lezer meteen raakt, het verhaal inzuigt.

Vullings werd in zijn middelbare school tijd uitgenodigd voor een bijeenkomst van het Vestdijk-genootschap, maar stootte een glas wijn om en kreeg meteen verzekeringspapieren onder zijn neus geduwd. Voor hem een reden om alleen nog Vestdijk solo te lezen, temeer omdat Vestdijk zich juist tegen dit soort kleinburgerlijkheid verzette.

Tijdens een periode als leraar op een gymnasium in Velsen merkte Vullings dat leerlingen Vestdijk niet meer wilden lezen. Dat verbaasde hem want de mannelijke hoofdpersonen vormen met hun verbale instelling en geldingsdrang een mooie opstap naar het studentenleven. Vullings zou graag jonge Vestdijklezers ontmoeten maar weet niet of ze nog bestaan.

Hij las De koperen tuin (1950) in 1981 maar vond de roman ondanks begrippen als dienstertje, kellner(in) en gevallen vrouw niet ouderwets. Het verhaal speelt zich ook nog eens af tijdens de jeugd van Vestdijk in de eerste drie decennia van de vorige eeuw, in een provinciestadje waar de standenmaatschappij nog volop aanwezig was.
Vullings leefde mee met hoofdpersoon Nol Rieske in zijn liefde voor Trix Cuperus, de dochter van de stadsdirigent. Een adolescent las over een adolescent.

Lang liet hij de roman voor wat het was vanwege spreekbeurten van leerlingen die altijd dezelfde versimpelde weergave van het boek gaven. Tijdens herlezing voor de uitgave in de Perpetua uitgave, ontdekte Vullings de bij een goede schrijver altijd aanwezige gelaagdheid in het boek.

Vestdijk vond De koperen tuin zijn mooiste boek. Hij noemde het zijn eerste volledige liefdesroman waarin de gevoeligheid het wint van de hardheid. De muziek vormt een ander belangrijk element. De personages zijn te herkennen aan hun voorkeur voor een bepaald soort muziek. Vestdijk was het liefst componist geworden, de literatuur was zijn tweede liefde.

Vullings heeft zichzelf de vraag gesteld waarom alleen uitvoerende en geen scheppende kunstenaars in het boek voorkomen. Nol bewondert Cuperus die onmatig is en onmaatschappelijk, maar als kunstenaar compromisloos. Over de vrouw van Cuperus schrijft Vestdijk, dat wie zo netjes is wel iets te verbergen moet hebben. Dat is volgens Vullings een sleutelzin, omdat hierin kritiek op de burgermaatschappij doorklinkt. Wie schept moet vechten tegen zichzelf en zijn broodheren. De maatschappij wil namelijk de kunstenaar temmen, die in ontwikkeling hoger staat. Juist in de figuur van een uitvoerend kunstenaar die moet sappelen om de kost te verdienen, komt de frictie met de maatschappij het duidelijkst tot uiting. Het is de tragiek van Nol dat hij niet begrijpt hoezeer hij op Cuperus lijkt.

Vestdijk schetst met veel ironie de gemeenschap in W. waarin het conflict zich afspeelt. De lezer koestert geen wrok tegen de mannen die Trix in het ongeluk storten. Nol is pathetisch als hij met de gevallen Trix wil trouwen om daarmee zijn protest tegen de burgerij te tonen. Tijdens zijn herlezing viel het Vullings op hoe wanhopig Nol was.

Vestdijk heeft De koperen tuin nooit bedoeld als historische roman, maar als een roman over liefde, muziek, kunstenaarschap en provincialisme. Het bezit nog altijd een vitale levenskracht en kan dienen als literair ijkpunt vanwege het beeldende vermogen en het rijkgeschakeerde en fijnmazig geschreven proza.    

woensdag 11 april 2012

Erik Jan Harmens over De man die in zijn eentje de Olympische Spelen organiseerde, VPRO-boeken, 8 april 2012


Liever een idee dan een organisatie.

Wim Brands toont een filmpje over de voorbereiding van de veertiende Olympische Spelen,vlak na de tweede wereldoorlog in het Wembley stadion in Londen. We stappen in de wereld van het management. Erik Jan Harmens kwam op het idee voor zijn roman naar aanleiding van een video over de Olympische Spelen in Tokio 1964.

Harmens ontdekte in de tijd dat hij voor theatergroep Hollandia werkte dat hij niet zo geschikt was als manager, want die dient oog te hebben voor hoofd- en bijzaken. Zo vergat hij tijdens een uitvoering op locatie in Maastricht eens de diesel voor het maken van vuur.
Inmiddels werkt hij als tekstschrijver, een taak die hem heel wat beter afgaat.

Een goede manager zorgt dat het personeel met plezier naar het werk gaat, spreekt werknemers aan als individu, geeft hen het idee dat ze carrière kunnen maken. Hij heeft een goed oog van wat er speelt, kan delegeren, houdt de eindverantwoordelijkheid maar ligt er niet van wakker.

Brands noemt de bejubelde Steve Jobs als voorbeeld, maar volgens Harmens was hij geen goede manager omdat hij zich teveel focuste op details.
Ron van Dijk, de hoofdpersoon in zijn roman, beschouwt zichzelf als een geboren organisator, klaar voor zijn meesterproef, de organisatie van de Olypmpische Spelen, maar hij verliest de hoofdzaak uit het oog. Na anderhalf jaar is er nog geen paal de grond ingeslagen. Daarom concentreert hij zich op één ding, de catering. Het gaat om het momentum. Als de broodjes goed zijn, komt al het andere ook wel in orde.

Brands noemt die instelling symptomatisch voor wat er in onze maatschappij gebeurt. Harmsen bevestigt dat veel zaken te groot zijn om aan te pakken, zelfs de broodjes vormen al een probleem, want je hebt halal, kosjere en zelfs semi kosjere broodjes. Zoek het maar uit.
Hij ontdekte dat hoe hoger men klimt in een organisatie, hoe incapabeler men is. Dat komt omdat men volgens het groei-principe doorstijgt tot het moment dat men boven zijn of haar capaciteit zit. 

'Wat doe je eraan?' wil Brands weten.
Men kan overstappen naar een ander bedrijf, maar ook het proces doorbreken door uit de organisatie te stappen en voor zichzelf te beginnen, zegt Harmsen. Vanuit een idee werken in plaats van vanuit een organisatie.
Met een idee over een vorm van telecommunicatie kun je naar een grote organisatie stappen maar het ook  op een laptop ontwikkelen en contact zoeken met toeleveringsbedrijven. Harmsen pleit daarmee voor een lossere, kleine organisatie.

Ron van Dijk is misschien zo iemand, maar hij is geen goede manager. Hij staat symbool, zegt Harmsen, voor een man die zich vastbijt in zijn ambitie en daarin doordendert.
Brands concludeert daaruit dat je nooit moet denken dat je een organisator bent. Harmsen zegt dat het ook ertoe kan leiden om te bedenken wat men wel kan. Mensen zijn vaak bang dat ze helemaal niets kunnen.

Brands hoopt dat het boek een revolutie teweegbrengt.  


dinsdag 10 april 2012

Otto de Kat over Bericht uit Berlijn, VPRO-boeken, 8 april 2012


‘En de boer, hij ploegde voort.’

De roman Bericht uit Berlijn speelt in het voorjaar van 1941 als Ocar Verschuur, Nederlandse diplomaat in Bern, in een onbewaakt moment geheime informatie krijgt over het voornemen van Hitler om Rusland binnen te vallen. Die informatie krijgt hij door de telefoon van zijn dochter Emma, die in Berlijn woont. Oscar weet dat de lijn wordt afgeluisterd. Wat moet hij doen?

Otto de Kat werd geboren vlak na de oorlog maar werd er toch diep door geraakt. Zijn familie woonde in een levendige straat in Rotterdam, die getroffen werd door het bombardement.

Wim Brands herkent daarin de toon van de roman: het was weliswaar oorlog maar het leven ging door. De Kat vindt dat een fascinerend gegeven: hoe kan men doorgaan met leven terwijl de wereld in brand staat? Het is nog steeds een actuele vraag.

De Kat komt uit een familie van bestuurders. Er zit zelfs een commissaris van de koningin bij. Zijn oom was tijdens de oorlog burgemeester in Drente en zorgde dat de joden niet konden worden aangegeven, hetgeen hem deportatie naar kamp Amersfoort opleverde. De achtergrond van zijn familie heeft niet zijn interesse. Wel de verbeelding die een diplomaat bij hem oproept.

Oscar Verschuur is een bijzondere man die buiten de geijkte kanalen om werkt en banden heeft met Londen. Hij bezit de doorgewinterde vorm van beleefdheid gemeen met zijn familie, zoals De Kat dat formuleert, die ook keihard kon zijn, maar nooit op een gewelddadige manier.

Aanleiding voor het boek vormde de wens om te schrijven over een dilemma. De Kat had enkel een aantekening over een diplomaat en een dochter. Het gezin is versplinterd. Iedereen woont op een andere plaats. De vader in Bern, de moeder in Londen. Wat staat de diplomaat te doen na het telefoontje van Emma?

De Kat zegt dat Oscar een schaker is, die overziet welke zetten hij kan doen. Het is de vraag of hij kiest voor zijn dochter of voor het algemeen belang.

Brands zegt dat schrijvers vaker zo’n andere wereld tot onderwerp zouden moeten kiezen. Hij toont het boek Menschen in Berlin dat de telefoonnummers bevat van de mensen die in de oorlog in Berlijn woonden en dat De Kat heeft gebruikt als documentatie. Hij wil dat alles klopt. Hoewel het gaat om de gevoelens en niet om de historische beschrijving moet het tot in de details in orde zijn.

Brands komt nog eens terug op het idee van de gelijktijdigheid van de oorlog en het leven dat doorgaat.
De Kat zegt dat het hem niet om een historische roman ging, maar om het dilemma dat nog steeds actueel is. Mensen moeten ook eten terwijl om hen heen vreselijke dingen gebeuren.
Brands noemt als voorbeeld de mensen in New York die aan de andere oever van de rivier zaten te picknicken terwijl de Twin Towers instortten.
De Kat vindt het onontkoombaar dat het leven altijd ook doorgaat, maar dat levert tegelijk ook spanning op.
‘En de boer, hij ploegde voort,’ zegt Brands.
‘Dat is het,’ zegt De Kat.  

maandag 9 april 2012

Filmrecensie: The reader (2008), Stephen Daldry


Een romance die lang nadreunt.

Films die niet Engelstalig zijn, maar wel in de Engelse taal worden gesproken, verliezen vaak aan sfeer en geloofwaardigheid. Ik denk daarbij aan Franse kostuumdrama’s. Dat geldt niet voor The Reader. Deze film, gebaseerd op het boek De voorlezer (1995) van Bernard Schlink, speelt zich af in verschillende perioden na de tweede wereldoorlog in de buurt van Heidelberg, maar de Engelse taal is daarbij geen struikelblok. Dat komt denk ik door het ijzersterke verhaal en het magnifieke spel van Ralph Fiennes en Kate Winslet (hier samen in bad). De laatste zet een prestatie neer zoals Meryl Streep deed in Sophie’s Choice.

De film begint, anders dan het boek aan het eind in Berlijn in 1995, als de oudere advocaat Michael Berg afscheid neemt van een knappe minnares en zijn dochter Julia gaat ophalen die een tijd in Parijs is geweest. Hij kijkt uit het raam van zijn appartement en ziet zichzelf weer in 1958 als vijftienjarige jongen uit Neustadt, die zich ziek voelde en stond te overgeven in de regen voor het huis van tramconductrice Hanna. Ze ving hem op en bracht hem naar huis. Als Michael na drie maanden weer beter is brengt hij haar, op aanraden van zijn moeder, een bloemetje. Langzaam ontwikkelt zich een relatie tussen de twee. Die begint, als Michael een keer kolen voor haar heeft gehaald en met een beroet gezicht voor haar staat. Zo kan hij niet naar huis, zegt Hanna, die twee keer zo oud is als Michael. Hij moet eerst in bad. Beschaamd kleedt Michael zich uit. Hanna zegt dat ze niet kijkt, maar als ze even later met een handdoek aankomt, is ze zelf ook naakt.

De gymnasiast Michael leest Hanna voor uit de Odyssee, een verhaal van een zwerftocht van een jongeman op weg naar huis. Volgens zijn leraar gaat de geschiedenis over mensen die uit edele of perverse motieven hun doelen geheimhouden. Het leven van Michael en zeker dat van Hanna zou ook een odyssee gezien worden. Michael krijgt door de relatie met haar problemen in de omgang, allereerst met zijn vader die van de regels is, maar ook met zijn moeder die overstuur is als hij wegblijft. Zelfs met zijn vrienden moet hij afhaken, want hij heeft geen tijd voor hen. Later als hij rechten studeert en de verhouding met Hanna al lang beëindigd is, houdt hij afstand van een studente, die duidelijk geïnteresseerd is en nog later houdt ook zijn huwelijk geen stand.

Het zou jammer zijn teveel over de inhoud te prijs te geven, want juist de overgangen zijn heel verrassend. De kijker tuimelt van de ene verbazing in de ander. Het gaat van de jeugd van Michael in 1958 naar 1966 als hij in Heidelberg studeert en van 1976 als hij met de kleine Julia bij zijn moeder is en haar vertelt dat hij gescheiden is tot 1995, als we terug zijn bij de ontmoeting tussen vader en de inmiddels jong volwassen dochter, waarmee de film begint. Met daartussen een zeer aangrijpende romance, die lang nadreunt. Ook door de fantastische aankleding in het decor van de jaren vijftig en de rustige muziek.

Tenslotte is er nog de mooie rol van Bruno Ganz als de scherpzinnige en betrokken docent aan de rechtenfaculteit. Hij zit heel wat beter in zijn vel dan als Hitler in Der Untergang.

Hier de trailer, al zou ik die overslaan om de verrassing niet bij voorbaat uit handen te geven.