Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 30 september 2011

Theaterrecensie: Rosemary’s baby, door pFors, 29 september 2011


Nauwelijks eer aan te behalen na verfilming door Polanski.

Er bestaat een grote uitwisseling tussen verschillende kunstvormen: boeken worden verfilmd of voor het toneel bewerkt. Dit is ook het geval met Rosemary’s baby . De bestseller van Ira Levin uit 1967 werd al een jaar later verfilmd door Roman Polanski met Mia Farrow als de getormenteerde zwangere vrouw in de hoofdrol. Met die beelden nog scherp in het achterhoofd vroeg ik me af hoe daar nog met een toneelstuk tegen op te boksen is, maar pFors, een nieuw theaterplatform in Haarlem, doet een poging.

De effecten die in de film gemakkelijker de suspence opwekken worden ook in de bovenzaal van de Stadsschouwburg uitgeprobeerd: felrode lichten aan de zijkanten van het brede toneel en repeterende metalen klanken geven een voorschotje op het komende onheil. Dat wordt nog versterkt door de naïeve instelling van het jonge stel Woodhouse dat een gesplitst appartement betrekt in de oude Havikshorst. Vooral Rosemary is meteen verkocht. Ze ziet grote mogelijkheden om daar een gezinnetje te stichten. Haar man Guy, een aankomend toneelspeler, is wat aarzelend. Hij moet nog zien dat hij aan de bak komt, maar Roos wuift zijn twijfels weg. Het komt allemaal goed.

Het jonge stel wordt meteen al belaagd door de oudere buren Minnie en Roman Castevet, die de vorige eigenaresse hebben gekend die daar is overleden en zelf een drugsverslaafd meisje onder hun hoede hebben gehad, met wie het ook slecht is afgelopen. Vooral de nieuwsgierige Minnie zet meteen haar voet tussen de deur van haar nieuwe buren. Guy, die inmiddels een rol heeft gekregen van een collega die plots blind is geworden, vindt dat prima. Een beetje gezelschap kan geen kwaad.

Het is mooi zoals de vier personen vanuit de achtergrond steeds naar voren springen om hun eigen of een andere rol op zich te nemen. Dat geeft veel vaart aan het stuk, dat af en toe aan niet al te belangwekkende dialoogjes dreigt te bezwijken. De video boven het toneel met daarop de angstige blikken van Roos geeft een grotere intensiteit die nu eenmaal op het toneel moeilijker is over te brengen.

Marijtje Overduin draagt het stuk met overtuigend spel. Mooi wordt door haar de conceptie van Rosemary’s baby verbeeld, bovenop de tafel en haar woede-uitbarsting aan het eind is een verademing. Roos is temidden van al die discutabele personen tenminste iemand met een hart, al laat ze zich vaak overhalen door haar man Guy om zich aan te passen, bijvoorbeeld om toch maar de kruidendrank te slikken die Minnie voor haar bereidt op verzoek van de onbetrouwbare gynaecoloog Abraham Sapirstein. Guy zelf zit tussen twee vuren in. Hij houdt van zijn vrouw maar wil ook het contact met de buitenwereld, dat steeds meer uit een satanisch net gaat bestaan, goed houden.

Ik vraag me af of de keuze van dit stuk, dat het toch vooral moet hebben van de suspence, gelukkig is geweest. Omdat de personages zich nauwelijks ontwikkelen, valt er op het relationele gebied niet zo veel te verhapstukken. Alles verloopt zoals verwacht: Roos zit steeds meer in de verdrukking, haar man is onschadelijk gemaakt en de boze wereld kan zijn gang gaan. Volwassenen, die een beetje door de hekserij heen kijken, worden toch wat teleurgesteld. Dat gold al voor de film van Polanski en dus helemaal voor deze theaterproductie. Jammer voor alle goede bedoelingen. Wellicht leent Una giornata particolare zich beter voor een theatervertolking. 







Recensie: De verzonken jongen (2011), Jan Vantoortelboom


Haat, nijd en familiegeheimen in een West-Vlaams dorp.

Soms denk je dat je het wel kent, de sappige anekdotische beschrijvingen van het leven in deVlaamse rooms-katholieke gemeenschappen, waarin haat en nijd gedetailleerd aan de lezer wordt voorgeschoteld, maar het recept, ook al is het bekend, werkt nog steeds en er zijn steeds weer nieuwelingen die het met veel smaak opdienen.

Jan Vantoortelboom is zo iemand, aan wiens schrijfstijl je niet zou zeggen dat hij een beginner is. Zijn verhaal over de broers Stoffel en Bert Vanheule en tegelijk over hun opa Victor wordt op een prachtige manier uit de doeken gedaan. De hoofdstukken over Victor en die over zijn kleinzoon Stoffel wisselen elkaar af, zodat de beide geschiedenissen elkaar van twee kanten steeds dichter naderen en tenslotte tot een mooi eind gebracht worden.

Het boek begint met een einde. Hoofdpersoon Stoffel, de ik-figuur in deze roman, begraaft zijn moeder op het kerkhof van Elverdinge, diep gelegen in het West-Vlaamse achterland, zoals dat in het boek genoemd wordt. Stoffel piekert over zijn familie, vraagt zich af wat zijn opa Victor misdaan heeft, wat er precies gaande was tussen hem en zijn zus Lora, beiden nakomelingetjes in een gezin met oudere zussen, wie zijn moeder precies was, aangezien zij nooit contact hadden met haar tak van de familie. Hij ziet alleen brokstukken uit levens die hem onbekend zijn.

De personages zijn van vlees en bloed, op de eerste plaats Victor, geboren in 1896, die tot afgrijzen van Stoffel een litteken dwars over zijn gezicht heeft lopen. Victor is een sterke man en wordt daarom gevraagd als buitenwipper in het plaatselijk café. Hij heeft een speciale band met zijn drie jaar oudere zus Lora, een verhouding die veel spanning aan het boek geeft. Na zijn deelname aan de eerste wereldoorlog is de mannetjesputter ongeschonden naar huis teruggekeerd, maar leeft teruggetrokken. Stoffel bekijkt hem met verbazing. ‘Hij zat nog steeds in zijn zetel op zondag met een mes druivenpitten van tussen zijn tanden te peuteren, vliegen dood te meppen en giftige scheten te laten.’

Een ander mooi portret is de pastoor, die afhankelijk is van de gulheid van de zakenlui en in het begin van het boek op bezoek gaat bij antiekhandelaar en notaris Verdonck. Deze heeft een bedlegerige vrouw en daarom Lora, het zusje van Victor, als kuisvrouw in dienst genomen. Voor de pastoor is het duidelijk dat Verdonck verliefd op haar is, maar veel kan hij daar niet over zeggen. Ook in het dorp wordt erover geroddeld, net als over Victor.

Lora zelf mag er ook zijn. Tijdens de begrafenis van de vrouw van Verdonck zit ze zelfbewust vooraan in de kerk. ‘Haar borsten priemden vooruit, om de kracht en kleur van haar zang de monden waaruit roddel en achterklap spuiden het zwijgen op te leggen.’

Dan zijn er de jongens, de broers Bert en Stoffel, misdienaars, die behoorlijk van de goede weg afdwalen. Stoffel bezit een metalen doosje waarin hij stukjes van Victor bewaart zoals stukken nagels en tanden, die hij onder tafel vindt. De wat oudere Bert is een dierenvriend, maar verder geen lieverdje. Bert wordt door opa Victor afgetuigd als hij kakt in een tweedehands broek, die zijn moeder hem aantrekt. De dood van hun moeder brengt de broers niet dichter bij elkaar: ‘In plaats van samen bescherming te zoeken, dreven we af op twee verschillende, onstuitbare krachten van overleving. Er waren blauwe plekken geweest, een beetje duwen en trekken, aftastend. Soms bloed. Soms gericht uithalen. Maar nooit voluit. Ons gedeelde medelijden voor vader kon de kloof niet overbruggen, maar bedwong ons wel. Ik bezat een angstloze taaiheid waar Bert bewondering voor had. Hij bezat spierkracht waar ik bewondering voor had. Dat was het.’

De roman is van grote poëtische allure. Mooi zijn de Vlaamse begrippen als saffelen die op elke pagina wel voorkomen, maar ook de beelden zoals de sproeteneilandjes op het gezicht van Stoffels moeder, alsof ze met een vergiet in de zon had gelegen. Over de puist op de kin van Bert zegt Stoffel: ‘Er zat een luciferskop op.’ De lezer wordt door de aardsheid en zintuiglijkheid (met alle stront bijvoorbeeld) met huid en haar in het verhaal getrokken.

De compositie zit gebeiteld in elkaar, al wordt er af en toe teveel weggegeven. Vertoortelboom weet de verschillende verhaalelementen kundig in elkaar te lassen. Ook ontroering brengt hij over, bijvoorbeeld in de schets van Stoffels vader, die achterblijft na de dood van zijn vrouw of in die van het afscheid van Victor van diens hond Wolf als hij naar het leger gaat.
Weer is een nieuw juweel toegevoegd aan alle rijkdom die we al uit Vlaanderen hebben ontvangen.


  

donderdag 29 september 2011

Vrouwen te koop (2011), Maria Genova, Radio 1, 28 september 2011



Pleidooi voor andere wetgeving ten aanzien van prostitutie. 

Als het over vrouwenhandel gaat moet ik meteen denken aan de film Sex traffic (2004) van David Yates, waarin die een zeer aangrijpend beeld schetst van de zusjes Visinescu die uit Moldavië naar Londen worden gesmokkeld, zogenaamd om daar als hostessen te gaan werken. Ook het boek Zonder moeder (2004) van Karina Schaapman geeft een duidelijk beeld van de manier waarop een kwetsbaar meisje ongemerkt in de prostitutie terecht komt.

In haar nieuwe boek Vrouwen te koop klaagt Maria Genova in een uitzending van omroep Max de huidige wetgeving op het gebied van de prostitutie aan. Het aantal slachtoffers van pooiers en loverboys is veel groter dan we denken. Zeventig procent van de prostitueés werkt gedwongen in de prostitutie, wordt misleid door mooie verhalen en heeft geen vertrouwen in de hulpverlening.

Men denkt dat men geen slachtoffer is, maar een liefdesverhouding heeft met de pooier, die de vrouw niet ziet als zijn toekomstige echtgenote, maar als een winstobject. Maria schreef eerder het boek De man is stoer, de vrouw een hoer. Na de eerste verhalen van slachtoffers realiseerde ze zich hoe groot het probleem was. Uit de mails die ze ontving kwam een beerput met heftige reacties omhoog. Maria vertelt dat het altijd nog erger kan, tot gedwongen abortussen aan toe, waarbij de handelend gynaecoloog een zwangere vrouw, die zich bedenkt, weigert zijn behandeling te stoppen om dat ze al een injectie heeft gehad.

Onder de slachtoffers zijn veel minderjarige meisjes van veertien en vijftien jaar, die soms al enkele jaren in de prostitutie werken. Uit hun verhalen spreken trauma’s. Maria leest een fragment voor uit haar nieuwe boek waarin een jonge vrouw zegt dat rijke zakenmensen geld haar vroegen om hen pappie te noemen en zich nog jonger te kleden dan ze al was. Het gaat daarbij niet om eenzame viezeriken maar om keurige getrouwde mannen.

Maria vond het soms moeilijk om al die reacties te krijgen, maar ook moeilijk om de vrouwen te vragen om terug te bellen op een moment dat haar beter uitkwam. Ze wil hun verhalen graag in de openbaarheid brengen omdat wij denken dat het, op enkele incidenten na, wel meevalt. We zien glimlachende meisjes achter de ramen en begrijpen niet dat we een maffia gelegaliseerd hebben die vrouwen ronselt uit Oost-Europa en Nigeria.

Maria sprak met een negentienjarige dochter van een politieman uit Deventer. Ze komt uit een goed gezin, dus het zijn niet alleen domme blondjes die erin tuinen. Ieder onzeker meisje kan het overkomen. Dit meisje stuurde haar een slachtofferverklaring, waarin ze schrijft dat ze pas na drie jaar begreep dat haar lichaam een gokmachine was met drie verschillende openingen waar geld uit kwam. Ze had een blinde liefde voor haar vriend en nu heeft ze black-outs tijdens gesprekken. Maria zegt dat dit meisje inmiddels niet meer in de prostitutie werkt. Ze heeft wel de rechtszaak verloren op grond van procedurele fouten.

‘Waarom heeft zij wel aangifte gedaan?’ vraagt de interviewster.
‘Ze besefte pas na drie jaar wat er met haar was gebeurd. Bij een ander viel het kwartje pas na zes jaar, toen ze werd gevraagd te getuigen tegen een andere pooier en zich opeens realiseerde dat dat verhaal ook het verhaal van haarzelf was.

‘Wat motiveert je?’
‘Ik ben niet van plan hier nog eens over te schrijven, maar ik ben verontwaardigd dat zoiets in een land als Nederland kan bestaan. Pooiers genieten privacy, slachtoffers hebben geen bescherming. De politiek gaat door dit boek hopelijk anders tegen prostitutie aankijken. Je ziet aan de verhalen wat er allemaal misgaat.’

‘Wat moet er gebeuren?’
‘Pooiers moeten onder toezicht gesteld worden en er moet voorlichting komen voor meisjes en buitenlandse vrouwen.’

Maria waarschuwt meisjes ervoor voorzichtig te zijn op Facebook en Hyves.

Bron: Radio 1, Omroep Max, Twee Dingen, 28 september 2011
  


Evgeny Morozov en het einde van de internet-utopie, Tegenlicht, 26 september 2011


Een dwarse denker temidden van een juichend publiek.

Evgeny Morozov is een Wit-Rus die vijf jaar was toen de Muur viel. Hij schreef The Net Delusion, waarin hij zich verzet tegen het cyber-optimisme als zou dat dictators kunnen wegjagen. Hij bevindt zich in een studio omgeven door grote schermen waarop veelal oudere fragmenten vertoond worden, veelal van opponenten. Morozov levert commentaar.

De Amerikaanse internetgoeroe Kevin Kelly vergelijkt internet met uitvindingen als de boekdrukkunst. Door internet vormen we een groter organisme dat ons een diepere identiteit in een planetaire cultuur geeft.
Morozov stelt dat Kelly de politieke macht en de financiële belangen achter de technologie niet ziet. Die heeft zich losgezongen van de politiek. Techniek kent geen natuurlijke evolutie die beantwoordt aan een of andere natuurwet.

Een reclameboodschap van Apple vertelt dat bedrijven werknemers tegenwoordig laten doen wat ze zelf willen doen. Morozov stelt dat dit soort grote corporaties het meest van de huidige ontwikkeling profiteren.

Een Wit-Russische student kreeg ooit een cassetterecorder waarmee hij het nieuws uit het Westen kon opvangen en was als een kind zo blij.
Morozov zegt dat het effect van de technologie op de bevrijding van onderdrukking zwaar overschat wordt. We weten bijvoorbeeld niet hoe groot de rol van het leger in de omwenteling in Egypte was.

De Philips-roadshow in Wit-Rusland doet Morozov denken aan religieuze vervoering. De media houden de mensen koest en dom. Er is geen verbinding met politiek, eerder met porno.

Hillary Clinton keurt de actie van China af om de vrijheid op internet te beperken.
Morozov noemt haar kritiek met termen uit de koude oorlog oppervlakkig en tijdsgebonden. Ook de VS voert cyberaanvallen uit op internet.

Al Weiwei steekt zijn middelvinger op vanuit een auto op het Plein van de Hemelse Vrede.
Morozov ziet hem eerder als kunstenaar en dissident en acht zijn krachtige protest bedoeld voor het buitenland.   

Een jonge Chinese op het Google hoofdkwartier zegt dat informatie geselecteerd dient te worden om mensen niet onnodig voor het hoofd te stoten.
Morozov zegt dat de gemiddelde Chinees stabiliteit wil en dat zij dat beter verwoordt dan de dissidenten doen.

Baidu, een Aziatisch internetbedrijf wil uitbreiden.
Morozov zegt dat internet straks niet meer door het Westen gedomineerd wordt maar dat Russische en Chinese bedrijven met Google gaan concurreren.

Julian Assange onthult de Collateral Murder video.
Volgens Morozov wenste Wikileaks daarmee mee te spelen op het politieke toneel. Het maken van een onderscheid tussen overheden en burgers en het terugbrengen van de macht van de eersten ten gunste van de laatsten tendeert naar een libertaire om niet te zeggen anarchistische visie. Morozov gelooft wel in instituties en vindt dat men het Sociaal Contract van Rousseau weggooit.

Een werkloze jonge vrouw uit Californië zegt dat veel inwoners in campers wonen en dat de grote sociale verschillen slecht zijn voor de samenleving.
Morozov vraagt zich af waarom men niet in opstand komt. Het bewijst dat de digitale revolutie geen invloed heeft op de sociale ongelijkheid.

Peter Sloterdijk zegt dat een conservatief volk tegenwoordig wordt blootgesteld aan een machtige elite die het dagelijks leven wil revolutioneren.
Morozov vindt dat de betekenis van het begrip revolutie ontzield en misbruikt wordt. Mensen zijn gevoelig voor dat soort termen. Ze willen niets liever dan veranderen maar worden misleid.

Tony Judt zegt dat de disposition to worship the rich is the cause of the corruption of moral sentiments, dus dat het aanbidden van rijkdom het teloorgaan van morele gevoelens heeft veroorzaakt. Hij zegt erbij dat de uitspraak van Adam Smith is.
Morozov stemt ermee in dat de morele factor tegenwoordig uit de maatschappij verdwenen is en dat dat pervers is.

Een Egyptische studente is hoopvol over de Egyptische revolutie, die gedragen werd door de jeugd.
Morozov ziet oude structuren zich weer herstellen. Mensen die onder Mubarak dienden komen weer terug. Het is gemakkelijker een dictator weg te sturen dan een maatschappij te veranderen.

De futurist Ray Kurzweil zegt dat de maatschappelijke ontwikkeling zo snel gaat dat we niet zonder kunstmatige intelligentie kunnen.
Volgens Morozov is Kurzweil bang voor de dood. Zijn idee van vooruitgang is gebaseerd op digitale gadgets. Hoeveel is er veranderd sinds Plato? Er zijn nog steeds mensen die niet mogen stemmen.

Twee jonge Franse draagmoeders willen de wetenschap dienen. Ze geloven niet in de ziel, alleen in een genetische code.
Morozov ziet hun vrolijkheid en zegt dat het biologisch determinisme het leven eenvoudig maar ook minder boeiend maakt. Deze Brave New World is iets om je tegen te verzetten.

Een socioloog, tenslotte, spreekt over een netwerk, dat verbindt en loskoppelt en dat vooral jonge mensen aanspreekt.
Morozov zegt dat het netwerk idee van de jaren negentig was en dat tegenwoordig de digitale diensten sterk gepersonaliseerd zijn.

Daarmee is deze boeiende en veelvormige, maar daardoor ook wel beperkte uitwisseling van ideeën voorbij en blijft de kijker van Tegenlicht achter met zijn eigen gedachten. Volgende keer maar weer eens een goed gesprek.   
    



woensdag 28 september 2011

Lester Brown over We kúnnen nog kiezen (2011)

-->
Angst als raadgever.

We beseffen het nauwelijks maar we leven op de rand van de aarde, we wankelen op het randje. Het is daarom vreemd om tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van vorige week zo weinig over het milieu te horen. Volgens minister president Rutte mag het milieu niet teveel de economie in de weg staan. Hij werpt wat loze kreten de vergaderzaal in en gaat verder met zijn business as usual.

Milieudeskundige Lester Brown (zie foto) waarschuwt voor zo’n manier van denken. Volgens hem geven de recordtemperaturen in Moskou in de zomer van 2010 net als de overstromingen in Pakistan aan dat de aarde aan het eind van haar Latijn is. Het zijn voorbeelden van wat ons allemaal te wachten staat als we doorgaan op de manier waarop we nu bezig zijn.

We leven in een situatie vergelijkbaar met die van Copernicus, toen hij tot de ontdekking kwam dat de zon niet om de aarde, maar de aarde om de zon draaide. De aarde is opgedraaid door de enorme bevolkingsdruk en de uitputting van de grondstoffen. De voedselprijzen gaan alleen maar omhoog, er is gebrek aan drinkwater en de honger in de aarde neemt toe door misoogsten. Door falend beleid kan een groeiend aantal staten de bevolking geen aanvaardbaar leven meer bieden. De markteconomie werkt niet omdat het de prijs van het milieu niet in de prijzen van de producten meeberekend.

Oude beschavingen van de Sumeriërs als de Maya’s gingen uiteindelijk ten gronde door voedselgebrek. Ondanks al onze technologie zijn we nog steeds zeer afhankelijk van de aarde. We staan zo dicht aan de rand, dat we er elk moment over heen kunnen gaan. Hoe dat er uit ziet weten we niet, want we hebben geen ervaring met deze situatie.

Lester Brown is oprichter en directeur van het Earth Policy Institute dat een Plan B heeft opgesteld, dat r een ramp moet afwenden. Hij denkt dat het kan als we willen. In 1942 zette Roosevelt de civiele productie om tot een productie voor de oorlog en iets vergelijkbaars kunnen we nu weer doen. We moeten uitgaan van de ecologische voetafdruk en het vergroenen van de belastingen.   

We kunnen nog kiezen bestaat uit drie delen. In de eerste twee wordt gedetailleerd de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen, de bevolkingsgroei en de falende staten beschreven. In het derde deel wordt in gegaan op Plan B.
Dat bestaat uit vier componenten:
-reductie van CO2 van 80 procent in 2020
-stabilisering van de wereldbevolking tot 8 miljard in 2040
-uitbannen van armoede
-herstel van de bossen, bodem, waterbronnen en visgebieden

Brown zegt dat de uitdaging groter is dan ooit in de geschiedenis. Willen we neergang en chaos of stellen we snel orde op zaken en zetten we een flinke stap op de weg van de duurzaamheid? De angst voor een catastrofe is in dit geval een goede raadgever.  

Het boek We kunnen nog kiezen, de vertaling van World on the Edge (2011), is voor 25 euro te bestellen bij uitgever Maurits Groen te Haarlem via www.mgmc.nl.

dinsdag 27 september 2011

Daphne Bunskoek talking to Sherry Turkle, an American sociologist, Gesprek op 2, 25 september 2011


Connection is no communication.

Sherry Turkle (see photo) writes in her third book Alone together about the dangers of the internet.  Being connected makes us unable to be with the people who surround us. She sees parents at a playground who are texting while their children are playing. Internet conversation are not like real life conversations with their ups and downs. We are the ideal self we want to be in stead of our real selves. On Facebook we don’t want to say something negative, because we  fear missing out. We are hiding from ourselves, afraid to show us to another as we really are. It is impossible to interrupt during a internet conversation. We don’t learn to get to know the other person.

Adolescents think they’ll never be alone, surrounded as they are by technology. They want to have a feeling and therefore go to internet instead of havintg a desire to communicate their feelings. They are not entering a relationship and not learning a kind of solitude, which refreshes and restores the mind. When adolescents don’t learn to be alone, they will become lonely.

Daphne mentions that in the Netherlands this week is the week against loneliness. A Dutch sociologist says that the internet helps to battle loneliness.
Sherry answers that it depends. Social media can also be a means to reach out.

DB: in your first books The Second Self and Life on the Screen you were more optimistic about this technology. Were you wrong?
ST: no, it explores our identity. In 1995, though, I saw that this technology was always on and always on us like a phantom limb. We bail out when a conversation becomes difficult and go to a virtual place.

DB: are we not in a transional phase, learning how to deal with this technology?
ST:  I hope so.

DB: in your book you make a distinction between youngsters and adults.
ST: I first thought that teenagers were the victims and that adults just looked on, but later on I discovered that parents were texting and their childern were begging them for attention. So I am optimistic that they don’t let this happen to their children in the future.

DB: there are 800 millions of Facebook users. The fastest population is between 35 and 44 years old. Why is that?
ST: they are thrilled by the newness and vulnerable to the illusion of companionship without the demands of friendship.

DB: I am happy with internet because, instead of phoning, I can choose to whom and how to respond.
ST: teenagers are phobic to have a conversation and they don’t learn to do it this way.

Sherry speaks about a masterclass and mixed answers about privacy, which is the defining issue of our time, she says. Some young people say they don’t need privacy because they have nothing to hide, but we also need privacy for democracy.

DB: why is that?
ST: each citizen needs a space for some kind of descend. My grandma said that mail was private in the US. Just because we grow up with the internet, we think we are grown up, but we aren’t. We have to find out about our privacy. Consumer movements can help us with that.

DB: was there not a lack of communication before the internet period?
ST: technology is not a fundamental solution to social problems.

DB: is internet a symptom for loneliness?
ST: yes, a yearning for technology is a symptom of the unability to have a conversation.

DB: what can we do about it?
ST: ask yourself what this technology is costing you and find out what is a more fruitful digital diet. 
  
Four remarks:

Americans are more afraid to be negative than Europeans is my impression.

I guess that Evgeny Morozov will have another opinion about the fruitfullness of internet for democracy.

My children are very active on the internet, but also have a lot of parties with their friends.  

Daphne Bunskoek is not on Facebook, neither on Twitter. 

 



maandag 26 september 2011

Wie is er bang voor Virginia Woolf? regie Gerardjan Rijnders, 25 september 2011


Een klassieker over machtswellust tussen echtparen.

Het is dertig jaar geleden dat ik dit toneelstuk zag, volgens mij in ook in het Nieuwe DeLaMar, en omdat ik toen totaal overrompeld was en het altijd in mijn achterhoofd bleef spelen, wilde ik deze reprise uit 2007 met Olga Zuiderhoek en Porgy Franssen zien. Het toneelbeeld met twee kolossale zitbanken, waarop de vele glazen en glaasjes vastgeschroefd leken te staan, en een nog kolossalere mobile in de hoek als oorverdovende bel belooft veel goeds. In deze naaktheid moet de tekst van Edward Albee des te harder overkomen.

Martha, de dochter van de rector van de universiteit, zet meteen al de toon door vanuit de woonkamer te schelden op haar man George, die wat trager binnenkomt. Ze komen van een faculteitsfeestje. Terwijl George zijn schoenen uittrekt, zegt Martha dat ze nog bezoek krijgen van een nieuwe docent met zijn vrouw. Voordat die ten tonele verschijnen spelen Martha en George hun razendsnelle spel van aantrekken en afstoten.

De jongere Nick en Liefje steken daarbij af als een naïef stel, maar drank vormt voor hen geen bezwaar, Nick is aan de whisky en Liefje giet, hoewel ze lichamelijk niet sterk is, de ene na de andere bel cognac door haar keel. Hoewel Martha aan de touwtjes trekt en veel aandacht opeist is het vooral de dialoog tussen de mannen, die, terwijl Martha aan Liefje het huis laat zien, van buitengewone kwaliteit is.

George gedraagt zich superieur, stelt meerdere vragen tegelijk en zorgt voor spraakverwarring door het antwoord van Nick op de ene vraag als een antwoord op een andere op te vatten. Hij doet ook alsof hij antwoorden niet heeft gehoord en probeert aldus de nieuwe biologie docent Nick te intimideren. Zo geeft hij als historicus af op de chromosomen gedoe, die er straks de oorzaak van zijn dat iedereen op elkaar lijkt. Hij zegt ook steeds dat Nick bij de wiskunde faculteit zit, dat zijn vrouw smalle heupen heeft, dat zij een zoon hebben die de volgende dag jarig is en dan 21 jaar wordt.

Als Martha en Liefje terugkomen is hij doodsbenauwd dat Martha iets heeft losgelaten over zijn verleden. George is namelijk mislukt als potentiële opvolger van Martha’s vader omdat hij door de jaren heen de nodige kwaliteiten bleek te missen. Natuurlijk komt de gefnuikte carrière van George uitgebreid ter tafel. Martha ziet wel iets in de stevige jonge knaap en maakt hem duidelijk dat zij zijn carrière kan bespoedigen. 

Het is vooral de vaak harde humor die het stuk vitaliteit geeft. George zegt later over de chromosomen dat Martha die door haar cornflakes doet en noemt de vader van Martha een muis met rode ogen.

Hoewel het stuk nog steeds overdondert en het met een enorme inzet en flair wordt gespeeld, was ik minder van mijn stuk dan dertig jaar geleden. Misschien is het toch wat gedateerd, dacht ik of laat mijn, inmiddels door levenservaring gerijpte geest zich niet meer zo snel van de kaart brengen.   

Hierbij nog een verklaring van de titel:

The meaning of the title, Who's Afraid of Virginia Woolf?, becomes clearer as the play progresses, but so far we know that it comes from a joke at a cocktail party. The song usually goes, "Who's afraid of the big bad wolf?" Virginia Woolf was an English writer during the first half of the twentieth century. She wrote in the style of stream-of-consciousness, which tried to mimic the thought patterns of her characters. One might be afraid of Virginia Woolf because she tries to understand the intricacies of the human mind and heart. She is so honest that she might frighten characters like George and Martha, who hide behind their insults. At the same time, her writing is also very complex and intellectual. Therefore, one might be afraid of not understanding her. In the competitive world of a University, no one would want to admit to being afraid to read something by her. The title, then, could also refer to the competition that George feels at his job, and the need that all people within that academic environment have to puff up their own intelligence.

zondag 25 september 2011

Ruud van Empel, De onschuld voorbij (2011), een film van Erik van Empel


Gemonteerde foto’s als kunstvorm van de toekomst?

We zien Van Empel (1958) bezig met het fotograferen van donkere kinderen. Af en toe werpt hij een blik opzij naar een tekeningetje dat hij van tevoren gemaakt heeft. Hij heeft een idee van het eindproduct en vult dat in met fotofragmenten. Geen enkel werk is aan één stuk. Het is allemaal in elkaar gezet. Het resultaat is een kwestie van kritisch kijken, zegt hij. Soms klopt iets niet en als hij niet weet hoe het anders moet, keurt hij een werk af.

Van Empel zoekt in zijn beeldarchief en laat jeugdwerk zien. Vanaf zijn zevende tekende hij strips, waarbij vooral in de middeleeuwen inspireerden. Fotograferen zag hij van nabij. Zijn vader repareerde fotocamera’s en maakte testfoto’s om te zien of de apparaten goed werkten. Op de kunstacademie vond men zijn werk niet passen binnen de ideeën over goede smaak die in de jaren zeventig golden, maar een tekendocent was onder de indruk van de hoeveelheid werk die Van Empel had gemaakt. Men adviseerde hem om de richting grafisch ontwerp te kiezen, maar Van Empel hield meer van het kitscherige zoals foto’s van rozen. De theaterwereld paste beter bij zijn opvattingen dan de abstracte typografie. Met Theo en Thea en met Kreatief met kurk kon hij zich uitleven. Elk experiment werd in die tijd goedgevonden en uitgevoerd. Toch bleef de vormgeving ondergeschikt aan het verhaal en de acteurs en dat beviel hem niet.

Hij toont een boscollage en zegt dat hij tot in de jaren tachtig niet veel meer kon doen dan een fotokopietje laten maken. Hij was in de wolken toen het programma Fotoshop uitkwam. Hij kon opeens veel ideeën uitwerken, zoals een schaduw op een insect in de boscollage. Hij toont een natuurverzameling die vanaf de jaren zeventig is ontstaan. Hij fotografeert nooit totalen vanuit de verte maar altijd details die hij in zijn werk kan gebruiken. Hij vertelt dat hij alleen een binding heeft met voorwerpen waar herinneringen aan verbonden zijn. Zo struint hij het ouderlijk huis af naar voorwerpen die hij kent. Daaruit is Souvenir (2008) ontstaan.

Zijn jeugd vormt een reservoir om uit te putten, die tijd was een verloren paradijs. De eerste communie met meisjes in witte jurkjes en jongetjes keurig met een stropdasje om heeft op hem een onuitwisbare indruk gemaakt. We zien hem tijdens de voorbereiding van een expositie in een galerie in New York, waar hij werk toont van zwarte kinderen in een schijnbaar paradijselijke, tropische omgeving. De galeriehouder herkent in zijn werk puurheid en een eeuwige waarheid. De werken zijn geïnspireerd op jeugdfoto’s, zegt Van Empel op een vraag van een bezoeker. Hij was verrast toen werk met een blank meisje met vlechtjes tegen de achtergrond van een berkenbos met een Arisch verleden geassocieerd werd (zie foto).

De directeur van het museum in San Diego vindt zijn werk fenomenaal omdat het meerdere lagen bevat en een gebrek aan onschuld, dreiging uitdrukt. Ze ziet steeds meer, naarmate ze langer kijkt, zoals kleine beestjes of planten met een vreemde schaduw. Van Empel vindt de natuur niet paradijselijk. Onder de grond wordt hard gevochten voor lijfsbehoud.   
Wim van Sinderen, curator van het fotomuseum in Den Haag, mist diepte in het werk. Het oog ketst, anders dan bij gewone foto’s, af op de oppervlakte. Hij zegt erbij dat de nuchtere Nederlander niet houdt van magisch realisme. Een Hollands kunstenaar moet eerst faam in het buitenland verwerven voor hij of zij in eigen land erkend wordt.

Elton John, zelf een liefhebber van fotografie, is zeer gecharmeerd van het werk van Van Empel. Hij droeg tijdens een concert in Ahoy het nummer Goodbye Yellow Brick Road aan hem op. Volgens Elton John is montagekunst de fotografie van de nieuwe eeuw. We will see.


vrijdag 23 september 2011

Winnaar Academica Debutanten - en inmiddels Literatuurprijs 2011

-->
‘Er waren geen debutanten dit jaar.’

Presentatrice Dieuwertje Blok opent de zestiende editie in het Diligentia-theater in Den Haag, omdat, zo vernemen we later van juryvoorzitter Casper Markesteijn, de locatie in Dordrecht gerenoveerd zou worden, hetgeen uiteindelijk niet zo was, maar volgend jaar wel zodat we dan andermaal in Diligentia zullen samenkomen.

Dieuwertje praat met Markesteijn, verbonden aan de Stichting Perspectief in Dordrecht en met Barthold Jongejan van Academica. Zij merkt op de prijs van 15 duizend euro gezakt is naar 10 duizend euro. Jongejan zegt dat het belangrijk is dat de prijs in stand blijft. Markesteijn leest zelf alle debuten en zegt dat dat niet altijd leuk is omdat er ook printing on demand tussen zit. Hij leest in ieder geval de eerste veertig à vijftig bladzijden. Een ander jurylid noteert bijvoorbeeld ‘lectus interruptus p. 91’ .

We zien gefilmde portretten van de genomineerden en gesprekjes met Dieuwertje. Zij zegt tegen Bart Vercauteren, die schreef over een bombardement in de oorlog op zijn geboortedorp Mortsel, dat Vlamingen er vaak met de prijs vandoor gaan, waarop Bart antwoordt dat dat een goede traditie is. Dieuwertje vindt hem vanwege zijn stijl het wonder van Mortsel. Vercauteren schrijft met ambitie maar niet uit ambitie.

Menno Lievers is wat dat betreft zijn tegenvoeter. Alles staat bij hem in het teken van het schrijverschap, zelfs zijn studie medicijnen en filosofie. Hij komt net bij de Nederlandse atletiekploeg vandaan. Hij liep vroeger zelf de 800 meter. Hij heeft zijn roeping om arts te worden onderdrukt. Hij had verloskundige geworden en praat daarover met Dieuwertje, een ervaringsdeskundige.

Gerrie Hondius tekent onder andere voor Opzij en vindt de literaire wereld heel anders dan de stripwereld: zij wordt meer serieus genomen. Het tweede boek is moeilijker omdat ze weer de vrijheid voor zichzelf moet scheppen. We zien beelden van haar rommelige atelier. Ze zegt dat ze hulp heeft gehad van een structuurcoach om enige orde in de chaos te scheppen. Over haar debuut zegt ze dat ze niet alle mannen heeft gehad. Ze was een tevreden vrijgezel maar vond dat toch vreemd en schreef over het onderwerp om het te onderzoeken.

Peter Buwalda heeft zijn baan als redacteur opgezegd om te gaan schrijven. Hij werkte vier jaar onafgebroken aan zijn debuut was en vond het meer werk dan zijn hele middelbare schooltijd bij elkaar. Zijn vrienden hadden hem opgegeven. Elke dag loste hij problemen op en verzon er weer een paar. Een baan is ook zwaar, zegt hij. Zijn boekenkast is beter geordend dan zijn bestekla. Tijdens het schrijven luistert hij naar klassieke muziek. Hij kocht ooit de inboedel van een winkel voor klassieke muziek op. De componisten staan geordend op geboortejaar. Handig voor Triviant, zegt hij.   

David Pefko schreef zijn debuut in vier maanden tijdens heftige sneeuwval op een berg nabij Athene. Hij werkte in Griekenland in de toeristenbranche. Hij schreef eerder verhalen die nooit af waren. Zijn debuut bestaat uit twee verhalen die hij in elkaar gevlochten heeft. 1+1=3 zegt Dieuwertje daarover. Hij houdt ook van koken. Dieuwertje praat met hem over de juiste bereiding van carbonara.

Na de pauze met muziek van singer-songwriter Sanne ondervraagt Margot Dijkgraaf van NRC de debutanten, die ze geen van allen debutanten vindt, aan tafel over hun boeken.

Ze begint met De val van Hippocrates. De vragen die Menno Lievers daarin stelt gaan over de mogelijkheid om het goede te doen terwijl je zelf niet goed bent, zoals een medicus in het boek en ook over de geoorloofdheid van euthanasie.

‘Bij jou zijn ze dood,’ zegt Margot over Het graf van de voddenraper. Vercauteren ziet de begraafplaats als levende geschiedenis. Het leven is een estafetteloop. Wij zijn de top van vele generaties door wie we gedragen worden. Hij leerde over het bombardement van leerkrachten op school, zag scheuren in hun huis en hoorde over een buurjongetje dat net zo oud als hij zou zijn geweest. In het boek gaat het ook over een vader-zoon relatie. Margot Dijkgraaf zegt dat het slot hoopvol is. Men moet zijn verlies nemen om door te kunnen gaan.

David Pefko heeft anders dan Vercauteren in Levi Andreas nauwelijks iets geschrapt. Op zijn website biedt hij T-shirts aan met de tekst: Sommige mensen kunnen maar beter helemaal niet denken, ook in damesmaten, zegt hij tegen Margot Dijkgraaf. Het is een sleutelzin van hoofdpersoon Rosa, die na haar studie psychologie wil stoppen met nadenken. Ze brengt haar dagen door in een strijkerij en wordt daaruit verlost door briefjes in de kleding van Levi Andreas. Zij achtervolgt hem naar het einde van de wereld. Pefko zelf heeft die reis nooit gemaakt. ‘Pure vrijheid heeft ook nadelen,’ zegt Margo Dijkgraaf. ‘Alles valt uiteindelijk tegen,’ antwoordt Pefko.

Peter Buwalda kan daarover meepraten. Vier jaar lang had hij geen geld, maar dat soort tragiek kun je je laten aanleunen, zegt hij. Hij wilde een dik boek schrijven waarin veel te verhapstukken was. Margot Dijkgraaf moet bij Bonita Avenue denken aan Amerikaanse romanciers, die ook de voorkeur hebben van Buwalda, zoals Philip Roth en John Updike.
De sociale mover Sigerius draagt de roman. Zelf begon Buwalda met diens zoon Aaron die net zo oud was als hijzelf. Dochter Joni komt in de porno industrie terecht, een belangrijk thema, zegt Buwalda, in deze tijd van internet. Middelbare scholieren waren beschroomd daarover te praten. Dus vond hij het wel een taak voor een romancier daarover te schrijven.   

De omslag van Ik ontmoette een man is geheel ontworpen door de vormgever, zegt Gerrie Hondius. Ze had het eerste ontwerp afgekeurd. Ze ziet haar debuut als een zelfportret en kreeg uiteenlopende reacties van mannen. Ze kon in haar teksten meer kwijt dan in tekeningen van mannen. Ze leest enkele stukjes voor, die Margot Dijkgraaf heeft uitgekozen, waaronder de ultrakorte: ‘Ik ontmoettte de ware. Ik wil hem nooit meer zien.’

Markesteijn vergelijkt de uit te reiken prijs met ruitersport waarbij de grootste kanshebber net de prijs mist omdat hij de laatste balk omstoot of met atletiek waarin de snelste 100 meter loper een valse start maakt. Het verschil tussen alles of niets is piepklein. Over smaken valt te twisten, maar de vakjury was het redelijk met elkaar eens over wat een goed boek is. De mening van de kernjury week iets af van de mening van andere lezers, die allen samen over het lot van de debutanten beslissen.

Ellen Heijmerikx, de winnares van vorig jaar, leest voor uit de motiveringen van de inzenders.   
Ze vraagt Gerrie Hondius of ze na deze avond tussen vier mannelijke kandidaten, nog een extra deel gaat schrijven over een man. We nemen afscheid van de een na de ander. Bart Vercauteren en Peter Buwalda blijven over. Ze moeten langer dan u, lezer, wachten op de uitslag. Uiteindelijk is het de laatste die de prijs in ontvangst neemt. Hij spreekt over een martelgang, vindt het vervelend voor zijn collega’s, maar is blij dat hij ook eens aan het langste eind trekt. Op de vraag van Dieuwertje Blok zegt hij dat het waarschijnlijk weer vier jaar zal duren voor we weer wat van hem horen.

aangepast 23 september 10:51 uur

Homeland (2010), documentaire van George Sluizer


Een persoonlijke visie op de Palestijnse kwestie.

George Sluizer (1932) kijkt uit op de haven van Nice, vanwaar familieleden in 1942 naar Indië voeren en daar in een Jappenkamp overleden. Zijn vader ging niet mee. Hij wilde vechten tegen de Duitsers. In Mexico werd Sluizer gegrepen door de Palestijnse zaak. Hij maakte vanaf 1974 uit woede over de Israëlische bezetting van Palestina drie documentaires van twee Palestijnse families, die al veertig jaar in Libanon wonen. De familie Hammad woonde met tien kinderen in Ramallah, de familie Jadda in een flat in Beirut. Hij bouwde een hechte band met de families op. In Homeland blikt hij met hen terug. Het had niet veel gescheeld of het was er niet meer van gekomen. Twee jaar geleden werd Sluizer getroffen door een slagaderbreuk. Inmiddels loopt hij op krukken en zit hij in een rolstoel, die geduwd wordt door de onafscheidelijke Fred.

Sluizer ontmoet vader Hammad (92, zie foto), die zichtbaar ontroerd is en huilt als over een verloren zoon. Sluizer zelf zegt dat hij ook ontroerd is, maar dat zijn ogen niet huilen. In 1948 moest men alles achterlaten en ging men naar vluchtelingenkampen. Op beelden uit 1974 zien we de man met schapen rond het huis terwijl zijn vrouw de vloer aanveegt. Sluizer sliep in hun huis met een Kalasnikov in bed. Dochter Suad vertaalt het gesprek. Haar moeder mocht ooit Israël niet in om haar vroegere dorp te bezoeken, waarop Sluizer haar mee smokkelde. Hij stond oog in oog met Sharon die hem doorliet maar voor de lol twee Palestijnse kinderen doodschoot. Haar moeder overleed aan shellshock vanwege de vele bombardementen. Suad is inmiddels zelf grootmoeder geworden van een Russische zoon die ze alleen nog op de foto heeft gezien.

Saddda, een andere dochter, wilde in 1974 electro-ingenieur worden, maar mocht niet naar Rome om daar te studeren. Ze zag de toekomst als een route naar de overwinning. In 1977 dacht ze daar nog hetzelfde over, maar in 2010 ziet ze de toekomst somber in.

Zoon Khaled verliet in 1982 zijn familie, bang om gearresteerd te worden. Hij stierf door een ziekte in 1994. Isham is sportleraar geworden. Toen ze in 1978 hun wapens moesten inleveren, vreesde hij dat ze afgeslacht zouden worden. Aduan zag het in 1974 als zijn plicht zijn familie te helpen. In 1978 trouwde hij met een Francaise. Zijn vrouw voelde zich opgesloten in het kamp. In 1982 werd hij in Parijs vermoord door Palestijnse hardliners. In 2010 huilt zijn vrouw bij zijn graf.

Sluizer is in Colombia bij Imad, de zoon van de familie Jadda die daar ambassadeur voor de Palestijnen is. In 1974 interviewde Sluizer hem. Imad zei dat hij geen terrorist was, maar een Palestijns vrijheidsstrijder. Sluizer vraagt hem nu of die term nog van toepassing is. Imad bevestigt dat volmondig. Vrijheid is als gras dat vrij is om te groeien. Zijn moeder wil het liefst in Haifa sterven.

Sluizer is bij een huisuitzetting in Oost-Jerusalem en wil praten met een Israëlier. Die wil echter niets zeggen. Zeker niet als Sluizer hem toevoegt dat the most oppressed become the oppressors. Later staat een vrouw hem wel te woord, maar zinnig wordt het gesprek niet. De joden willen meer mensen in het gebied om hun greep te verstevigen. Een Palestijnse bouwvakker vindt het pijnlijk om te bouwen voor Israël, maar moet ook eten. Hij staat niet achter Abbas, want Israël wil geen vrede, zegt hij.

Sluizer vertelt over joodse olijfboeren die in vroeger tijden islamiet werden, omdat ze dan minder belasting hoefden te betalen. Hij concludeert daaruit dat Palestijnen tegenwoordig tegen Palestijnen vechten en joden tegen joden.  

De documentaire staat bol van de verzetspoëzie en Sluizer citeert weinig vleiende uitspraken van Israëlische haviken als Moshe Dayan en Sharon. Sluizer maakt uit de uitspraken op dat Israël geen vrede wil en niet mee zal werken aan een twee-staten oplossing. ‘No power on earth can stop an oppressed people determined to win their freedom,’ luidt zijn naschrift, ontleend aan Nelson Mandela. Sluizer oogt nog net zo boos als in 1974. Of woede een oplossing naderbij brengt is de vraag. Vandaag dient Abbas een aanvraag in voor toetreding van Palestina in de VN. Obama heeft het voorstel al bij voorhand van de hand gewezen. 
Wordt vervolgd.

Zie ook Trailer, recensie Parool, weblog Anja Meulenbelt

donderdag 22 september 2011

De metamorfose van de crisis, Tegenlicht, 19 september 2011


‘Dit is geen crisis, dit is bedrog.’

Chris Kijne leidt het programma in. Het is bijna Prinsjesdag, de schatkist is leeg, wat is er aan de hand, zijn we in een andere tijd beland? In Lissabon kwam een bijzondere denktank bijeen van lieden uit verschillende landen met uiteenlopende disciplines die zich over de crisis bogen.
We zien beelden van protesten in Barcelona, Athene, Valencia, Lissabon, Londen en Den Haag. Volgens initiatiefnemer Manuel Castells, socioloog uit LA (zie foto), worden de problemen ontkend. De evolutie, ofwel de metamorfose van de crisis vereist een grondige analyse door onafhankelijke denkers. We leven in een tijd waarin de bomen niet meer tot de hemel groeien.

Craigh Calhoun, socioloog uit New York, was persoonlijk betrokken bij de huizencrisis.
Volgens hem wantrouwen de burgers de overheid omdat die hen in de steek laat. Het is belangrijk dat de staat zich achter de burgers opstelt en niet het kapitalistisch systeem ondersteunt.

Volgens John Thompson, socioloog uit Londen, leek de crisis in eerste instantie beperkt tot Wall Street. maar grijpt die inmiddels in het leven van  burgers door sluitingen van bibliotheken bijvoorbeeld. Het begin van de crisis kan worden vastgesteld, maar de afloop is onzeker. In Cambridge stond in 2007 een rij voor een bank, die in zwaar weer verkeerde. De financiële crisis heeft zich uitgebreid tot een politieke en sociale crisis. Bestuurders zijn afhankelijk van private investeerders die bezuinigingen eisen. Mensen protesteren omdat de crisis door de banken werd veroorzaakt. Regeringen zitten klem in een Faustiaans pact dat hun lot verbindt met private beleggers, terwijl ze op hetzelfde moment met woedende burgers te maken hebben.

Volgens Castells is het leven onzeker geworden. Sinds 2008 hangt er een donkere wolk boven ons hoofd. Hij stemt in met de leus dat dit geen crisis is maar bedrog. De crisis wordt gebruikt om over de ruggen van de werkers de macht van de rijken te vergroten. Castells ziet twee reacties op de problemen: vooruit of achteruit. Het heden werkt niet meer. Een confrontatie hoeft niet persé gewelddadig uit te pakken. Als er echter geen hoopgevende bewegingen ontstaan, zullen er haatbewegingen komen.

Michel Wievlorcka, socioloog uit Parijs, acht de globalisering een belangrijk aspect van de crisis. Men weet niet meer waar men aan toe is. Het systeem is niet abstract, maar bestaat uit mensen. Wat willen de lui die zoveel geld verdienen, wat zijn hun motieven?
We zien beelden van Rooseveldt die tijdens de Great Depression de hebzucht aan de kaak stelt. We staan net als toen voor een keuze tussen New Deal of fascisme.
Wievlorcka haalt een boek aan over de plaats Marienthal in Oostenrijk met veel industrie. Na het verdwijnen daarvan werd men futloos. Geweld hoeft er niet noodzakelijk uit voort te vloeien. Behalve het nationalisme zijn er meerdere reacties op de problemen mogelijk.

De Bostonse historica Rosalind Williams meent dat het einde nadert. De toekomst oogt niet positief. Er zijn meerdere crises tegelijk, omdat de problemen maar voortsudderen. Ze voelt zich aangesproken door een tekenfilm waarin een tijger, aangezet door mensen, door de straten sluipt.

Sarah Banet-Welser, mediawetenschapper in LA, onderzoekt de manier waarop reclame-makers met de crisis omgaan. Zij zetten die neer als een merk. Levi’s gebruikt de crisis als een kans om de terloorgang van de staalindustrie ongedaan te maken. Men gebruikt  uitspraken van Walt Whitman en kinderstemmen die zeggen: A long time ago things got broken here. Ze abstraheren van de oorzaken. Ze gebruiken de taal van de frontiers, voor wie grenzen er waren om overschreden te worden. De uitweg is een individuele. Chrysler toont Detroit als een plaats waar the hottest fire makes the hottest steel. De reclameboodschap wil Chrysler en het kapitalisme hermerken. Op Youtube is de reclame, die de werkelijkheid versimpelt, twaalf miljoen keer bekeken.

Terhi Rantanen, mediawetenschapster van de London School of Economics, stelt dat  politiek en media achter zijn gebleven bij de economische mondialisering. Men grijpt terug op het nationalisme, omdat men dat kent. Het is staten tegen staten, Finnen tegen Grieken. Men geeft elkaar de schuld op een onaangename toon.
Mensen voelen zich verloren en kruipen bij gebrek aan vertegenwoordigende instituties terug naar de eigen gemeenschap of zoeken verwanten op internet. Het centrum van de wereld is van Amerika en Europa verschoven naar het Oosten met alle gevolgen voor ons. We zullen eraan moeten wennen. 

Gustavo Cardoso, socioloog uit Lissabon, zegt dat de politiek nu pas de crisis begint te zien. In Portugal ging een beweging de straat op die zich al op internet manifesteerde. Het lied Parva Que Sou (How stupid I am) van Deolinda vormde een appèl om in beweging te komen.

In Spanje reageerden de Indignados, de verontwaardigden. Spontaan kwam men samen na oproepen op internet om te protesten tegen het ontbreken van een politiek debat over de enorme werkloosheid. De beweging van 15 mei sloeg zijn tenten op in het centrum van Madrid en andere steden. Men stelt zich tot doel de instituties te hervormen. Het spandoek met de tekst ‘We gaan langzaam omdat we ver gaan’ zegt genoeg. Castells ziet de opstand als een begin van het herstel van het contact tussen maatschappij en politiek systeem. Mensen slaan de handen ineen. Instituties zijn onnodig. Er is een alternatief.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen klonken veel elementen van bovenstaande, zoals een overheid die achter de burgers moet gaan staan, door in de beschouwingen van de linkse oppositie.   
Helaas werd in de uitzending van Tegenlicht over het alternatief niet veel gezegd. Over de toekomst werd met geen woord gerept. Niets over duurzaamheid, duurzame energie of kenniseconomie. Die glimp op de toekomst, houden we hopelijk nog te goed tijdens een follow-up. De crisis als kans. Daar is een denktank voor.















woensdag 21 september 2011

Recensie: De tranen van mijn vader (2010), John Updike


Een briljant, die glanst en glanst.

De ouderdom komt met gebreken, zegt men, maar is natuurlijk ook, met een beetje geluk, de tijd om terug te kijken op een welbesteed leven. Het is vooral het laatste dat John Updike (1932-2009) doet. In de achttien verhalen uit deze bundel, die de schrijver de laatste tien jaar van zijn leven schreef, blikt hij vaak  op een wat achteloze terloopse manier terug, zoals in het laatste verhaal Het volle glas waarin een oudere man ’s avonds voor het slapen gaan zijn pillen inneemt en daarbij het liefste wil dat het glas al met water gevuld is, zodat hij niet hoeft te hannesen met zijn pillendoosje. Tussen de bedrijven door mijmert hij over vroeger.

De ouderdom is soms zichtbaar in de vorm van een nieuwe behandeling van huidkanker, maar de vitaliteit overheerst. In veel van de verhalen is sprake van een vrouw, die de man het hoofd op hol brengt en dat onderwerp doet het altijd goed. Henry bezoekt na de dood van Irene zijn vroegere minnares Leila en merkt dat ze vulgair is geworden. David ontmoet Elizanne tijdens een reünie, met wie hij vroeger seks bedreef, hoewel ze in een rijkere buurt woonde en hij van mindere afkomst was. Een stel is op vakantie in Spanje. Hun relatie kan bevriezen of ontdooien. De vrouw is een kleine kordate brunette, die in sportscholen haar lijf in model houdt, maar daarmee volgens haar man de veroudering niet kan verhullen. ‘De kraaienpootjes bij haar ogen werden dieper en accentueerden een uitdrukking die hij steeds vaker bij haar zag: die van een slechthorende die jou verwijt dat je niet hard genoeg praat.’
De Milfords, Henry en Jean, zijn op groepsreis in India, maar de jongere Lorena oefent een grote aantrekkingskracht op Henry. De vrouwen kleden zich op een avond in sari’s maar maken de indruk alsof ze hotelgasten zijn die na een brandalarm in allerijl wat opzichtige lakens van hun bed hebben gegrist en om zich heen geslagen. ‘Behalve Lorena: die bronsharige, geamerikaniseerde latina zag er in Milfords ogen uit alsof ze voor de sari in de wieg was gelegd, althans in elk geval voor deze, met zijn zachtgroene omlijsting van een roodachtig, mysterieus patroon dat in het flakkerende licht deed denken aan roze duimafdrukken. Haar ogen leken bijna van goud. Hij was op haar afgestapt om iets joviaals en vleiends te zeggen over haar kostuum, maar werd met stomheid geslagen door de manier waarop ze, met een soort schaamteloze bescheidenheid, de in plooien om haar lijf gewikkelde stof haar eigen vormen had gegeven – met de uitnodigende heupbreedte, en die strak getrainde buik.’
Henry is des te meer van haar onder de indruk omdat zijn vrouw Jean een ex-juf is, die soms, als hij een van haar nuttige lesjes probeerde te ontwijken en langs haar heen te lopen, een stap opzij zette, voor hem ging staan en op dwingende toon en met wijdopen blauwe ogen zei: Kijk me aan!’

Van grote schoonheid is een verhaal over 9/11, beleefd vanuit verschillende personen, zoals de oudere Dan die vanuit het appartement van zijn dochter de South Tower ziet instorten en een besef krijgt van de kosmische onverschilligheid. Indruk maakt ook een verslag van een cursus Duits met een juf die vroeger een Hitlerhoer was. Een assurantie-adviseur die vroeger overlijdensrisico polissen verkocht, maar later houten vloeren ging leggen, zegt dat mensen zich drukker maken om een vloer waar ze op lopen dan om een geliefde die ze achterlaten.
Het openingsverhaal over een gezin op vakantie in Marokko getuigt van superkracht. De vader is ontevreden in de stille badplaats waar op het strand een Arabier naast hen ligt te masturberen en besluit in een huurauto met zijn gezin te gaan rondreizen. Nadat hij op de terugweg door een rood licht is gereden, hetgeen geregistreerd is door een agent, maakt hij zich zorgen of hij straks wel het land uit komt.  

Het taalgebruik is van een grote rijkdom en originaliteit, bijvoorbeeld als Lester de kleur van de tepels van zijn vrouw Lisa beschrijft, nadat hij haar al bijna had ingewisseld voor Veronica. ‘Haar tepels, de kleur van met water aangelengde wijn, stonden overeind onder de bruuske blootstelling aan de lucht.’
Updike weet zijn verhalen een enorme glans te geven door alle details, al worden die soms wat veel in de meer autobiografische verhalen die in Pennsylvania spelen waar zijn vader leraar was op de school die hij bezocht en zijn grootouders bij hen inwoonden. Alle verhalen vereisen een langzame lezing om alle beelden op te nemen en de glans van dit juweel door je heen te voelen trekken. Briljant.


aangepast 21 september 13:50 uur.


dinsdag 20 september 2011

Francis Spufford over de rode overvloed, VPRO-boeken 18 september 2011


Mooie ideeën, maar een harde werkelijkheid.

De rode belofte gaat over de jaren vijftig in de Sovjet-Unie, toen daar de bomen tot de hemel leken te groeien. Wim Brands opent met een filmfragment over een tentoonstelling in een park in Moskou met glanzende Amerikaanse auto’s en Pepsi, bedoeld om de bevolking te imponeren met de overvloed die de Amerikaanse straks zou overtreffen. Brands stelt dat de film propaganda is, maar gerechtvaardigde. De USSR had een voorsprong in de wedloop om de maan en bracht de eerste vrouw in de ruimte. Valentina Teresjkova was haar naam.

Spufford kreeg zijn idee voor Red Plenty na de internetbubble in de jaren negentig. Het idee van overvloed bestond ook in de jaren vijftig in Rusland ten tijde van Chroetsjov. Achteraf Die geloofde daar echt in. Men had grondstoffen en fabrieken en was na het Stalinisme veel rijker geworden. Ook psychologisch viel het optimisme te verklaren. De bittere Stalin-tijd moest toch ergens goed voor geweest zijn. Tegelijk circuleerden er grappen over. De telefoon gaat in het huis van astronaut Gagarin. Het dochtertje neemt op en antwoordt, op de vraag of een van haar ouders aanwezig is, dat haar vader op ruimtereis maar rond zeven uur thuis zal zijn, maar dat haar moeder boodschappen doet en dat ze bij god niet weet wanneer ze haar weer zal zien. 

Spufford wil niet zelfvoldaan doen. De planeconomie was intelligenter dan het kapitalisme. Juist toen hij over de uitglijder van het communisme schreef, gebeurde hetzelfde met het kapitalisme.

De rode belofte is een mengeling van fictie en non-fictie, komedie en een tragedie ineen. We hebben de lach der herkenning; men begreep niet dat men niet in een redelijke wereld leefde en werd misleid door het idee dat plannen hetzelfde is als denken. Het ging in werkelijkheid om gunsten, het was een breiwerk van wederzijdse gunsten en handjeklap.

Er komen bestaande personen in het boek voor. Spufford noemt de econoom Leonid Vitaljevits Kantorovitsj, een aantrekkelijke Russische nerd. Zijn goedbedoelde, maar naïeve rationele benadering werd gekraakt door een hardere werkelijkheid. Zijn ideeën om de productie te verbeteren, werden later wel door UPS gebruikt om bestellingen te plannen. zijn.
Niemand zou een non-fictie boek over die tijd lezen, zegt Spufford. Het is veel interessanter te laten zien hoe ideeën levens beïnvloeden. Dus beschrijft hij levens als een verhaal over menselijke ervaring. Als schrijver is hij geïnteresseerd in hoe dingen werken, ook in het schijnbaar saaie werkleven dat vol onbewuste motieven zit.

Wim Brands zegt dat het ook een sprookje is, dat het eigenaardig is om de geschiedenis van de USSR als een sprookjesgeschiedenis te zien. Een sprookjesidee, gelanceerd in de werkelijke wereld, beaamt Spufford. 

Het is jammer dat de tijd zo snel om is. De onvervalste Britse Spufford is een vermakelijk causeur die leuke grappen maakt. Nog eentje dan, lijkt hij te denken. Chroetsjov komt bij een stel boeren. ‘Hoe is het leven?’ grapt hij. ‘Het leven is geweldig,’ grappen zij terug.

Lees ook de recensie in VN .

maandag 19 september 2011

Paul Rosenmöller in gesprek met Peter Bakker, VN-ambassadeur tegen de honger, 18 september 2011


Een ondernemer werpt zich op voor de allerarmsten.

Het is wat vreemd om in dit Gesprek op 2 de vorige topman van TNT, die duizenden postbodes hun ontslag aanzegde, als ambassadeur tegen de honger aan tafel te zien zitten. Bakker is een van de eerste ondernemers die voor de VN werkt. Hij zegt dat TNT ook al banden had met het World Food Program. Steeds meer bedrijven doen mee.

Wat raakt hem meer, vraagt Paul Rosenmöller, het ontslag aanzeggen tegen zoveel postbodes of het zien van al die hongerenden in de hoorn van Afrika. Dat laatste is van een andere grootheid, antwoordt Bakker. Het schrijnt vooral dat kinderen de dupe worden.

PR: Kun je ambassadeur van de honger zijn als je zelf nooit honger hebt gekend?
PB: Het is mijn taak om mensen te mobiliseren. Ik heb zelf kinderen en kan me daarom verplaatsen in een vader van een ondervoed kind. De situatie in de hoorn van Afrika is zeer urgent. 12 miljoen mensen worden met de dood bedreigd, maar in het westen is men moe van alle die nare berichtgeving. Hongersdood is echter een akelige dood. De grootste problemen voor hem bestaan uit fondswerving voor de langere termijn en het probleem om toegang te krijgen tot Zuid-Somalie.

PR: Wordt het probleem niet overdreven?
PB: Er valt te weinig regen door de klimaatsverandering en dus moeten we de mensen te eten geven. De extremisten in Zuid-Somalie laten echter geen hulpdiensten toe waardoor 1,7 miljoen mensen uitgesloten zijn van voedsel. Hulp kan evt. bereikt worden door andere organisaties, diplomatie, militair ingrijpen of voedseldropping. Geen van de mogelijkheden is echter aannemelijk. Het nadeel van het droppen van voedsel is dat je niet weet bij wie het terechtkomt.

PR: Waarom grijpt de NAVO wel in in Libië maar niet in Somalië?
PB: Ik heb geen toegang tot de politieke kanalen, maar ik weet wel het die lieden die ook aan piraterij doen, moeilijk aan te vallen zijn.

PR: Een medewerker aan de AzG zei in The Guardian dat de groep die het hardst hulp nodig heeft niet wordt bereikt. Bent u realist genoeg om dat toe te geven?
PB: Ik realiseer me dat ik niet alles kan. In de afgelopen jaren is de voedselhulp verbeterd. De G20 overlegt op het ogenblik over een wereldwijd systeem van voedselreserves die bij calamiteiten meteen kunne worden ingezet.

PR: Hoe belangrijk is de steun van het bedrijfsleven?
PB: Unilever en DSM zijn al betrokken bij het World Food Program.

PR: Wat kan de Nederlandse regering aan de binnenlandse situatie doen, extra belasting van de superrijken heffen, zoals ook Obama wil?
PB: Ik ben niet tegen het afromen van topsalarissen.

Na 1 januari wordt Bakker topman van een project duurzaamheid en bedrijfsleven in Genève.
PR: Wat drijft je ?
PB: Als topman van TNT was ik al betrokken bij het World Food Program.

PR: Ik denk dat je veel succes kunt gebruiken en wens je dat ook toe.


aangepast 20 september 2011, 7.33 uur.




Fouad Laroui over Poldermarokkanen, VPRO-boeken, 18 september 2011

-->
Zijn is een gevaarlijk werkwoord.

Fouad Laroui woonde twintig jaar in Marokko voordat hij in Parijs ging studeren. Later woonde hij in Engeland en vervolgens kwam hij naar Nederland. Hij doceerde milieuwetenschappen aan de VU en Frans aan de UvA. Poldermarokkanen kwam eerst in Frankrijk uit omdat hij in het Frans schrijft en denkt. Hij is tweemaal genomineerd voor de Prix Goncourt. Hij leest graag de Franse verlichtingsfilosofen, omdat ze helder en analytisch denken over de mens, over het belang van individuele - en gewetensvrijheid. Het is van belang na te denken over wie we bent, zegt Laroui.

Op de vraag van Wim Brands of de Fransen de Nederlandse Marokkanen begrijpen, zegt Laroui dat men in Frankrijk het republikeins idee huldigt dat iedereen een burger is. Het is ongebruikelijk te denken in termen van etnische gemeenschappen. Isabelle Adjani heeft een Algerijnse vader en een Duitse moeder, maar wordt als een echte Francaise gezien.

‘Dat is de theorie,’ zegt Brands. Hij haalt een voorbeeld aan over een neef van Laroui die geschiedenis studeerde in Parijs, maar daarna op zijn bed lag te blowen. Laroui zegt dat hij vanwege zijn moeilijke naam geen baan kon vinden, maar dat hij inmiddels een pizzakoeriersbedrijfje runt en dat het goed met hem gaat.

Brands vraagt hem naar zijn ervaringen toen hij in 1990 naar Nederland kwam.
Laroui zegt dat het na 2001 niet meer leuk was om een Marokkaan in Nederland te zijn. Daarvoor kende de Marokkaanse identiteit meer dimensies. Ik ben een Marokkaan is meteen een negatief etiket. Zijn vindt hij daarom een gevaarlijk werkwoord

Brands vraagt hem naar het verschil met daarna. ‘Wat merkte hij als hij door de stad fietste?’
Laroui vindt dat een typisch Nederlandse vraag. In Marokko wordt fietsen geassocieerd met armoede. Het Marokkaan-zijn wordt tegenwoordig teruggebracht tot een kwestie van religie, terwijl hij in de Franse traditie staat waarin iedereen uniek is en de mens in zijn leven steeds beter ontdekt wie hij is. Zo houdt hijzelf niet van Rai muziek.

Poldermarokkanen zijn tweede generatie Marokkanen die verhollandst zijn. Ze komen sterk op voor hun rechten. In Marokko hoor je hen eerder dan je hen ziet. Hun identiteit is vooral opgelegd door de media. Hij moet zelf ook oppassen dat hij zich niet naar het etiket gaat gedragen. Hij viert het suikerfeest niet maar moet daarmee tegen de verwachting van een Nederlandse collega in roeien.

Brands vraagt hem naar zijn aversie tegen het multicultureel ideaal. Laroui vindt diversiteit op veel terreinen prima, maar als het over de etnische cultuur gaat moet men voorzichtig zijn, zegt hij. Vroeger droeg bijvoorbeeld geen meisje in Marokko een hoofddoek. Wat zegt dat dan over cultuur? 

De ideeën van Laroui komen overeen met die van de Canadese politiek filosoof Charles Taylor, die mensen niet wil vastpinnen op hun nationaliteit. Hij stelt dat het in een globaliserende wereld mogelijk moet zijn om een intensere relatie met het land van herkomst te behouden. De tijd dat men emigreerde en volkomen opging in de nieuwe gemeenschap ligt, zo die al heeft bestaan, achter ons. Met je mobieltje ben je tegenwoordig zo terug bij je familie in je oude land.

Ik had Laroui, die behalve romans en gedichten eerder Over het islamisme (2006) publiceerde, graag nader gehoord over de Arabische lente. 

zondag 18 september 2011

The impact. Betekenis van 9/11, Tegenlicht 12 september 2011


Het rampzalige gevolg van een ramp.

Een politiek filosoof, een diplomaat en een militair blikken tien jaar terug. Francis Fukuyama zag op 11 september 2011 de rook opstijgen uit het Pentagon, Lewis Paul Bremer vloog van Washington naar New York toen het vliegtuig boven Philadelphia keerde, Laurence Wilkerson hoorde over de geraakte Twin Tower op de radio na een ontbijtgesprek in Washington. Zijn baas, Colin Powell, zei dat ze plannen moesten maken. Fukuyama zegt dat het buitenlands beleid erop gericht was om iets met de aanslag te doen. Het was us or them. Elke president zou op dezelfde manier gereageerd hebben. Bremer had in zijn hoedanigheid als adviseur van de commissie binnenlandse veiligheid president Clinton eerder gewaarschuwd voor een terroristische aanslag in de orde van grootte van Pearl Harbour (zie foto).

Op 12 september overlegde de Amerikaanse regering in Camp David. Er werd niet gesproken over Irak, zegt Wilkerson. Volgens generaal Wesley Clarke werd het land daar overgenomen door lieden als Cheney, Rumsfeld en Wolfowitz. Met hun Project for the New American Century wilden ze de macht van de VS inzetten om het Midden Oosten te hervormen, zegt Fukuyama, die zelf ook de Statement of Principles ondertekende. Exporting democracy was een van de hoofdpunten.
Wilkerson wist niet dat generaal Franks instructies had gekregen om een invasie in Irak voor te bereiden. Volgens Bremer was het gevaar echter niet denkbeeldig dat al-Qaida vernietigingswapens in handen zou krijgen. Fukuyama vond het geen slechte zaak om dictator Saddam Hoessein weg te jagen, maar er waren ook andere belangen, zoals de olietoevoer en het verbond tegen het terrorisme. Wilkerson geloofde niet in de banden tussen al-Qaida en Irak, maar George Tenet van de CIA legde wel een verband. Powell kwam daardoor in gewetensnood. Hij wilde eigenlijk niet naar de Verenigde Naties, maar ook niet aftreden.
Achteraf zien we de matheid van Powell tijdens de zitting van de VN waarin hij probeert het bewijs van de aanwezigheid van massavernietigingswapens te leveren, duidelijker. Arme wereld, zo bedrogen te worden. Tragisch ook, zo’n man. Hoe zal het hem nu vergaan? Volgens mij denkt hij hier nog elke dag aan.
Volgens Wilkerson wilde Cheney de oorlog tegen Irak vanwege de olie en is het nog steeds onduidelijk in hoeverre Bush daarvan op de hoogte was. Cheney gebruikte de angst voor het moslim-terrorisme om de oorlog door te drukken.
Bremer, met een pak boter op zijn hoofd, werd bewindvoerder in Irak. Zogenaamd om de democratie voor te bereiden. Fukuyama zegt dat het deels wishful thinking was en deels ideologie. Zonder instituties kom je niet ver. De regime change was een heel andere dan in Oost-Europa. Men investeerde niet echt in het land. Volgens Wilkerson kreeg Bremer een carte blanche en kwam hij als een echte Republikein vooral de Amerikaanse zakenwereld tegemoet met contracten. Bremer zegt dat de taak zwaarder was dan in Duitsland na 1945. De economische situatie was slecht, er was geen informatie, maar ze maakten een grondwet. Hij kijkt nog steeds met tevredenheid terug. In Amerika werd hij beloond door Bush. Stuitend zoiets terug te zien.
De beelden uit de Abu Graib gevangenis in 2005 leidden tot een verbod op marteling. Wilkinson zegt dat de adocaten die zo’n behandeling hadden bedacht dienden te worden geroyeerd. Voor Cheney echter was waterboarden een stuk gereedschap waar hij net als wire tapping, geen spijt van had.
Bremer oordeelt positief over de Arabische lente. De hoeveelheid boter op zijn hoofd lijkt  toegenomen. Uiteindelijk is het belang van de VS beter gediend door democratische regeringen, zegt hij. Wilkinson is tegen bemoeienis van de VS in het buitenland. Mensen die dat willen zijn Utopians die alleen maar corruptie brengen. Laat het over aan de jonge mensen in de landen zelf, zegt hij. De ingreep in Libië moet de aandacht weghouden van veel belangrijker steunpunten als Saoedi Arabië.
De personalia van de drie mannen, gekopieerd van de site van Tegenlicht:
De wereld leerde kolonel Lawrence Wilkerson (1945) kennen in de tijd dat hij chef-staf was van Colin Powell, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in de eerste ambtstermijn van George W. Bush (2001-2005). 'Larry' Wilkerson, voormalig kolonel in de US Marines en Vietnam-veteraan, ging recentelijk met pensioen. Tot voor kort doceerde hij militaire strategie aan de George Washington University; nu vist hij o.a. op forel in de Great Smoky Mountains. Daar zocht Tegenlicht hem op voor een terugblik op de dagen vlak na 11 september. Wie was nou eigenlijk achteraf verantwoordelijk voor welke Amerikaanse strategie?
Lewis Paul Bremer (1941) was eind jaren tachtig Amerika's ambassadeur in Nederland. Bekender nog werd hij als bewindvoerder in Irak, van mei 2003 - juni 2004. Zijn functie als 'administrator of the Coalition Provisional Authority of Iraq', zoals zijn officiële titel luidde, had hij mede te danken aan zijn expertise in het vakgebied van de 'counter terrorism'. Hoe kijkt de man die de legendarische woorden 'We Got Him!' uitsprak zeven jaar na dato terug op die langgerekte bezetting van Irak? Gevraagd naar historische analogieën komt Bremer tot verrassend vergelijkingsmateriaal.
Francis Fukuyama (1952) geldt als dé spijtoptante neoconservatief. De politieke filosoof die wereldfaam verwierf met 'The End of History and the Last Man' (1992) ondertekende in 1997 de beginselen voor de Project for a New American Century. Maar in de loop van de jaren nul moest hij concluderen dat zijn voormalige ultrarepublikeinse vrienden alle krediet verloren. Inmiddels gaat Fukuyama nog verder: de overreactie van de VS op de aanslagen van 11 september hebben de wereld 10 jaar gekost. Vooral het Midden-Oosten heeft daardoor langer moeten wachten op democratie. De democratie die Amerika nou juist zo graag naar de Arabische wereld had willen exporteren...