Mooi initiatief om verleden toegankelijker te maken.
De volledige titel van dit werkje luidt Het einde van Johan van Oldenbarnevelt [beschreven door zijn knecht
Jan Francken] hertaald door Thomas Rosenboom. Ik werd erover bijgepraat
in een gesprek van Peter de Rijk met Thomas Rosenboom in de Bibliotheek Haarlem
e.o. en wilde daarna graag zelf kennisnemen met het schrijven van Jan Francken,
de knecht die zijn heer Johan van Oldenbarnevelt bijstond tijdens zijn
gevangenschap tot zijn dood door middel van de guillotine in 1619 op het
Binnenhof te Den Haag.
Op de omslag een foto van het schilderij de vermoorde
onschuld uit 1663. In zijn historische nabeschouwing zegt René van Stipriaan
dat Van Oldenbarnevelt zo onschuldig niet was. ‘Natuurlijk had de man die
dertig jaar het dagelijks bestuur van de onstuimig groeiende Republiek had
gerund vuile handen. Hij had spelletjes gespeeld, was omgekocht, had omgekocht,
had zichzelf aanzienlijk verrijkt, had geheime diplomatie bedreven, had laten
spioneren enzovoort enzovoort. Maar dit hoorde allemaal bij het vak: en hij had
het allemaal gedaan voor de goede zaak.’
Aandoenlijk schrijft Francken over zijn oude heer, geboren
in 1547 en van schamele afkomst, die zich opwerkte tot de landsadvocaat van de
Republiek. Van Oldenbarnevelt begrijpt niet begrijpt wat hem overkomt vanaf het
moment dat hij op 29 augustus 1618 bij de prins geroepen werd en net als
Grotius en Hogerbeets wordt opgesloten. Francken ligt bij hem om in het geheim
contact te houden, want hij hield ’s nachts de wacht buiten de deur, terwijl adelborsten
overdag bij hem aten.
Nadat de kamer waarin Van Oldenbarnevelt eens onder de rook komt,
worden er sintels gebruikt. Die vormen een manier om brieven binnen te krijgen.
Dat werkt beter dan peren die gebruikt werden om brieven naar buiten te
smokkelen. In de anekdote die ik al genoemd heb in mijn verslag van het
interview, wordt een brief van Van Oldenbarnevelt onderschept door de vrouw van
een sergeant, die de peer voor haar gasten opdiende.
Over de brieven is veel te doen, net als over het
schrijfmateriaal,dat wel beloofd wordt maar niet gegeven wordt. Francken, die
geen dommekracht is, maakte zelf ook notities, maar vreest dat men straks denkt
dat Van Oldenbarnevelt die gedicteerd heeft. Helaas veel brieven in verkeerde
handen gevallen, zegt hij. Na de executie werden geschriften gevonden die onder
een stoel genaaid waren en helaas niet meer door Francken in veiligheid gebracht
konden worden.
Na het relaas over de gevangenschap gaat Francken uitgebreid
in op de laatste nacht van Van Oldenbarnevelt. Hij vertelt dat Maurits uit was
op vergroting van zijn macht en dat
hij ternauwernood ontsnapt was uit het Haarlems ontzet, dat
volgens René van Stipriaan beleg moet zijn dat na een half jaar eindigde met de
inname van de stad door de Spanjaarden.
Van Oldenbarnevelt streefde naar verzoening. Hij had vaker
de Staten van Holland om ontslag gevraagd om rust te nemen en hoopte dat zijn
dood een eind maakte aan alle tweedracht en onenigheid in het land die door de
strijd tussen vrijzinnige arminianen en calvinistische gomaristen veroorzaakt
werd.
Hij vraagt Francken met klem bij hem de blijven tot het bittere
einde. Zijn antwoord na het vonnis is niet geheel duidelijk voor de knecht.
Eenmaal op het schavot voor de vierentwintig rechters die het nog niet zo
gemakkelijk hadden de bewijsvoering rond te krijgen, riep Van Oldenbarnevelt
zijn knecht op het kort te maken. Ook volgens René van Stipriaan sloeg dat niet
op de beul maar op het nogal breedvoerige afscheid van de knecht.
In zijn Nawoord ziet Thomas Rosenboom deze beschrijving van de acht maanden opsluiting met een
bizar eind in een sfeer van onmacht en onwetendheid als een kafkaësk drama. Nog
meer bijzonder vindt hij de psychologische toenadering tussen twee mensen van
verschillende leeftijd en stand. ’Samen dragen zij de beproeving, samen
proberen zij met list en smokkel aan inlichtingen uit de buitenwereld te komen;
en terwijl de lezer voortleest in dit macabere avontuur ziet hij de
aanvankelijke eerbied van Francken voor zijn meester steeds meer veranderen in
wederzijdse waardering, onderlinge warmte, en uiteindelijk, als het maar
mogelijk was geweest, misschien wel vriendschap.
Hoewel ik dit wat zwaar vind aangezet, deze voorstelling van
zaken van Rosenboom, is de hertaling een mooi initiatief om oude teksten en
daarmee ons verleden weer toegankelijk te maken.
Hier
mijn eerdere verslag van het gesprek van Peter de Rijk met Thomas Rosenboom