Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 26 maart 2015

Theaterrecensie: Stilte, Norén, Toneelschuur, 25 maart 2015



Geen hoop, geen troost voor menselijke wrakken

Gezin en waanzin luidt een titel van de Britse psychiater R.D.Laing uit 1979. Het is de vertaling van een boek dat in de jaren zestig verscheen en dat veel opzien baarde in een tijd waarin aan de poten van het zogenaamd veilige gezin geknaagd werd. De boodschappen die men daar meekreeg, zaten vol tegenstrijdigheden waar men schizofreen van kon worden. De Zweedse toneelschrijver Lars Norén (1944) verwoordt deze opvatting in zijn theaterstukken, waarin hij zich baseert op eigen ervaringen. Stilte (1984) gaat over een Zweeds gezin dat op het platteland een hotel drijft, het Standaardhotel. De gezinsleden bestaan uit de alcoholische en niet al te gezonde Ernst, zijn doodzieke vrouw Lena en hun zoon Ingemar. De jongere zoon John is juist thuisgekomen. Deze dichter heeft een bundel uitgebracht, maar belandde met een zwaar negatief zelfbeeld in de psychiatrie. Hij ervaart het huis als een tombe en is, van een afstandje bekeken, misschien nog wel de gezondste van de vier.

Regisseur Olivier Diepenhorst toont met subtiele middelen de gekte die Norén beschrijft in een onpersoonlijke vestibule met rode lopers en vijf identieke witte deuren op de achtergrond. De vader wankelt van de drank als hij uit de kelder komt, de moeder wankelt evenzeer, maar van zwakte wanneer ze als laatste uit bed komt. Ingemar draagt dezelfde kleren als zijn vader en toont daarmee zijn rivaliteit, Johnny danst tussen de bedrijven door letterlijk de gekte van zich af. Taboe is de recente opname van John in een psychiatrische inrichting. Zijn moeder weet daar niet van en de andere gezinsleden willen haar dit nare feit besparen. Ze maakt zich toch al zoveel zorgen over John, die omgekeerd niet weet van de terminale ziekte van zijn moeder. Het is typerend dat een buitenstaander in de figuur van de huishoudelijke hulp Martha verzucht dat het wel een gekkenhuis lijkt waarin ze haar werk moet doen zoals de kippen plukken. De zomerse hitte en de jazz op de achtergrond versterkt haar verzuchting alleen maar.

Een van de thema’s die door het stuk heen spelen is het nijpende geldgebrek. In het begin probeert Ernst in een telefoongesprek met zijn zus Karin tevergeefs geld voor de hypotheek van haar te krijgen. De zorgen staan na dit gesprek op zijn voorhoofd af te lezen. Het hotel loopt niet, Martha eist haar loon op en is Lena is ernstig ziek. Ernst slaat zich met de moed der wanhoop en een fikse slok drank door de dag. Hij krijgt daarbij ook nog tegenwerking van zijn zoon Ingemar die het liefst de zaak overneemt. Daartoe repareert hij alvast een neonletter van het naambord die het begeven heeft. Lena is op haar man uitgekeken, maar kan hem anderzijds niet loslaten. In een ingewikkeld interactieproces houden de gezinsleden elkaar in de houtgreep. Ze willen weg, maar zijn tot elkaar veroordeeld.

De onderhuidse spanningen komen naar buiten als John zich vergrijpt aan de strijkende Martha en naar zijn moeder spuugt als ze bekent dat ze hem altijd al teveel een meisje vond, waarna het geweld op het toneel fysieke vormen aanneemt. Lena krijgt een lachstuip over de vermeende bekwaamheid van haar man die ooit als keukenhulp in het Savoy hotel begon. Hun grootse toekomstplannen hebben nergens tot geleid. Het liefst zou ze de boel de boel laten en samen met hem vertrekken, maar met hetzelfde gemak gooit ze haar naaldhakken in zijn richting en eist dat ze eindelijk eens een gewoon gezin worden. De incongruenties tussen tekst, gevoelens en lichaamstaal werken vervreemdend. Het publiek wordt uit de comfortzone gehaald. Er is slechts één grap en dan nog een wrange over de heuvel Golgotha in Jerusalem, waar Jezus gekruisigd werd, door Ingemar aangeduid als Colgate, van de tandpasta. Golgotha had te maken met een film over het leven van Jezus waaraan John meewerkte. Het liefst had hij zichzelf laten kruisigen, maar daar waren veel gegadigden voor hem.  

De lichaamstaal wordt vooral fraai in beeld gebracht door Lena, die steun zoekt bij de airco of krampachtig op haar stoel luistert naar een betoog van John, maar de chemie laat over het algemeen te wensen over. Soms hapert de motor. Stilte is geen Virginia Woolf waarin onverenigbare hartstochten stap voor stap naar een duizelingwekkende hoogte worden gevoerd, al neemt de spanning naar het einde wel toe. Fraai is de scène waarin we een blik op de bijna symbiotische relatie tussen Lena en John te zien krijgen, maar daarna valt het toch weer stil. Dat is niet de stilte die aan het eind intreedt waarin het gezin te middernacht, als Martha naar huis gaat, als verslagen kinderen naast elkaar op de bank zit. Bekaf van het geruzie en de problemen die op geen enkele manier zijn opgelost. In de hal is het zo leeg dat de vloer kraakt. Lena verlangt naar huis. Uiteindelijk wil ze alleen maar een beetje in vrede sterven. Geen hoop, geen troost voor deze menselijke wrakken.

Stilte wordt gespeeld door Hein van der Heijden (Ernst), Tamar van den Dop (Lena), Chiem Vreeken (Ingemar), Sander Plukkaard (John) en Anne–Chris Schulting als huishoudster Martha. Meer informatie, hier op de site van de Toneelschuur. De  foto met Lena en Ernst is van Joost de Haas.  

Hans Schnitzler over Het digitale proletariaat, VPRO-Boeken, 22 maart 2015



Digitale despotie perkt onze vrijheid in

Filosoof Hans Schnitzler schetst in Het digitale proletariaat de nadelen van de digitale revolutie. Deze leidt, net zoals in de tijd van Marx de steeds grotere concentratie van kapitaal bij de bezittende klasse tot Verelendung leidde, in onze tijd tot een proletariaat van informatieverwerkers, grootdatabezitters en megaservers.

Wim Brands vraagt naar de aanleiding van het boek.
Schnitzler had geen concrete aanleiding, maar was eerder al gefascineerd geraakt door de talkshows van Jerry Springer, waarin mensen zonder enige schaamte hun hele hebben en houden op tafel gooiden. Het intrigeerde hem waarom ze zoiets deden. Hij voelde een plaatsvervangende schaamte. Wilde die begrijpen. In zijn zoektocht naar de achtergrond hiervan stuitte hij op de technologie en de digitale werkelijkheid.

Brands haalt een detail uit het boek over een Britse welzijnswerkster die haar zelfmoord op Facebook aankondigde.  
Schnitzler zegt dat ze 1048 vrienden had, waarvan sommigen zelfs vlakbij woonden, maar dat niemand haar verhinderde een eind aan haar leven te maken. Ze werd daarentegen beschimpt over haar boodschap. Na haar dood ontstond veel ophef over deze zaak. Hoe was het mogelijk dat iemand met zoveel vrienden de gelegenheid kreeg om zelfmoord te plegen? Hoe zit het dan met het concept van Facebook? Schnitzler noemt Facebook de etalage van het postprivacy verlies waarin sprake is van een intimiteitsoverschot. Het was het lot van de vrouw dat ze besefte dat intimiteit in deze tijd betekenisloos is.

Brands schakelt over naar twee samenlevingsconcepten, vertolkt door George Orwell in 1984 en door Aldous Huxley in Brave new world.
Schnitzler noemt het eerste concept hardvochtig en dictatoriaal, terwijl het tweede de digitale despotie benadert, die mensen in bedwang houdt door genot en doelmatigheid. Inefficiëntie is een vloek en het cultiveren van productiviteit een zegen. Terwijl Orwell bang was dat mensen de waarheid onthouden zou worden, zag Huxley de waarheid ten onder gaan in relativisme. De informatie is in onze eigen maatschappij zo enorm, dat die alleen maar tot onverschilligheid leidt.

Brands brengt de zachte dwang tot medisch onderzoek als een verontrustend voorbeeld ter sprake.
Schnitzler zegt dat de trend hiertoe in de Verenigde Staten groter is dan in Nederland, maar dat hier ook zorgverzekeraars zijn die zich op dit pad begeven. Verzekerden krijgen korting op hun verzekering als ze gegevens over hun gezondheid aandragen. Dit is mogelijk in een wereld die met algoritmen te beheersen is. De techniek is aanwezig om medische data aan verzekerden te onttrekken. Niet alleen in de gezondheidszorg zijn deze data van belang. Hypotheekverstrekkers en werkgevers zullen volgen. Non-conformisten betalen straks een hogere premie. De vrijheid om ondoelmatig te leven komt daarmee in het geding. Dit systeem is uitgesproken totalitair. Het is de technologie die bepaalt hoe we moeten leven.

Brands schampert over de transparantie waarmee vaak geschermd wordt.
Schnitzler vindt dit fenomeen begrijpelijk. Het wordt als een deugd gezien. Er bestaat namelijk vanaf Plato een diepgewortelde argwaan ten opzichte van het menselijk handelen, dat onomkeerbaar en onvoorspelbaar is. Men wil onverwachte verrassingen voorkomen. Daarom rent men af op een tirannieke tendens.

Brands ziet de rampzalige gevolgen voor zich en vraagt zich af hoe we die kunnen voorkomen.
Volgens Schnitzler dient het gemak de mens. Zoals hij in het begin al opmerkte zit het probleem deels in de technologie zelf. Het gif moet een medicijn worden, als we zelfbeschikking krijgen over de technologie. Inmiddels kunnen we met het programma TrackMeNot servers misleiden.  


woensdag 25 maart 2015

Het werken van morgen, Tegenlicht, 22 maart 2015



De mens is geen appendix van de machine

De automatisering komt in een nieuwe fase. Door robots en computers verdwijnen steeds meer banen. Daarmee verandert ook de verhouding tussen wat we doen en wie we zijn.

Deze machtig interessante materie, onder regie van Kasper Verkaik, begint met Ruud Kok, een oudere manager van Post.nl die enige tijd geleden zijn ontslag heeft genomen bij zijn werkgever en inmiddels werk doet naar zijn hart. Hij toont een oude brief van de PTT, gericht aan zijn vader, waarin hijzelf de opleiding tot postbesteller mag gaan doen. Zijn vader zei dat zijn kostje gekocht was. Zonder al te veel narigheid had hij zekerheid van baan en inkomen en op het eind een mooi pensioen. Inmiddels staat Kok voor de gesloten poort van het terrein waar hij vele jaren de post sorteerde. Dat gebeurt inmiddels in een immens groot gebouw waar de factor arbeid steeds meer wordt teruggedrongen. Kok voelt zijn posthart nog kloppen.

Andrew McAfee is econoom bij het MIT en schreef het boek The second machine age, waarin hij stelt dat, net als tijdens de Eerste Industriële Revolutie de spierkracht, nu de beperkingen in de denkkracht doorbroken worden, hetgeen meer welvaart en minder gezwoeg oplevert. In zijn stad Boston zijn veel start-ups met robotica. Na de ontwikkelingen in de industrie moet nu de dienstensector aan de robot. Medische diagnostiek wordt beter door een computer gedaan dan door een dokter. McAfee zegt dat de ontwikkelingen in sneltreinvaart door gaan en dat we nog niet kunnen bevatten hoe onze wereld er over tien jaar uit ziet (lees daarvoor Slaap zacht, Johnny Idaho). Een robot helpt het medisch personeel met het aan- en afvoeren van materiaal. Een onderzoeker op Harvard zet robots in om nieuwe toepassingen te laten uitvoeren.

John Schattorie van Deloitte schat op basis van een onderzoek uit Oxford dat er in Nederland in tien jaar tijd zo’n twee tot drie miljoen banen verloren gaan. Dat is een derde van de huidige beroepsbevolking en dat is nog maar een conservatieve schatting.

Volgens McAfee dienst het sociale contract dat tweehonderd jaar heeft standgehouden te worden herzien. De ontwikkeling moet met veel beleid ondersteund worden om een scheve maatschappelijke verdeling met meer criminaliteit te voorkomen. De verandering heeft ook impact op het onderwijs. Waar vroeger vaste vaardigheden en gehoorzaamheid worden gevraagd, is het nu belangrijk dat men zelf nadenkt. Op de Eliot school in Boston leert men de kinderen programmeren en opdracht uitvoeren in het roboticalab. Het zou de skills moeten opleveren die in de onzekere toekomst nodig zijn. 

Marjolein te Honte is strateeg van uitzendbureau Randstad en ziet dat het werk in het middensegment verdwijnt. De angst voor het verlies van inkomen zit de positieve ontwikkeling naar nieuwe beroepen in de weg. Ze zegt dat men banen gaat stapelen en dat de identiteit niet meer in het beroep zit. Een kapper is iemand die kan knippen en die vaardigheid ook elders kan inzetten. Anke Hans (zie foto) is notificatiefilsoof, schreef een handleiding voor de etiquette van het smartphone gebruik en werkt daarnaast freelance als tekstwerker. Met haar taalgebruik is niets mis. Ze wil niet de appendix van een machine zijn. Ruud Kok is ultraloper, werkt als sportmasseur en is daarnaast een pedicure praktijk begonnen met medische pedicure en podologie als uitdaging voor de toekomst. In Eindhoven doet disorganizer Ger van Drunnen onderzoek naar de opvatting van personeel van Bosch over hun werk om innovatie te stimuleren. Vroeger al zag hij zaken in de organisatie van zijn bedrijf die vragen bij opriepen die pas in deze tijd opgepikt worden. Hij was als het ware zijn tijd vooruit.

Helaas kwam nauwelijks de kwestie aan de orde om inkomen en werk te ontkoppelen, al deed McAfee een poging het leed van werklozen te verzachten door het heffen van een negatieve inkomstenbelasting.

Hier meer informatie op de site, vanavond is de meet-up in Pakhuis de Zwijger, hier mijn bespreking van Slaap zacht, Johnny Idaho.

  


dinsdag 24 maart 2015

Recensie: Slaap zacht, Johnny Idaho (2014). Auke Hulst



Futuristische roman met politieke trekken of andersom

Op het moment dat ik de roman Slaap zacht, Johnny Idaho uit heb, komt er een tweet binnnen van Auke Hulst. Door de bank genomen. Die uitdrukking lijkt me toe aan een andere betekenis. De tweet slaat op de zelfverrijking die bankiers er nog steeds op na houden. Joris Luyendijk zette een paar etmalen eerder de toon met zijn tweet dat de bankiers van de financiële crisis geleerd hebben dat ze overal mee weg komen. Hulst, die tijdens het schrijven van Slaap zacht, Johnny Idaho de Banken blog van Luyendijk in The Guardian volgde, is gezien de inhoud van zijn boek nog zo betrokken bij een steeds schevere verdeling van welvaart. In zijn futuristische roman vestigen multinationale bedrijven zich op een Archipel waar ze zonder bemoeienis van staten of overheden hun gang kunnen gaan. Het is een tendens die niet uit de lucht gegrepen is. Tijdens een interview met zei Hulst dat hij zijn informatie over de steeds grotere beheersing van het individu door onzichtbare machten uit de media haalde. Zojuist toonde mijn zoon dat hij zijn iPhone met een willekeurige vinger aan de praat kan krijgen, terwijl mijn beste vinger een foutmelding krijgt, maar dit terzijde.

Slaap zacht, Johnny Idaho is opgebouwd volgens de dagen van de week vanaf maandag met korte hoofdstukken als scènes van een soap. De drie hoofdpersonen komen daarin om beurten in beeld. De wereld van de ten dode opgeschreven en van oorsprong Hollandse bankier Willem Gerson bestaat uit een soort Google lenzen en oortjes, die informatie verspreiden en robots die de huishoudelijke - en de zorgtaken verrichten. Hij woont op het eiland Executive dat met de wormlijn verbonden is met de eilanden Downside, Midlevel en Upside. Het leven van de van oorsprong Japanse biochemica Hatsu Hamada op Upside voltrekt zich in een sfeer van onderzoek. Haar seksuele behoeften, het enige dat nog van haarzelf is, bevredigt ze met one night stands op Downside, het eiland waar de Uppers slummen, zoals dat in het jargon van Hulst heet. Haar reuk is sterk ontwikkeld, iets dat in science fiction vaak afwezig is. Johnny Idaho is de zoon van een drukbezette moeder en een Indiaan die, net als de vader van Hulst zelf, overleden is. Johnny gaat uit wraak - zo begrijpen we later - met een schip op weg naar de Archipel met een kapotte knie en de nodige littekens opgelopen tijdens een instorting van een flatgebouw in Denver waar hij met zijn moeder woonde. Hij weet niet wat hem daar te wachten staat.
Wat weet ik van deze plek? Nauwelijks meer dan jij, vermoed ik. De basics. Dat ze gesticht zijn door een conglomeraat van multinationals. Dat er eindeloos geluld wordt over carrièrekansen, terwijl het er stikt van de hindernissen.’ Ook ik moest nogal wennen aan de futuristische sfeer die over het verhaal hangt, waardoor identificatie bemoeilijkt wordt. Het mooiste deel van het boek vond ik dan ook de ontmoeting van Johnny met de backpackende tiener Karen. Dat zegt veel over de kracht van het gewone boven het futuristische.

Eenzaamheid is het achterliggende levensgevoel van de drie hoofdpersonen. Gerson denkt met heimwee terug aan zijn jeugd in Bergen aan zee, zijn vriendin Sarah wordt treffend getypeerd als arm candy. Hamada is 28 jaar oud, maar volgens de schrijver nog een tiener, die haar overleden vader mist en is in haar laboratorium zoekt naar een levenselixer dat Gerson aan onsterfelijkheid moet helpen, de achttienjarige wees Johnny zoekt steun bij een gezicht van klei en woont met een oorlogsveteraan, die wordt aangeduid met de naam Woestijnrat, op een verlaten zandvlakte bij Utah (waar Karen hem tegen het lijf loopt).

Door de nadruk op de futuristische sfeer waarin Pleasers als een soort recherche optreden, zijn er weinig beeldende uitspraken te vinden, meer ze komen wel voor, zoals deze: Ze zwijgen - de stilte buigt door onder onuitgesproken woorden. In het gesprek dat Hulst met Kenneth van zijl had werd de relatie van Johnny met literatuur en speciaal de roman Moby Dick benadrukt, maar in het boek komt die verhouding nogal zijdelings aan de orde. Nieuwsgierigheid naar de afloop houdt het boek, ondanks vele thrillerachtige zijwegen, boeiend. Uiteindelijk gaat het niet zozeer om de uitkomst van het verhaal, maar meer om het idee, de manier waarop wij onze samenleving door de technologie laten domineren. Wat dat betreft is Slaap zacht, Johnny Idaho had meer politieke - dan science fiction.

De systeemfout zit volgens Gerson in de mens, maar die heeft dan ook door zijn verblijf op Executive en de machtsspelletjes die daar gespeeld worden, het contact met de werkelijkheid verloren. Verlaine, een man die scenario’s schrijft voor bedrijven die in de problemen komen door wantoestanden zoals slechte bouwconstructies, zegt tegen Johnny dat in ieder geval moet worden voorkomen dat mensen in verwarring worden gebracht. ‘De sterkste scenario’s sloten aan op wat mensen verwachtten en wilden horen – de bouwstenen waren in embryo al aanwezig in het brein.’ Dit houdt een waarschuwing in om ervoor te zorgen dat asociale bankiers de zorgzame burger niet helemaal in hun greep krijgen.

Hier mijn verslag van het gesprek dat Kenneth van Zijl met Auke Hulst over Slaap zacht, Johnny Idaho had.



maandag 23 maart 2015

Tjitske Jansen over Voor altijd voor het laatst, VPRO-Boeken, 22 maart 2015



Tussen het precieze en het weglaten

Tjitske Jansen (1971) is theaterdocent, dichter en schrijver. Voor altijd voor het laatst is haar prozadebuut. Wim Brands spreekt over een roman met een dichterlijke inslag. Hij kan even niet op de naam komen van haar eerste gedichtenbundel Het moest maar eens gaan sneeuwen (2003) dat veel bekendheid kreeg en goed werd verkocht. Hij herinnert zich wel dat Jansen veel optreedt voor jongeren op scholen en in bibliotheken.

Jansen vertelt op een warrige manier dat ze ooit meedeed aan een internationale tekenshow, waarbij ze de Duitser Markus Vater koos om werk van haar te illustreren, omdat ze in de ban was van diens schilderijen. De inhoud van haar bijdrage ging over zaken die zij niet begreep. Ze noemt een voorbeeld dat niet in de nieuwe bundel staat, namelijk over de afloop van het sprookje Klein Duimpje. Ze begreep daarin niet dat de hoofdpersoon en diens broertjes en zusjes pas naar huis terug konden keren als ze iets hadden gevonden om geld mee te verdienen. Ze leest een ander voorbeeld voor uit de bundel, een hilarisch verhaal over een meisje dat een brief op de bus moet doen en denkt dat die in een koker terechtkomt en als een soort buizenpost vervoerd wordt, misschien wel naar het huis van een postbode.

Daarna begint ze erover dat scholieren inderdaad haar doelgroep zijn. Jongeren hebben het moeilijk in onze voortrazende maatschappij en gedragen zich als halve zombies. Leraren hebben nauwelijks aandacht voor hen. Als ze optreedt zitten die vaak achter hun laptops te werken. Ze is wel in staat om de jongeren te begeesteren, zegt ze. Ze wekt hun nieuwsgierigheid op. In Brussel vroeg een zestienjarige jongen wat zij doet als ze zich verdrietig voelt. Leest ze dan gedichten, net zoals zijn moeder doet? Jansen las voor hem het gedicht Als iemand mij nou maar voor over een kastanje die van de boom gevallen was en opgeraapt had willen worden.

Als iemand mij nou maar
had opgeraapt
en in zijn zak gestopt
en daar gelaten had,
dat af en toe een hand mij vond,
voelde hoe zacht ik was
en dan weer losliet.
Of op de vensterbank gelegd,
op 't nachtkastje,
in een rommeldoos.
De keukenla!
Ik heb nog nooit een reis gemaakt,
ik moest zo nodig wortel schieten.
Als iemand mij nou maar had opgeraapt,
er was niets aan de hand geweest,
ik was kastanjebruin geweest,
ik had geglansd, geglansd,
wat later was ik wat gaan rimpelen,
en dan, nou ja, maar nu,
nu moet ik onvrijwillig transformeren
en niet zo'n beetje ook.
En steeds als ik zo ongeveer
gewend ben aan mijn nieuwe vorm,
steeds als ik zo min of meer
geaccepteerd heb
dat ik ben zoals ik ben,
dan ben ik alweer anders.
En als het nu zo was dat ik gekozen had
om zo te zijn, dat ik het wilde:
steeds een ring erbij,
zoveel soortgenoten aan mijn takken
in hun veilig stekelhuis,
zo anders dan ikzelf,
maar wat weet ik het nog goed.

Ik heb het opgegeven
te zijn zoals ik ben.
Ik groei maar mee
met wie ik worden zal.
Af en toe hoor ik
Dat iemand zegt
Hoe mooi ik ben.
In mijn schaduw
gebeuren dingen
die de moeite waard zijn.

Zelf, zei ze tegen de Brusselse jongen, ervaarde ze troost door het lezen in haar tweede gedichtenbundel Koerikoeloem (2007), dat ze schreef over haar eigen geschiedenis om zichzelf te troosten.

Brands noemt de stukjes in Voor altijd voor het laatst scherven die samen een persoonlijk geheel vormen, al begint het met los zand.
Jansen zegt dat van les had van Joke van Leeuwen, die haar aanraadde werk naar een uitgeverij op te sturen. Ze kreeg als reactie dat het los zand was, waarop ze zelf weer reageerde met de vraag wat daar mis mee mis. De uitgeverij gaf haar gelijk maar haar werk paste toch niet in hun fonds.

Brands zegt dat ze in de roman heel persoonlijk over haar leven schrijft, dat in een onrustig gezin in Barneveld begon.
Jansen werd op haar twaalfde uit huis geplaatst in een gezin van een schoolmeester. Ze weet niet goed hoe lang ze daar woonde, want ze ging ook af en toe terug naar haar moeder. Ze vertelt dat ze zich daarvoor schaamt, net als voor haar Pacman verslaving, die haar manier is om te verdwijnen. Ze kreeg daarop van een jongen de vraag waarom ze dan over schrijft. Om het toch te verwerken, zegt Jansen.  

Brands begint erover dat ze Voor altijd voor het laatst desondanks een mooie opdracht aan haar moeder meegaf: Je zult maar de moeder van Tjitske Jansen zijn. Ze legt uit dat haar ouders uit elkaar gingen toen ze negen jaar oud was en dat haar moeder het zwaar had in de bijstand met drie kinderen. Van een overbuurman kreeg ze de kranten van de hele week die ze op een avond allemaal doorwerkte.

Brands noemt dit soort details de kracht van haar verhalen. Jansen zegt dat tekenen haar leerde om weg te laten. Na de kunstacademie was ze daar model. Studenten moesten met enkele lijnen haar lichaam suggereren dat onder een deken lag.

Hier de Facebook pagina van Tjitske Jansen, hier de fraaie site van Markus Vater, hier meer gedichten van Tjitske Jansen op gedichten.nl.