Nederturk begeeft zich in wespennest
Schrijver Özcan Akyol (Deventer,1984), onder andere bekend
van de autobiografische roman Eus
(2012), reist naar Turkije om zijn neven en nichten te spreken en ons te
informeren over het geboorteland van zijn ouders. Turkije is sterk in beweging
en speelt een belangrijke rol in de wereld van vandaag, zegt hij in zijn
inleiding. Zelf zit hij in een spagaat tussen zijn Turkse wortels en zijn
westerse leefstijl en denkbeelden. Zijn moeder, die verder niet in beeld komt,
vindt Erdogan een knappe man. Het zou boeiend zijn om meer te weten te komen
over de motieven van de meerderheid om te kiezen voor het starre beleid van
Erdogan, maar Özcan brandt zich liever niet teveel aan deze kwestie, al komt
die in de gesprekken met zijn neven en nichten steeds vaker aan de orde.
De eerste aflevering begint in Sivas, provinciehoofdstad in Centraal Anatoliê, bakermat van zijn alevitische
familie en ook die van de huidige republiek Turkije. Özcan bezoekt een museum
waar oprichter Atatürk wordt vereerd. Daarna reist hij met een gids naar het
bergdorp Yesilalan waar ze ouders woonden en waar hij familieleden ontmoet. De
ontvangst is hartelijk. De omstandigheden waarin de mensen leven zijn pover.
Een achterneef en zijn vrouw wonen boven een stinkende stal, maar anders is er
niet. Dorpshoofd oom Mehmet legt uit dat de Turkse regering weinig op heeft met
de alevitische minderheid en de soennieten bevoordeelt. Die krijgen asfalt, Yesilalan
niet. Hun diensten houden ze in het dorpshuis. Als zij vertrekken houdt het
dorp op met bestaan. Özcan doolt rond op de plek waar vroeger het ouderlijk
huis stond en bezoekt het kerkhof waar veel familieleden liggen. Omdat hij de
grafsteen van zijn veertig dagen oud geworden broer niet vinden, laat hij een
nieuwe maken.
Özcan is ook in Ulas waar zijn ouders hun vakanties vierden.
Dat waren lange en saaie weken. Hij vertelt over het lammetje dat hij als
vierjarige als huisdier had en dat in een abattoir werd geslacht in verband met
het feest van hun besnijdenis. Zijn vader reageerde onverschillig op zijn
verontwaardiging en Özcan at daarop tien jaar geen vlees. In Ulas woont oom
Ibrahim die na een carrière als ambtenaar tegen betaling voor andere plaatsgenoten
brieven aan instanties schrijft. Hij vertelt dat onder druk van de
conservatieven de raki uit de winkels is gehaald, maar dat slechts twintig
procent van de tachtig miljoen Turken belijdend moslim is en dat niemand voor
de sharia wetten is waarbij een man vier vrouwen kan trouwen. Veranderingen
zijn niet blijvend, zegt Ibrahim. Turkije zal een seculiere staat blijven,
zoals Atatürk gewild heeft.
Vijf jaar geleden was Özcan voor het laatst in Ankara. Een taxichauffeur zegt dat
mensen niet snel veranderen, maar Özcan wil dat wel eens peilen bij zijn
familie die in de hoofdstad woont. Hij gaat naar een ontmoetingscentrum waar
juist het vrouwelijke deel een goudgeefdag houdt. Om beurten krijgt men na een
etentje geld van elkaar. De gelukkige nicht van die dag gaat er een cadeautje
voor kopen voor de uitzet van haar dochter. Over Erdogan zijn ze kritisch, een
van hen wil zelfs uit het land weg. Özcan is onder de indruk van het sterke
familiegevoel en de troost die ze bij elkaar vinden.
Elders is dat anders. In een Erdogan gezinde krant leest hij
dat tegenstanders van het regime worden gevraagd zichzelf aan te geven en ook
ziet hij een tekstbalk boven een taxibedrijf waarop Nederland wordt uitgemaakt
voor fascistisch. Als Özcan doorvraagt blijkt dat men geen haat koestert tegen
Europeanen maar enkel het eigen land verdedigt dat door Europa verzwakt wordt.
Özcan zoekt een schoenmaker met dezelfde naam als de
president, maar krijgt alleen zijn broer te spreken die zich onthoudt van
politieke uitspraken en alleen oog heeft voor hun bedrijf in deze onzekere
periode.
Met achterneef Ali bezoekt hij het mausoleum van Atatürk,
die vond dat man en vrouw gelijkwaardig waren. In de huidige maatschappij is
echter sprake van achterstelling van vrouwen. De alevieten gedijen bij de
scheiding van kerk en staat, maar zijn tegelijk bang dat de seculiere staat
straks de nek wordt omgedraaid. Ali vreest zelfs voor een burgeroorlog.
Nicht Gulcin heeft een schoonheidssalon waar de meningen
over de politiek van Erdogan vrijuit besproken worden, alleen komen er minder
vrouwen uit angst voor bomaanslagen. Neef Dogan is café eigenaar en kampt met
hetzelfde probleem, maar hij vanwege de prijsstijgingen van bier en de
verscherpte controle door de conservatieven.
Schrijnend is het verhaal van achterneef Cetin die chirurg
is in het ziekenhuis, dat stond te trillen tijdens het bombardement na de
aanslag op het parlement ten tijde van de coupe. Hij opereerde de gewonden
waaronder een burger die kogels in zijn hoofd had gekregen. Als kind was hij
zonder ouders, omdat zijn vader in Duitsland werkte en zijn moeder vroeg
overleed. Als Aleviet kan hij geen promotie maken.
Tenslotte kijkt Özcan met het mannelijk deel van zijn
familie uit Ankara naar de voetbalwedstrijd van de Turken tegen Finland.
Aangeschoten maar blij met de verbroedering verlaat hij de stad.
De afgelopen vier jaar ging Özcan in de vakantie met zijn
vriendin naar Antalya. Hij vraagt
zich af wat er over is van de mooie kustplaats. Het centrum is uitgestorven,
misschien niet alleen vanwege de regen. Achterneef Cengiz werkt in de
toeristenindustrie en toont de stilliggende toerboten in de haven. Geïnvesteerd
wordt er volgens hem niet meer. Het geluids- en alcoholverbod houden toeristen
weg en anders wel door de gescheiden baden voor mannen en vrouwen. Özcan merkt
gelaten op dat daar in deze verlatenheid niets van te merken is. Hij gaat met
Cengiz naar een plaats verderop, waar hij een pension zou huren. Op weg
ernaartoe rijden ze in een agrarisch gebied langs lege kassen omdat er geen
afzet is. De manager van het pension, die het pension voor tien jaar gehuurd
heeft, heeft twee moeilijke jaren achter de rug en klaagt over de economische
stilstand. Tijdens een boottochtje laat Cengiz zien dat de bezetting van de
grote hotels aan het strand matig is. Het conflict met Duitsland en Rusland
heeft de toeristen weggejaagd. De burgeroorlog in het Zuid Oosten doet de
klandizie ook geen goed. Men is bang voor aanslagen. De gevolgen zijn schulden,
faillissementen en
werkeloosheid. Er komen alleen nog Arabieren die benieuwd
zijn naar de Westerse vrijheid in Turkije.
Achterneef Murat bevoorraadt kleine supermarkten. Özcan
helpt hem met sjouwen, maar veel spullen raakt hij niet kwijt. De concurrentie
is groot. Murat is gelukkiger in Antalya dan in Sivas waar hij vandaan komt.
Özcan prijst zijn moed om een plaats in de handel te verwerven. Hij heeft in
ieder geval niet, zoals zijn vrouw die in het onderwijs werkt, te maken met een
grote druk door de overheid.
Özcan denkt erover een huis te kopen, maar heeft zijn twijfels
en praat daarover met een makelaar. Deze laat hem een mooi huis in een nieuw
deel van Antalya zien, waar hij zelf niet zou willen wonen. De sinaasappelbomen
die zo heerlijk ruiken, zullen spoedig door nieuwe huizen vervangen worden.
Uiteindelijk voelt Özcan zich niet veilig genoeg om daar met zijn gezin te gaan
wonen, zelfs al biedt de makelaar aan dat hij zijn geld terugkrijgt als de
regering onverhoeds vanwege kritiek op het bewind zijn huis in beslag zou nemen.
Een muzikale achterneef, Ersin, vertelt over het gevaar een
eigen mening te uiten. Hij en zijn vrouw, die zingt, hebben daardoor veel
vrienden verloren. Tijdens optredens houden zij rekening met de achtergrond van
zijn gasten, maar zij willen wel graag de Alevitische cultuur in stand houden.
Özcan bezoekt een optreden in een restaurant en zingt zelf ook mee. Hij vraagt
zich af of hoe liberaal de sfeer inclusief alcohol op zijn nieuwe bestemming
zal zijn.
Kayseri is een
industrieel centrum in het midden van Turkije en een conservatief bolwerk
terwijl de familie van Özcan helemaal niet zo behoudend is. Dat dit botst
blijkt meteen uit een ontmoeting met nicht Gükshir. Ze werkt als
staatslotenverkoper op een plein en Özcan wordt daar lastig gevallen door
Turken, die net uit het vrijdagmiddaggebed komen. De onrust heeft te maken met
de ophef over de deelname aan het Turkse referendum in Nederland, dat Erdogan
meer macht moet geven. Özcan wordt van het plein verjaagd en verbijt zijn
teleurstelling achter een kop thee. Zijn nicht is nogal laconiek over haar
fanatieke stadsgenoten. Ze heeft erger zaken aan haar hoofd. Eerder vertelde ze
dat ze leed aan darmkanker, diabetes en hoge bloeddruk.
Achterneef Nusret zit in de handel van witgoed en moet alles
weten over de economische toestand. Die is vanwege de politieke situatie minder
dan vorig jaar, zegt hij. Hij leidt Özcan rond door de stad. De mensen zijn
materialistisch ingesteld. Hoewel de stad modern oogt zit er een conservatief
patroon onder waardoor men in sociaal cultureel opzicht achterblijft. Hij is te
bang om daar meer over te vertellen. Hij toont Özcan een enorm bedrijventerrein
en maakt een opmerking over fabrieken van Gülen aanhangers die door de staat
zijn overgenomen. Een buurman van Nusret is van de AK partij en bouwondernemer.
Hij toont Özcan een flat in het nieuw gedeelte van de stad met saaie hoogbouw,
maar is daar zelf trots over.
Terug in het centrum blijft Özcan ver weg van het plein,
waar hij in de problemen kwam. Hij praat met een schoenenpoetser die het zwaar heeft
omdat de huren en studiekosten voor zijn kinderen omhoog zijn gegaan terwijl
hij niet meer geld kan rekenen voor een poetsbeurt. Turken zijn
onderhandelaars, zegt hij.
Achterneef Onur zit met zijn vrienden in het park. Ze
zingen, begeleid door gitaar, liefdesliedjes. Onur wil het liefst naar het
vrijzinniger Istanbul om daar te studeren en de problemen van de mensen te
verlichten. In Kayseri was een boek met uitspraken van Atatürk tijdens het
referendum verboden en tijdens onlusten wordt Wikipedia geblokkeerd.
Veel familieleden van Özcan trokken vanuit Sivas naar Istanbul, de meest westerse en liberale
stad van het land. Özcan vertelt dat twintig jaar geleden links hier aan de
macht was en ook de mensen onderdrukte. Hij vraagt zich af hoe men in een
verdeelde stad met zowel een Aziatisch en een Europees deel met elkaar leeft.
De neven Mahsuni en Erdogan kwamen als boeren uit Sivas en
begonnen met het geld van hun bruiloft in de textiel. Ze hebben een naaiatelier
waar vijftien personen werken, waaronder hun vrouwen. Na de boycot van de
Russen in 2004 kregen ze het zwaar. Ze maken zo weinig winst dat Mahsuni zijn
kinderen afraadt om het werk in deze branche over te nemen.
Achternicht Zöhre is getrouwd met een man die in het
onderwijs werkte maar een jaar voor zijn pensioen om politieke redenen naar
huis is gestuurd. Daarnaast is ook hun zoon ontslagen. Zöhre maakt zich grote zorgen
over zijn toekomst.
Özcan viert op 23 april de dag van het kind mee, die nog
door Atatürk is ingesteld. De gouverneur refereert tijdens zijn toespraak aan
kinderen die tijdens de coupe gedood zijn en daarmee martelaren zijn van het
nieuwe Turkije.
Tante Hasim woont in bij een neef in en vertelt over hun
verdriet toen haar jongste zus met haar man naar Nederland ging. Zelf ging ze
toen naar Istanbul waar veel meer verkeer was dan in Sivas, hetgeen ze
gevaarlijk vond. Ze zou gezien de onzekere toekomst haar kinderen niet
tegenhouden om naar het buitenland te gaan. Het gesprek grijpt Özcan aan. De
neef wil graag naar een andere wijk verhuizen waar de sfeer beter en minder
gepolariseerd is maar de huizen zijn daar duurder.
Tot zijn genoegen constateert Özcan dat in een andere volkswijk
de seculiere CHP de buurtbewoners bedankt voor hun steun tijdens het
referendum. Hij is blij dat hij daar rustig in een café een satirisch krantje
kan lezen en een biertje drinken.
Nicht Berfin studeert rechten en demonstreerde eerder mee
voor behoud van het Gezi park. Ze stelt dat strijd nodig is, onder andere op
het gebied van vrouwenrechten.
Hoewel Özcan niet zo’n begenadigd spreker is, maakte zijn
oprechte houding veel goed. Zijn slotconclusie dat het nog wel goed kan komen
met Turkije lijkt me te kort door de bocht.
Hier
meer informatie op de site van de NTR, hier het gesprek van Wim Brands met
Özcan Akyol over
Eus.