Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 28 februari 2017

Erik Jan Harmens over Pauwl, VPRO Boeken, 26 februari 2017


Persoonlijke ervaring met autisme leidt tot roman erover.

Erik Jan Harmens vertelde een jaar geleden al in Nooit meer slapen tegen Pieter van der Wielen over zijn autistische zoon Julian die toen veertien jaar oud is. Het gesprek ging toen over zijn roman Hallo muur. Inmiddels ligt er bij Carolina Lo Galbo een nieuwe roman op tafel, Pauwl, over een 47 jarige man met autisme.

Lo Galbo refereert meteen aan de inmiddels zestienjarige Julian en hoopt niet dat de gewelddadige 49 jarige hoofdpersoon uit Pauwl zijn voorland voor zijn zoon is. Ze wil weten waarom hij deze man als hoofdpersoon gekozen heeft.
Harmens zegt dat hij eerder een boek over zijn zoon wilde schrijven maar dat zijn toenmalige echtgenote Gitta Veraart daar al mee bezig was, zodat hij het idee parkeerde en eerst Hallo muur schreef. Daarna pakte hij het idee weer op. Zijn roman ging deels over zijn zoon en deel over een fictief persoon, maar Julian vond dat onduidelijk, waarop Harmens zich alleen richtte op de fictieve man.

Lo Galbo vraagt of het gewelddadige van de man met zijn autisme te maken heeft of in zijn karakter zit.
Harmens meent dat het eerste het geval is. De man draagt oorkappen om het lawaai uit zijn omgeving buiten zich te houden. Iemand met deze stoornis heeft moeite met informatieverwerking. Als de informatie teveel wordt, ontstaat kortsluiting. Hij trekt zich niet in zichzelf terug maar slaat om zich heen. Hij wil zelfs echt een ander doodmaken. Zoiets is leuk om te beschrijven, maar moet wel gedoseerd worden om er geen slapstick van te maken. Hermens wilde de man met compassie beschrijven. Het is niet moeilijk zo’n man weer tot kalmte te manen. Net als bij Julian volstaat een time out.

Lo Galbo vraagt of hij een prototype wilde neerzetten.
Harmens zegt dat het een prototype is dat niet zo vaak voorkomt. Vaak worden mensen met autisme voorgesteld als onbereikbaar of geniaal zowel Rainman maar deze man is een gewoon mens die net als Julian probeert overzicht over zijn leven te krijgen, hetgeen tot mislukken gedoemd is.

Lo Galbo vraagt of Julian mee had gewild naar de studio.
Harmens was er trots op dat zijn zoon bij een ander ging gamen. Dat is een teken van zelfstandigheid. Hij vond de roman in ieder geval grappig en respectvol.

Lo Galbo denkt dat het lastig is de opvoeding van iemand met autisme in goede banen te leiden.
Harmens zegt dat hij weinig tijd had om te reflecteren over de juiste aanpak. Er moest gehandeld worden. De communicatie met Julian was heel anders dan met zijn twee jaar oudere zus. De laatste reageerde op koeien als ze door de weilanden fietsten, terwijl Julian dat niet deed. Alleen op ooghoogte was hij aanspreekbaar. Julian had ook een andere houding tegenover knuffelen. Hij reageerde daar stug op. Harmens volgde met andere ouders die in hetzelfde schuitje zaten, een cursus om met hun kind te leren communiceren.

Lo Galbo las dat ouders vaak weinig van hun kind terugkrijgen.
Harmens zegt dat hij pas in een later stadium meer terugkreeg. Hij is daar blij mee want er zijn ook ouders die nooit wat terugkrijgen. In de roman is de man meer verknocht aan zijn reptiel dan aan familie, want zo’n beest is stoïcijns en voorspelbaar. Hij heeft de behoefte aan een dwanghandeling om rustig te worden en leert om in plaats van overal aan te likken, aan zijn middenhandsbeentje te likken. Julian maakt rasters met vakjes die hij uit kan zetten als de inhoud hem niet bevalt. Iedereen heeft misschien wel van die tics. Harmens vertelt dat zijn opa controle hield door in de NCRV gids te noteren hoe het weer was tijdens de programma’s die hij keek en de gidsen in de schuur te bewaren.

Hier mijn verslag over Hallo muur.

maandag 27 februari 2017

Bregje Bleeker over Eva, VPRO Boeken, 26 februari 2017


Dementie leidt tot betere band moeder en dochter

De tweede roman van Bregje Bleeker is getiteld Eva en gaat over haar moeder Liesbeth die de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland was en al voor haar vijftigste te maken kreeg met een aandoening, die een combinatie was van dementie en Parkinson.

Carolina Lo Galbo begint over de herkenbaarheid van reacties op haar roman.
Bregje bevestigt dat en gaat meteen van start met een verhandeling over haar ouderlijk huis en de inhoud van de roman, waarbij het een verademing is dat Lo Galbo haar gewoon laat praten. Bleeker vertelt over de mooie jeugd die zij zelf had in de jaren zeventig met een moeder die veel kon en moest. Liesbeth groeide op in een arm katholiek milieu in een klein dorp in de buurt van Breda. Een zuster van het nonnenschooltje bracht het ijverige en slimme meisje achterop de fiets naar het gymnasium in Breda. Liesbeth was haar daarvoor zo dankbaar dat ze de non jaarlijks een kerstkaart stuurde. Later verhuisde ze naar Amsterdam.

Toen Bregje zeventien was werd haar bijna vijftigjarige moeder hoogleraar in een medische discipline, maar eigenlijk was ze in die tijd al ziek. Haar man hield haar met de tekst van de inauguratie. Bregje vertelt dat haar puberteit en het perfectionisme van haar moeder, bijvoorbeeld als het om de beste leerprestaties ging, problemen in de relatie veroorzaakten. Anders dan haar zus, die nog harder ging leren, ging Bregje tegen de verwachtingen van haar moeder in. De zwijgende sfeer in het gezin maakte dat de ziekte pas laat gediagnosticeerd werd. De huisarts ging ervan uit dat een werkende moeder te zwaar belast werd. Een jaar thuis leidde echter niet tot een duidelijke verbetering. Daarna werd een combinatie van Parkinson en dementie vastgesteld. Haar moeder kwam bij haar langs om haar gerust te stellen dat de ziekte niet erfelijk was.

De band met haar moeder veranderde tijdens de ziekte in positieve zin. Naast de aftakeling is hun goede contact een wezenlijk onderdeel van de roman. Bregje had zich voorgenomen om niet meer boos te zijn op haar moeder, maar liefde te laten heersen. Haar moeder kon zich meer ontspannen en haar fouten toegeven. Samen konden ze lachen als ze in een pashokje stonden en haar moeder vroeg hoe een blouse stond die ze verkeerd om had aangetrokken. Door de dementie namen ze elkaar zoals ze waren. Bregje vertelt dat ze eerder een gesprek gewild had over de toestand van haar moeder, die steeds meer achteruit ging, maar door het zwijgen in de familie was dat moeilijk. Gewoonlijk hobbelden ze achter de feiten aan, zoals vaak gebeurt in het geval van dementie.

Lo Galbo vraagt naar een pijnlijk moment in het liefdevolle relaas.
Bregje antwoordt dat de gang naar het verpleeghuis moeilijk was, temeer omdat zowel haar vader als haar moeder dachten dat dit voorlopig was. Dat brengt haar op de door mij gehoopt antwoord op de vraag waarom ze het verhaal in de vorm van een roman goot. Ze zegt dat dementie voor een groot deel nog een onbekend gebied is en dat ze in een roman meer vrijheid had om de kwestie rond karakter en ziekte weer te geven. Ze bleef haar moeder tot het eind aan toe als persoon zien met verschillende rollen en haar eigen karakter.

Hier de site van Bregje Bleeker. Daarop ook een link naar de eerste bladzijden uit de eerste hoofdstuk van de roman.

zondag 26 februari 2017

Filmrecensie: All the president’s men (1976), Alan Pakula


Jonge honden leggen een diepe wond in de Amerikaanse politiek bloot

In de recente ophef over geheime contacten van het campagneteam van Trump met de Russen wordt verwezen naar het Watergate schandaal dat in 1974 de kop kostte aan president Nixon. Hoe de inbraak in het hoofdkwartier van de Democratische partij gekoppeld was aan de banden met de regering werd ontdekt door de journalisten Carl Bernstein en Bob Woodward van de Washington Post. Ze schreven er een boek over dat een paar jaar later verfilmd werd onder dezelfde titel. De film werd een groot succes en levert zelfs veertig jaar na dato nog twee uur van intense spanning op, die vooral te danken is aan het geweldige acteerwerk van Dustin Hoffman en Robert Redford.

All the president’s men is een minutieus verslag van de doorwrochte zoektocht die de twee journalisten van de Washington Post in 1972 deden naar de achtergrond van de inbraak in het Watergate gebouw. Woodward was een jonge journalist, die op de vingers werd gekeken door Bernstein die al zestien jaar voor de krant werkte. De twee hebben hun eigen temperament, Woodward is stug en recht door zee, Bernstein gehaaider en empathischer, zoals we in verschillende scènes zien. De journalisten werden niet helemaal serieus genomen door hun baas Ben Bradlee, maar gingen door tot het einde. Hun vasthoudendheid, zelfs met gevaar voor eigen leven, leidde tot de ontdekking van de eeuw en luidde de val van Nixon in. In 2013 maakte Penny Lane de documentaire Our Nixon waarin ze de zaak belicht vanuit de naaste medewerkers van Nixon, zoals Haldeman, die eerder door Nixon geofferd werd.

De film opent met de inbraak zelf en toont daarna beelden van de vijf verdachten die voor de rechter worden voorgeleid. Woodward zit in de rechtszaal en spreekt de man die voor hem zit aan. Hij blijkt een advocaat van een van de verdachten, waarop Woodward vraagt hoe hij op de hoogte is gebracht van de inbraak. Omdat de advocaat daar geen antwoord op kan geven en een van de dieven voor de CIA werkte, ruikt Woodward meteen onraad. Hij belt naar het Witte Huis om Howard Hunt te spreken, die eerder voor de CIA werkte. Hoewel Hunt zelf niet aanwezig is, krijgt hij wel de naam Colson te horen, die voor de herverkiezing van Nixon werkte. Daarmee zitten de journalisten al dicht bij het vuur, maar omdat alle aanwijzingen door CIA, FBI en het ministerie van Justitie in de doofpot werden gestopt, is het moeilijk om de feiten te achterhalen.

Bernstein spreekt met Sharon Lyons, een knappe medewerkster van Colson. Zij vertelt dat Hunt speurde naar informatie over Edward Kennedy, hetgeen hen naar de bibliotheek van het Witte Huis brengt uitleningen na te gaan door Hunt, die ze echter niet vinden. Woodward spreekt in een parkeergarage met een contact die de naam Deep Throat krijgt. De man die met zijn gezicht in de schaduw blijft is spaarzaam met informatie maar wel zegt dat ze achter het geld aan moeten gaan, waarmee hij het fonds bedoeld dat ingesteld is om de herverkiezing van Nixon te bevorderen en dat geld heeft uitgekeerd aan de dieven. Rivaliteit met de New York Times zet de jonge honden aan tot een tempoversnelling. Ze krijgen van collega Sally, die eerder verkering had met een lid van de commissie die werkt voor Nixons herverkiezing, een ledenijst en gaan daarmee vele personen af die vaak niets willen zeggen. Bernstein houdt echter vol, zet een voet tussen de deur bij een vrouw en weet informatie te ontfutselen door maar kopjes koffie te blijven drinken. Langzaam maar zeker sluit zich het net.

De aantekeningen die Woodward vooral in het begin op een bloknoot maakt van personen die hen mogelijk verder kunnen helpen, drukken een fraaie sfeer uit net als de bakeliet telefoons en druk tikkende journalisten op de burelen van de krant, die op een parkeergarage lijkt. Anders dan vandaag de dag gaan de jonge honden vaak op weg om informatie te vinden, bijvoorbeeld in de bibliotheek van het Witte Huis, waar ze alle uitleningen vanaf 1971 nagaan. Wat dat betreft hebben de onderzoekers van de zaak tegen Trump het gemakkelijker. Daartegenover staat dat de techniek zo ver ontwikkeld is dat het weer moeilijk is om hackers aan te pakken. We zullen zien hoe ver men dit keer komt. Wellicht dat All the president’s men voor inspiratie kan zorgen.    

Hier de trailer van All the president’s men, hier mijn bespreking van Our Nixon.

zaterdag 25 februari 2017

Theaterrecensie: Sontag, Frascati Producties, Toneelschuur, 24 februari 2017



Beklemmende schets van het moderne leven

In de voorstelling Sontag, naar een idee van Naomi Vellisariou, die de regie ook voor haar rekening nam, wordt nauwelijks gerept over de Amerikaanse schrijfster, activiste en critica Susan Sontag (1933-2004), maar tegelijk legt zij al haar gewicht de schaal in het spel rond een moeilijke moeder - zoon verhouding, die maar niet tot een oplossing komt, omdat het bewustzijn van de moeder te sterk is. Vellisariou, die onlangs nog te bewonderen was in de film Out of love, vat in een glitterpakje en een microfoon in de hand in een entr’acte de standpunten van Sontag over het moderne leven, verwoord door de moeder, nog eens samen. Kunst is niet meer wat het was, maakt onderdeel uit van een dolgedraaide maatschappij, waarin het gevoel het heeft moeten afleggen tegen een informatiemaatschappij. De waarheid is hierin minder van belang dan de betekenis die aan hypes wordt toegedicht.

In negen taferelen, die van elkaar worden gescheiden door donderende muziek, krijgen we het verhaal te horen van een moeder die zich bezig houdt met culturele fenomenen en daardoor weinig tijd heeft voor haar zoon. De situatie wordt mooi verbeeld in de openingsscène waar we de zoon zien, die thuis komt van een studiereis naar Palestina en het contact zoekt met zijn moeder die echter nog zit te lezen. De zoon moet wachten tot zij haar boek uit heeft, geen gewone roman maar een dagboek van André Gide, dat haar meer inzicht moet geven in het leven. We horen dat ze zojuist in de steek is gelaten door haar vriendin en dat daarvoor ook al haar huwelijk op de klippen is gelopen. De naïeve zoon in zijn houtje touwtje jas en zijn schooltas onder de arm voelt de pijn zijn moeder goed aan, maar kan haar niet bereiken. Zij ergert zich dood aan het kind dat onbeholpen met een rietje een glas gezondheidsdrank leeg slurpt of een zak chips leeg kauwt, terwijl hij zomaar in een boekwerk uit haar uitgebreide boekenkast staat te lezen.

De moeilijke verhouding tussen de twee krijgt een contrapunt in de verschijning van een bijdetijdse theaterrecensent in een pak met een scherpe snit, die ook nog druk bezig is met een schelmenroman en graag in de nabijheid van de literair en cultureel onderlegde moeder vertoeft, al spuwt ze haar gal over de voorstelling Hedda Gabler die hij vol lof besprak. Via haar kan hij stralen met een essay dat zij voor zijn krant schrijft, tot zij hem met haar depressieve gesteldheid daar vanaf helpt en hem net als haar zoon de grond in boort. De gammele toegangsdeur en de rommelige boekenkast werpen daar een mooi licht op. Vanaf de leren driezitsbank waarop de werkloze krantenman, die ook door zijn vrouw aan de kant is gezet, aan een nieuwe roman werkt (zie foto van Sanne Peper), refereert hij aan het gesprek dat Sontag eens met John Berger had, waarin zij de almacht van het bewustzijn voorop stelde.

De tekst van Rik van den Bos gaat diep in op de moeilijkheid van het moderne leven in het artistieke milieu, waarin kunst steeds meer een probleem dan een oplossing vormt. Hij snijdt wel erg veel aspecten daarvan aan, waardoor de voorstelling, die door de statische houding van de moeder toch al weinig dynamiek kent, erg intellectueel wordt. Gelukkig maakt het eind, waarin de moeder en de zoon hun relatie nog eens testen, veel goed. Er valt een moeilijke stilte na de patstelling waarin de moeder de zoon en de literaire huisvriend - sterk gespeeld door Ingrid Wender, Tim Schmidt en Ward Kerremans - terecht zijn gekomen. In die stilte ziet de toeschouwer duidelijk de noodlottige toestand waarin men verzeild is geraakt Die wordt door het decor nog eens fraai belicht.

Hier de aanklachten van Sontag op de site van Via Rudolphi, hier mijn bespreking van een gesprek tussen Sontag en Berger in 1983, hier mijn bespreking van Out of love.

Filmrecensie: Albert Nobbs (2011), Rodrigo Garcia


Het grote geheim van een Ierse butler

Twee jaar na het sentimentele Mother and child maakte de Colombiaanse filmmaker Rodrigo Garcia een portret van een Ierse butler in de negentiende eeuw, die een geheim bij zich draagt. Hoewel ook deze film niet vrij is van sentimentaliteit blijft dit binnen de perken door het fantastische acteerwerk van Glenn Close (in het midden op de poster). Haar observerende blikken als Albert Nobbs in de eetzaal van hotel Morrison’s in Dublin zijn weergaloos. Ze staat aan het hoofd van een ploeg obers en serveersters en houdt hen scherp in de gaten.

Meteen al kan ik hiermee niet om het geheim van Albert Nobbs heen. Ik heb het al verraden: Albert is een vrouw, al weet ze niet meer hoe ze heette, daarvoor was haar jeugd te traumatisch. Na een verblijf in een klooster besloot ze zich voor te doen als een man om aan de kost te komen als butler in een hotel. Het enige wat ze nog bezit is een portretje van haar moeder. In het hotel woont ook een dokter die graag een borrel drinkt en met de donkerharige bediende Mary vrijt. Tijdens een gekostumeerd bal zegt hij, zich niet bewust van de vermomming van Nobbs, tegen de butler dat zij beiden verkleed zijn als zichzelf.

Het leven van Nobbs verloopt volgens voorspelbare lijnen, tot er een schilder wordt aangesteld om het meest noodzakelijke schilderwerk te verrichten, want heel veel geld heeft de eigenaresse, Mrs. Baker, niet. Ze bedenkt dat deze Hubert Page wel samen in bed met Nobbs kan slapen. Nobbs probeert zich daar tegen te verzetten, maar haalt bakzeil. In een fraaie scène waarin Nobbs in korset naast Page kruipt, maar last krijgt van een vlo, waarop Page wakker wordt en ziet dat Nobbs een vrouw is, wordt tegelijkertijd onthuld dat Page zelf ook een vrouw is en een lesbische relatie heeft met Cathleen.  

Nobbs zelf heeft toekomstplannen en spaart daarvoor. Ze droomt van een tabakswinkeltje samen met een vrouw. Omdat Hubert al bezet is, zoekt ze contact met de jonge serveerster Helen Dawes (rechts naast Nobbs), die echter al ingepalmd is door keteljongen Joe Mackins (links naast Nobbs), die met haar naar Amerika wil. Dat laatste gaat niet gemakkelijk, te meer niet omdat Helen zwanger raakt en Mackins daar nijdig over is. Nobbs probeert de bevallige Heleen te paaien om samen met haar een leven op te bouwen, maar raakt teleurgesteld over de hele gang van zaken en sterft van ongeluk, zo lijkt het wel, maar het kan ook een gevolg van de tyfus zijn die ze eerder opliep en die ervoor zorgde dat het hotel tijdelijk leegstroomde. ‘O Albert Nobbs,’ roept de dokter uit als hij de dood van Nobbs vaststelt en meteen ziet dat Nobbs nooit een man is geweest.

Daarna komt Hubert Page weer in beeld die haar vriendin Cathleen ook is kwijtgeraakt aan de tyfus. Ze krijgt van mrs. Baker, die het spaargeld van Nobbs op haar kamer gevonden heeft, de taak het hele hotel te schilderen en ziet dan Heleen Nobbs met haar kind dat ze Albert heeft genoemd. Heleen vertelt dat ze alleen mag blijven als ze gratis voor mrs. Baker werkt. Page vindt dat er een oplossing gevonden moet worden. Het fraaie aan de film is dat de kijker die zelf mag bedenken.

Albert Nobbs is gebaseerd op de roman The singular life of Albert Nobbs van George Moore (1852-1933), het scenario is onder andere van John Banville. Ook Glenn Close werkte eraan mee.

Hier de trailer, hier mijn bespreking van Mother and child.

John Berger en Susan Sontag over verhalen vertellen, Voices, Channel 4, 1983


De schrijver als secretaris van de dood

De onlangs overleden veelzijdige kunstenaar en criticus John Berger (Londen, 1926), onder andere bekend van de BBC serie Ways of Seeing (1972), had in 1983 een boeiend gesprek met zijn Amerikaanse collega Susan Sontag over de aard van het vertellen van verhalen. Hoewel de twee, vanwege hun verschillende levenssituatie, een ander uitgangspunt hanteren, blijft het boeiend om te zien hoe ze elkaar proberen te verstaan. Het is een mooie les in begrip, iets waar we vandaag de dag, met alle oppervlakkige geschreeuw om ons heen, veel van kunnen leren.

Berger opent het gesprek met zijn visie dat een verhaal beschermt tegen de betekenisloze buitenwereld. Daarbinnen is er nog de bescherming in de vorm van vergetelheid. Sontag maakt meteen duidelijk dat er, naast de archaïsche verhalen die Berger in de Franse Alpen hoort, moderne verhalen zijn, waarin de verbeelding meer kans krijgt. Berger blijft er echter bij dat in alle verhalen de oorsprong van waarheid behouden blijft. Hij illustreert zijn standpunt aan de hand van een vertelling over een schaapsherder in de Alpen die verliefd werd op een vrouw uit de stad, alles voor haar deed maar door haar bedrogen werd en daarop in hongerstaking ging. Volgens Berger speelt het in op de eigen ervaring van de lezer.

Sontag is het daarmee niet eens. Als ze een verhaal van Tolstoi leest, ziet ze daarin niets van zichzelf terug. Ze denkt vanuit de literaire traditie en niet vanuit de orale die Berger op het Franse platteland leerde kennen. Berger zelf ziet zich minder in een sociologische traditie staan, maar wil de betekenis in het leven bewaren. Sontag blijft erbij dat er meer manieren zijn om verhalen te vertellen. De verhalen van Poe fascineren omdat ze over rampen gaan. Mensen lezen die om uit zichzelf te kunnen treden, hetgeen overigens overeen komt met de eerder genoemde vergetelheid door Berger.

Berger brengt de subjectiviteit in, die altijd een rol speelt binnen de driehoek van schrijver, hoofdpersoon en lezer. De laatste ervaart de wereld als een geheel, een ongedeelde subjectieve ervaring. De literaire regels die in een verhaal gebruikt worden, laten volgens Berger ruimte toe om een verbintenis tussen schrijver en lezer te smeden. Sontag wijst op het belang van verrassende details zoals in Madame Bovary van Flaubert, die in een andere traditie staat als Defoe.

Berger dikt zijn eerdere stelling aan tot de uitspraak dat fictie een gevecht is tegen het absurde. Sontag gelooft daar niet in. Ze vindt dat men zelf betekenis geeft en dat die niet vooraf gegeven is. Berger probeert haar op andere gedachten te brengen aan de hand van zijn drieluik over het verdwijnen van de boerenstand in Europa waarbij een lezer opmerkte dat er een vierde leven in het verhaal zit, namelijk dat van de lezer zelf. Sontag staat meer op afstand, zegt ze. Ze heeft meer ethische vrijheid en weet niet of verhalen betekenis hebben. Ze noemt drie boeken die ze als laatste las – van Brönte, Gordimer en Woolf – waarin ze een hallucinerende ervaring van weggevoerd worden beleefde.

Berger wil helemaal niet weggevoerd worden. Een overledene in het dorpje Quincy waar hij woonde kreeg door zijn verhaal, waarbij hij optrad als secretaris van de dood, een nieuw leven. Dit soort voorstellingen is niet besteed aan Sontag die dan ook geen meter dichterbij Berger komt, ook niet als het gaat over de overeenkomsten en verschillen tussen het schrijven van een essay en een roman of het horen van de stemmen in het hoofd tijdens het schrijven. Dat geeft niet. De manier van nadenken en reageren op elkaar is op zich al een genot om mee te maken. Ik hoop dat de uitspraak van Berger dat een schrijver het onzegbare probeert vorm te geven en dat hij de moed moet hebben zijn verbeelding te gebruiken, nog lang in mijn oren mag blijven klinken.   

Hier mijn bespreking van de serie Ways of Seeing, hier de site van Channel 4 met deze en andere afleveringen van Voices, hier een nabespreking van de uitzending door Colin Marshall op Open Culture op 3 januari j.l., hier een mooi In memoriam John Berger door Ingrid van der Graaf op Literair Nederland.  

vrijdag 24 februari 2017

Susan Sontag over In America (1999), Politics and Prose Bookstore, Washington D.C.


Emigranten en acteurs komen overeen in de noodzaak tot innerljke transformatie

De lezing die schrijfster Susan Sontag over haar laatste roman In America in de Politics and Prose bookstore in Washington D.C. hield, begint met het tonen van een zakje snoep dat ze van een lezer gekregen heeft. De naam van het snoepje is dezelfde als de naam van haar hoofdpersoon, namelijk Modjeska. De Poolse actrice Helena Modesjka (1840-1909) werd geboren in Krakau reisde in 1876 met haar echtgenoot naar de Verenigde Staten omdat het nieuwe land meer toekomst zou bieden. Ze kochten een boerderij in het Zuid Californië met de bedoeling daar, zoals men ook elders in de VS deed, een leefgemeenschap te vestigen en een wijngaard te beginnen, maar de praktijk bleek stug en de groep viel uiteen. Modesjka trok na drie maanden naar Los Angeles om zich verder te verdiepen in rollen in Shakespeariaanse drama’s die ze in Polen ook al had gespeeld. In 1877 debuteerde ze in een theater in San Francisco en werd opgemerkt door een agent, die een tour voor haar organiseerde die haar onder andere naar Londen bracht. In 1883, het jaar dat ze haar Amerikaans staatsburgerschap kreeg, produceerde ze Een poppenhuis van Hendrik Ibsen in Louisville, Kentucky. Het was de eerste keer dat Ibsen in de Verenigde Staten gespeeld werd. De vrouw die toch vooral bekend werd door haar vertolkingen van rollen uit drama’s van Shakespeare keerde nog eens terug op het podium van haar geboorteland maar stierf in Californië. Haar stoffelijke resten werden overgebracht naar Krakau en bijgezet in het familiegraf. Een jaar later kwam haar autobiografie uit. Dat kwam Sontag goed van pas om haar leven in een roman te vatten.     

Sontag kwam bij toeval in een boekhandel op de persoon van Modesjka omdat zij in een monografie genoemd werd. Aangezien ze geïnteresseerd is in film, theater en acteurs en daarnaast in emigranten, besloot ze zich verder te verdiepen in Modesjka. In beide groepen gaat het om een transformatie. In 1992 schreef ze de roman The Volcano lover die zich grotendeels in Napels afspeelt, waar een getrouwde vrouw een relatie begint met Lord Nelson, die haar duur komt te staan. Omdat Sontag weinig wist van geschiedenis en dus ook niet van de grote landbouwcrisis aan het eind van de negentiende eeuw in de VS, verdiepte ze zich in achtergrondliteratuur om een beeld te krijgen van het leven in die tijd. Ze wist niet dat er geen open haard in de woningen in die tijd was en moest dat veranderen. Ze ontdekte dat ze behalve een getalenteerd essaïste ook verhalen kon vertellen.  In de boekhandel leest ze vanaf het kleine katheder het eind van de roman voor waarin Edwin Booth een monoloog houdt waarin hij zijn beklag doet aan zijn vrouw Marina Zalewska, de Amerikaanse naam van Maryna Zalezowska die model stond voor Helena Modeskja. Booth, zelf een acteur stammend uit een theaterfamilie drinkt daarbij whisky en verwarmt zich aan de open haard die dan wel historisch verantwoord is. Verschillende keren laat hij relaties uit drama’s van Shakespeare de revue passeren, zoals Shylock en Portia uit De koopman van Venetië, Romeo en Julia en de Hamlet en Ophelia. Booth trekt vergelijkingen tussen de gekte in zijn eigen familie en die in Hamlet. Hij treurt daarnaast over zijn overleden broer Johnny. De rollen op het toneel en die in het werkelijke leven lopen gemakkelijk door elkaar heen en de tranen van de acteur zijn moeilijk te onderscheiden van die van de persoon Booth.

Na de voorlezing is er tijd voor vragen. De eerste vraag gaat over de persoon van Booth. Sontag las een biografie over hem waarin stond dat hij een foto van zijn broer boven zijn bed had hangen en alles van hem bewaarde in de kelder van zijn eigen theater tot hij het nodig vond daar de fik in te steken. De eerste monoloog waarmee de roman begint, isgeschreven vanuit het perspectief van een tijdreiziger, die vanuit een spiegel van het heden in het verleden kijkt. De monoloog speelt zich af tijdens een diner in een hotel in Krakau in 1875, waar toentertijd geen open haard was. Ze vertelt op een vraag van een ander over muziek, dat ze graag piano speelt en op haar 67-ste het voordeel heeft dat ze de klassieke muziek kent en dat ze zich daarmee niet verveelt. Een nadeel is dat ze anders dan een kind te maken heeft met een meer vastliggend neurologisch systeem waardoor het moeilijk is om haar linker en rechterhand tegelijkertijd verschillende dingen te laten doen, maar deze duizendpoot die in 2004 overleed, heeft wel een methode gevonden om daar aan te werken.   

Hier een recensie van Sarah Kerr in The New York Times, hier de website van de Susan Sontag Stichting met de tekst Literature is freedom op de pagina van de Stichting.

donderdag 23 februari 2017

Filmrecensie: The Danish girl (2015), Tom Hooper


Temperamentvolle Deense bevreesd voor het verdwijnen van haar echtgenoot

The Danish girl is een prachtig uitgerold verhaal over het leven van de Deense kunstenaar Lili Elbe, een van de eerste bekende transgenders. Lili Elbe leefde haar hele leven in de gedaante van de man Einar, getrouwd met de temperamentvolle Grete, die na een lang en gelukkig huwelijk de langzame verwijdering van haar echtgenoot met lede ogen aanzag. Het verhaal leidt tot verwikkelingen in man de vrouw relatie, die fraai worden uitgebeeld door Eddie Redmayne en Alicia Vikander. Redmayne speelde vlak daarvoor nog de hoofdrol in The theory of everything van James March over het leven van Stephen Hawking, Vikander was onder andere te zien in A royal affair (2012).

The Danish girl speelt zich af Kopenhagen en begint in het jaar 1926, vier jaar voor de dood van Lili Elbe. Einar figureert dan nog als de echtgenoot van Gerda - al had de voornaam Grete mooier geweest in het Deense verhaal. Beide leven een vrij leven als kunstschilders. Einar maakt landschappen en Gerda portretten. Einar heeft veel succes, Gerda niet. Einar is erg geïnteresseerd in vrouwenkleding en neemt zelfs een keer plaats als model. Gerda zegt daarop dat hij wel eens als vrouw meekan naar een feest. Ze noemt hem Lily, een naam die vriendin Ulla bedacht toen die eens langskwam terwijl Einar in een bruidsjurk poseerde.

Op het feest heeft Lili, die wordt voorgesteld als het nichtje van Einar, meteen de belangstelling van Hendrik die zo verzot op haar is en hij haar, tot schrik van Gerda die getuige is van dit moment, zelfs kust. Een bloedneus van Lili maakt een voorlopig einde aan de schuchtere liefde van Einar, maar de toon is gezet. Einar gaat verder op het pad van de travestie, tot Gerda het wel genoeg vindt, ook al profiteert ze daar ook zelf van omdat haar portretten van Lili goed verkopen. Ze gaat daartoe zelfs met Einar naar Parijs.

In Parijs speelt zich nog meer verwarring af rond de rolwisselingen van Einar in Lili. Gerda roept de hulp van een oude jeugdvriend van Einar in, als zij merkt dat zij haar man aan het verliezen is. Eenmaal terug in Kopenhagen zegt Einar eerlijk tegen Gerda dat hij haar niet kan geven wat zij zou willen. Hendrik vormt geen bedreiging meer voor hun huwelijk omdat hij homoseksueel is. Vriendin Ulla komt met een oplossing in de vorm van dokter Warnekros in Dresden die geslachtsveranderingen opereert. Einar neemt bij de receptie de achternaam Elbe aan, naar de rivier, zoals hij zegt, die door de stad stroomt. Warnekros raadt Einar aan een dagboek bij te houden van de veranderingen die hij ervaart terwijl hij langzaam verandert in zij.   

Kopenhagen, de stad waarin Kierkegaard eerder zijn leven lang in rond wandelde, komt mooi naar voren. De vele afbeeldingen van Jugendstil uit de jaren twintig van de vorige eeuw maken het plaatje net te esthetisch. Dat kan ook van het spel gezegd worden. De bedoelingen liggen er dik bovenop, al wordt de seksuele schaamteloosheid van Gerda fraai weergegeven door Vikander en zijn de veranderende gevoelens van Einar in de twinkelende ogen van Redmayne een lust voor het oog.     

Eerdere films van Tom Hooper als Longford. (2006) en The king’s speech (2010) stonden garant voor de kwaliteit van The Danish girl, die losjes gebaseerd is op de gelijknamige roman van David Ebershoff uit 2000 over het levensverhaal van Lili Elbe. Terwijl Ebershoff een happy end bedacht, koos Hooper voor de realistische weergave. In 2004 kwam een nieuwe editie uit van Man into woman (1931) waarin Lili Elbe over haar geslachtsverandering vertelt. In de film horen we dat ze zich op het eind van haar leven zo geborgen voelde als een kind in de armen van de moeder.

Hier de trailer, hier mijn bespreking van The king’s speech, hier die van Longford, hier die van A royal affair.

woensdag 22 februari 2017

Superfort Europa, Tegenlicht, 19 februari 2017


Afrikaanse migranten de dupe van binnenlandse problemen in Europa

De uitzending Superfort Europa sluit goed aan bij de eerste aflevering van de reisserie De Trek, die Bram Vermeulen vorig jaar maakte. Regisseuse Shuchen Tan loopt eveneens rond in Agadez, dat in Niger aan de rand van de Sahara ligt, waar de situatie voor de inwoners en de Afrikaanse migranten na de overeenkomst van de regering met de Europese Unie inmiddels drastisch veranderd is. Terwijl iedereen in Agadez vorig jaar nog een graantje meepikte van de transfer van migranten naar Libië is het openbare leven inmiddels tot stilstand gekomen.
  
De burgemeester van Agadez is een Toeareg, lid van de nomadenstam die eeuwenlang over de Sahara heerste. Agadez was een kruispunt van handelswegen. Hij vindt het moeilijk om over het beleid van de Europese Unie te praten. Hij neemt de humanitaire overweging om te voorkomen dat migranten dood gaan in de Middelandse zee aan voor wat het is, maar vindt dat men de Afrikaanse bevolking beter kan helpen met projecten, waardoor de levensstandaard verhoogd wordt.

Tan bezoekt een gettowijk in Agadez waar een groep migranten wacht op vertrek naar Libië. De mensensmokkelaar zegt dat zijn werk moeilijker geworden is na de strafbaarstelling van de hulp aan migranten en de reis gevaarlijker. De prijzen voor de reis zijn sinds de overeenkomst van de EU met de regering in Niger verdubbeld. Een Senegalees en een Nigeriaan zeggen dat de economische toestand in hun landen slecht is en dat ze in Europa geld voor hun familie willen verdienen.

De onafhankelijke journalist Ibrahim Diallo zegt dat sinds de overeenkomst met de EU meer migranten in de woestijn sterven. De nieuwe routes zijn gevaarlijker en kosten eerder het leven aan migranten, zoals op foto’s te zien is. In Europa heeft men hiervan geen idee.

Tan reist ook naar de hoofdstad Niamey waar een civiele missie van de EU de ordetroepen bijstaat bij het bewaken van de grenzen. We zien dat men koffertjes krijgt uitgereikt waarmee men de voertuigen kan repareren, men leert de simkaarten van de mobiele telefoons van mensensmokkelaars uitlezen en fysieke technieken om tegenstanders uit te schakelen. De scheidslijn tussen terroristen, drugshandelaren en migranten is volgens een medewerker van de missie dun.

Tan krijgt op nieuwjaarsdag de gelegenheid voor een onderhoud met de president (zie foto). Hij vertelt dat Niger zeven grenzen heeft dat men de hulp van de Europese Unie nodig heeft om die te bewaken. Vroeger vormde het regime van Khadaffi een buffer tussen migranten en Europa. Na diens val nam de onveiligheid in de regio toe omdat zijn wapenvoorraden overal terecht kwamen. Over zijn eigen repressie heeft hij het niet.

Niger moet volgens het verdrag ook meewerken aan de terugkeer van migranten naar hun eigen land. Een Senegalees laat foto’s zien van het geweld waarmee hij tijdens zijn verblijf in Libië mee te maken kreeg, een Liberiaanse studente vertelt dat ze tijdens haar reis beviel van een kind. Ze wilde naar Italië om daar aan het werk te gaan zodat ze bij terugkeer naar Liberia meer kans had om een baan te krijgen zonder eerst naar bed te moeten met een hoger geplaatste die haar met HIV zou kunnen besmetten.

De Deense onderzoeker Lemberg stelt dat het beleid van de EU vooral binnenlandse problemen met extreem rechts moet oplossen en dat het niets met buitenlands beleid te maken heeft. Hij wijst er fijntjes op dat de problemen door kolonisatie zijn ontstaan. Door het bombarderen van Khadafi en voort de toestand daar aan milities over te laten riep men de huidige problemen over zich af en verspeelt men zijn moreel kapitaal.

Hier meer informatie op de site van Tegenlicht. Hier mijn bespreking van De trek.Vanavond napraten in Pakhuis de Zwijger.

dinsdag 21 februari 2017

Bor Bjerg over Auerhaus, VPRO Boeken, 19 februari 2017


Een inkijkje in de denkwereld van achttienjarigen

De aankondiging op teletekst van Auerhaus spreekt van een all age roman die van de volwassen lezer een scholier maakt, die hij, aldus het Literarisches Quartett, ooit was of wenste te zijn. Dat is een intrigerende introductie van de roman van Bov Bjerg, een pseudoniem van Rolf Böttcher (1965). Jeroen van Kan vat het boek in een paar zinnen samen. De achttienjarige Frieder wordt na een zelfmoordpoging in een kliniek opgenomen en woont daarna een paar maanden met een stel klasgenoten in het Auerhaus, het huis van zijn opa die kort daarvoor overleden is. Het is de tijd voor hun eindexamen, waarin ze vele gesprekken met elkaar voeren.

Bjerg leest verrassend genoeg de eerste alinea voor uit de Nederlands vertaling.
Jeroen van Kan vraagt hem hoe hij Nederlands geleerd heeft.
Bjerg antwoordt dat hij het leerde in Berlijn en ook een half jaar in Amsterdam studeerde, maar dat is alweer lang geleden. Hij vindt het daarom goed om in het Duits door te gaan.

Van Kan begint over de jeugdigen in het Auerhaus die allemaal achttien jaar zijn en aan het begin van hun leven staan.
Bjerg ziet die leeftijd als een kantelpunt. Men is nog kind als volwassene. De groep gaat nog op de fiets naar het gymnasium en heeft nog geen duidelijke voorstelling van de toekomst. Ze denken dat het leven zo’n beetje zal blijven zoals het op dat moment is en dat ze niet heel anders zullen worden. Ze zoeken een omgeving waarin ze zich op hun gemak voelen en vinden die met elkaar in het Auerhaus. Behalve Cecilia komen ze uit gezinnen waarin de ouders niet doorgeleerd hebben, hetgeen vervreemding met het eigen milieu veroorzaakt.

Van Kan wil een vraag stellen die niet zo gemakkelijk in het Duits uit zijn mond komt en daarom schakelt hij over naar het Nederlands. De vraag heeft betrekking op de teleurstelling die de groep moet ervaren omdat hun leefwijze in het Auerhaus eindigend is.
Bjerg noemt Höppner als voorbeeld, die na het behalen van zijn diploma in dienst gaat, Harry vond een manier om zijn homoseksualiteit te beleven, Cecilia ging in Amerika studeren. De woongroep was atypisch omdat ze aanvankelijk daaraan deelnamen om Frieder in leven te houden maar daarnaast hadden ze ook minder altruïstische motieven en gedragsproblemen. Later beseffen ze dat de tijd samen ook vormend en verbindend was. Uitgangspunt van de roman was het existentiële idee dat men in het leven risico’s kan nemen als het bestaan niet bevalt. Frieder was degene die altijd een stapje verder ging dan de anderen, op een dag een kerstboom omhakte en daarop een zelfmoordpoging deed. Bij hem sloeg de slinger verder uit dan bij de anderen. Hij gaf zich bloot, zocht een uitweg uit de bestaande situatie. Uiteindelijk gaat hij een opleiding doen om fietsen te repareren. Hij ziet daar zelf ook de humor van in.

Van Kan vraagt of het jammer is of gelukkig dat men in de woongroep nog niet weet wat men met het leven zal gaan doen.
Bjerg antwoordt dat hij het boek zo moest schrijven om het geen kitsch te laten worden. Hij had als afloop kunnen bedenken dat allen een glanzende carrière beleefd hadden maar zoiets kan men in literatuur niet doen.

 



maandag 20 februari 2017

Marja Pruis over Genoeg nu over mij, VPRO Boeken, 19 februari 2017


Schrijven begint met het overwinnen van schaamte

Marja Pruis, een graag geziene gast in VPRO Boeken, praatte een jaar geleden nog met Wim Brands over haar roman Zachte riten, dat ik betitelde als een eerlijk gesprek over de onnodigheid om bang te zijn. Het gesprek met Jeroen van Kan over schaamte kan als een vervolg daarop gezien worden. Als we de titel Genoeg nu over mij mogen geloven, zijn we voor de laatste keer getuige van ontboezemingen van de altijd sympathiek ogende Pruis, een verademing in een wereld waarin iedereen altijd maar beter moet zijn dan zichzelf.

Van Kan zegt dat er veel onderwerpen in het boek besproken worden, zoals het hostess syndroom en de grappigheid van vrouwen, dus dat ze veel kunnen kiezen, maar dat het onderwerp van het boek een Flexa-waaier is van schaamtesoorten.
Pruis vindt deze typering fraai gevonden. Nog eenmaal laat ze de schaamte zien die ze bij zichzelf en anderen waarneemt en daarna houdt ze erover op. Ze begrijpt dat Van Kan de titel ironisch opvatte want de ondertitel Confessies van een ervaren schamer werkt dat in de hand. Ze zegt dat ze zowel zichzelf kan laten zien als zichzelf verstoppen, ook achter de vele namen die in het boek genoemd worden. Op de vraag van Van Kan of ze deze omweg nodig heeft, antwoordt ze dat die weer veel gedachten oplevert. Ze houdt er namelijk van om denkend te schrijven.

Van Kan merkt op dat ze met haar klassieke manier van essayeren ook eerdere stellingnamen kan terugnemen.
Pruis antwoordt dat ze altijd dacht dat haar mening in boekrecensies absoluut was, maar kwam erachter dat dit niet het geval is. Vroeger geloofde ze ook heilig in het feminisme, maar tegenwoordig niet meer, hetgeen ook een verlies aan zekerheid is. Ze haalt een anekdote aan waarin ze gevraagd werd een debat te leiden over een feministisch tijdschrift dat helemaal niet bestond, hetgeen zij niet door had. Ze zegt dat ze altijd bang was om te zien wat er niet was, maar ze vraagt zich nog steeds af hoe een vrouw zich staande houdt in een wereld die niet de hare is.

Van Kan zegt dat het boek een spiegel voorhoudt.
Pruis wil altijd graag weten hoe anderen het doen. Schaamte heeft altijd te maken met de blik van de ander, die men zichzelf eigen maakt. Ze vroeg zich af wat Harry Mulisch zag als hij in de spiegel keek en denkt dat hij een groot schrijver zag, iets dat haar zelf niet gauw zal overkomen. Een vrouw is wijzer wat dat betreft. De frictie tussen de schrijvende en de waarlijke ik vormt volgens haar een belangrijke inspiratiebron in de literatuur. Zelfrelativering kan gemakkelijk tot schaamte leiden die dan weer overwonnen moet worden.

Van Kan vraagt naar de grappigheid van vrouwen.
Pruis ziet zichzelf niet als een meningenmachine. Ze denkt niet dat ze schaamteloos over haar dementerende moeder schreef, want die vond eerdere verhalen over hun familie ook niet storend.

Hier mijn verslag van het gesprek van Wim Brands met Marja Pruis over Zachte riten, hier dat over Als je weg bent, een boek over Patricia de Martelaere, die in 2009 overleed. Hier mijn recensie over Zachte riten.

zondag 19 februari 2017

Filmrecensie: Out of love (2016), Paloma Aguilera Valdebenito


Sterk spel op basis van een mooie tekst over een moeilijke liefde

Out of love is het grote mensen debuut van regisseuse Paloma Aguilera Valdebenito die eerder aan de weg timmerde met de One night stand Entre nosotros (2011). Het liefdesdrama tussen de van oorsprong jonge Griekse Varya en de Russiche kok Nikolaj in Amsterdam is tevens het filmdebuut van Naomi Velissariou die te zien was in televisieseries maar vooral op het toneel, onder andere in de geweldige solo The truth about Kate.

Het liefdesdrama tussen Varya en Nikolaj begint heftig. Na een eerste korte kennismaking in de bar waar Nikolaj kookt en Varya lonkende blikken op hem werpt, die hij goed verstaat, rent hij haar achterna om haar telefoonnummer te bemachtigen, maar ook zonder dat nummer belandt hij in de volgende scène met haar in bed. De grote aantrekkingskracht van hun lichamen gaat echter niet gepaard met geestelijke gelijkgestemdheid. Het weinig gestructureerde leven dat Nikolaj leidt, werkt een evenwicht tegen en daarbij speelt ook nog wederzijdse jaloezie, al is die niet heel sterk. 

Een klein meningsverschil, bijvoorbeeld over de schoonheid van een kunstwerk met felle kleuren, kan al tot een verwijdering leiden, maar die wordt in het begin weer afgezoend tot daarmee een soort van patroon ontstaat die wellicht in relaties vaker de spanning erin houdt. Op een avond, die zomaar de avond van Valentijnsdag zou kunnen zijn - al speelt de gang der seizoenen nauwelijks een rol in het drama - pompt Varya alvast ballonnen met rode harten op, maar tot haar teleurstelling gaat Nicolaj niet met haar mee naar huis, maar nog met vrienden naar een andere bar. De volgende dag is hij zelfs boos dat ze in de bar zo achter hem aan zat, maar ook dit komt weer goed.

Op een terras praat het stel over hun grootste angst. Die van Nikolaj gaat over alcoholmisbruik dat ook zijn vader parten heeft gespeeld, de angst van Varya gaat over het verdwijnen als persoon, bijvoorbeeld als ze in een café zit en na een bezoek aan de wc zich bij terugkomst niet meer kan verplaatsen in de persoon die ze was. Beide angsten krijgen worden reëel. Nikolaj durft vanwege dronkenschap niet terug naar Varya en blijft bij een vriend slapen, waardoor hij ongerustheid bij Varya opwekt, Varya gaat op het eind als het stel samen op een terras zit, naar de wc en vreest bij terugkomst eerst dat Niklolaj verdwenen is, terwijl die op een andere plaats was gaan zitten. Enige identiteitsverwarring was boeiend geweest, maar misschien werd die al opgelost toen Varya in de toiletruimte in de spiegel keek.

Het eind van de film is het mooist, maar wellicht hadden we het relatie gedoe nodig om daar te komen. Eerder al zag Nikolaj in dat hun relatie buiten het seksuele geen basis had. De foto op de poster geeft aan dat de twee elkaar zo goed als bedekken maar elkaar daarmee onvoldoende voeding kunnen geven. Varya zegt zelfs letterlijk dat ze te dik wordt van het voedsel dat Nikolaj haar - vooral in de nacht - voorzet. In een recalcitrante bui strooit ze parmesaanse kaas over een schotel met vis en pasta, maar gelukkig wordt ze daar niet van. 

De oude mevrouw die Varya helpt, is een aardig contrapunt in de heetgebakerde omgang tussen de jongelieden. Vooral Velissariou acteert knap weet en de verschillende emoties goed uit te beelden. De tekst van Paloma helpt hierbij maar ongetwijfeld kregen de spelers de vrije hand gegeven om zich op natuurlijke wijze te laten gaan.

Hier de trailer, hier mijn bespreking van Entre nosotros, hier mijn bespreking van The truth about Kate.

zaterdag 18 februari 2017

Fillmrecensie: Seven beauties (1975), Lina Wertmüller


Esthetisch en ethisch meesterwerk uit de Italiaanse cinema

Met Seven beauties uit 1975 omvatte de geroutineerde filmmaakster Lina Wertmüller (Rome, 1928) het rijke spectrum van de Italiaanse cinema. De film biedt voor ieder wat wils op het gebied van maatschappijkritiek, slapstick, spanning en emotie waardoor een groot palet ontstaat waarmee een groot schilderij in prachtige kleuren gemaakt werd over een warmbloedige Napolitaan die het in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog opneemt voor zijn zus die door een pooier voor prostitutie ingezet wordt. De moord op de pooier die niet eens zo bewust gepland is, leidt tot een proces waarin zijn advocaat hem als ontoerekeningsvatbaar verklaart waardoor hij als hulpje op een psychiatrische afdeling belandt. Een hele mooie scène speelt zich af in een kamer waar een rondborstige vrouw in een dwangbuis gelegd is, een geschenk in de hemel voor hoofdpersoon Pasqualino die al een tijd zijn liefje heeft moeten missen. Hij komt hem, niet eens als straf, op een elektroshocktherapie te staan, een experiment in die dagen, waarna de directrice hem naar het leger stuurt , dat in de pas begonnen oorlog kanonnenvoer goed kan gebruiken.

De film begint op het punt waar Pasqualino en zijn maat Francesco deserteren en in Duitsland ronddolen. Een standrechtelijke executie leidt tot een flashback naar de moord op de pooier en laat ook zien wat er aan vooraf ging in de matrassenfabriek van zijn familie. Pasqualino gedroeg zich daar als een macho die met zijn hand langs de achterwerken van de werksters gaat. Wertmüller knipt het verhaal in mootjes en voegt daarmee spanning toe. Slapstickachtig is de scène waarin Pasqualino het lijk van de pooier tevergeefs naar beneden probeert te krijgen en het in koffers stopt die hij naar beneden laat zakken. Een mooi detail daarbii is een blinde geleide hond die zich bijna aan de inhoud te goed doet, maar Pasqualino kan de koffers net nog in een koets zwaaien die naar verschillende steden gestuurd worden. Net zo mooi is een volgende scène waarin Pasqualino aan de carabinieri probeert te ontsnappen door zich aan witte lakens van het ene huis naar het andere te begeven. Op het moment dat hij overmoedig tegen de agenten zegt dat ze hem toch niet kunnen pakken, staan er twee overheidsdienaren achter hem. Vaak wordt de spanning opgevoerd door een tegenstelling te creëren. Pasqualino wil eerst niet weten van het plan van zijn advocaat om zich ontoerekeningsvatbaar te laten verklaren, maar gaat er later graag in mee. Fraai zijn diens verdrietige ogen waarmee hij in de rechtszaal naar zijn zeven zussen en naar zijn moeder kijkt. De familiebanden gaan boven alles. In de cel spreekt hij met een socialist die principieel is en achtentwintig jaar moet zitten, terwijl de opportunistische Pasqualino niet eens tegen de Duce is en liever in leven blijft.

Een zeer boeiende scène speelt zich af in het strafkamp dat in zwartwitbeelden gefilmd is. Hoewel de van oorsprong Oostenrijkse psycholoog Bruno Bettelheim (1903-1990) kritiek had op de manier waarop de bewaking in beeld gebracht wordt, is de relatie die Pasqualino met de kampcommandante onderhoudt een lust voor het oog (zie foto). Het dikke mens, dat in haar gezicht heel erg lijkt op Donald Trump, gebruikt een zweepje om Pasqualino aan te sporen tot bevrediging van haar lust, waarmee de nauwe relatie tussen masochisme en sadisme fraai in beeld gebracht wordt. Helaas moet Pasqualino, die door haar als kapo wordt aangesteld, zes personen selecteren die moeten boeten voor een diefstal in een barak. De anarchist Pedro (gespeeld door Fernando Rey, die in de jaren zeventig niet van het bioscoopscherm af te slaan was) is vol overtuigd van de opstanding van een nieuwe mens maar wil, het kampleven zat, vrijwillig de dood tegemoet. Hij springt in een latrine en Francesco, de voormalige maat van Pasqualino, vraagt hem om een genadeschot dat Pasqualino met heel veel moeite bereid is te geven.

Na de bevrijding hoort Pasqualino van zijn liefje dat zij en zijn zussen zich door prostitutie in leven hebben gehouden. Pasqualino wil zo snel mogelijk trouwen en zoveel mogelijk kinderen krijgen om een later en groter noodlot te voorkomen, waarmee Wertmüller haar tijd vooruit is. Dat geldt ook voor haar openingssequentie waarin ze beelden van nazi Duitsland koppelt aan een toespraak die erg lijkt op de toespraak van Trump tijdens zijn inauguratie. In het Engels heet dat the Italians the greatest he- men on earth zijn. 
   
Hier de trailer, hier de tekst van de openingssequentie op Wikipedia in het Engels.


vrijdag 17 februari 2017

Theaterrecensie: Een vorig leven, Theater aan het Spui, Toneelschuur 16 februari 2017


Perfecte verbeelding van novelle over het leven in een stadje in de jaren vijftig

De zomerse voorstellingen van de Parade brengen veel goeds voort. Als de dagen kouder worden trekt men het theater in om het publiek in een warme zaal te vermaken met de kunstigheden die men eerder in een tent toonde. Dette Glashouwer liet de vorige week in de voorstelling Casino Royale 2.0 iets zien van een act die zij op de Parade deed en de intieme voorstellingen van Steef de Jong gedijden daar ook goed. De voorstelling Een vorig leven van Thomas, Sacha en Jos, gebaseerd op de gelijknamige novelle van Toon Tellegen (zie omslag), haakt aan bij de sfeer die De Jong creëert. Ook zij hanteren een vertelwijze waarbij tussendoor veel uitgebeeld wordt. Anders dan De Jong, die meer afhankelijk is van zijn materiaal en ook een video gebruikt, hebben de jonge honden van Theater aan het Spui elkaar.

Voorafgaande aan de voorstelling die enigszins vertraagd werd door de late binnenkomst van een toeschouwer die bij een gezelschap hoorde, staan de jongens al te popelen om te beginnen. Hun eendere donkere pantalons, vastgehouden door bretels (zie foto’s), drukken de sfeer uit van de jaren vijftig, de jeugdjaren van Toon Tellegen, die in de oorlog geboren werd en in Een vorig leven zijn jeugd in Den Briel beschrijft. De maquette die vooraan op het podium staat, geeft het stadje weer dat in de novelle en in de voorstelling aangeduid wordt met N. Net als in elk stadje of dorp bestaat de gemeenschap voor een deel uit zonderlingen die door Tellegen scherp geportretteerd worden, te beginnen met Jacob Laagwater, vader van zijn vriendje, arbeider in de kalkfabriek maar vooral een godvrezend mens die door zijn uitzonderlijke verhalen een grote invloed op de kleine Toon had. De titel van de novelle is ontleend aan een uitspraak van Laagwater over het bestaande leven dat volgens hem, in het licht van wat komen gaat, een vorig leven moet zijn. Als Toon op zijn twaalfde het stadje verlaat, begint voor hem een nieuw leven dat, zoals hij zelf schrijft, tussen het vorige en het volgende in ligt.

Thomas, Sacha en Jos verbeelden de novelle, die speciaal voor hen geschreven werd, op een perfecte wijze. De schaarse middelen die ze gebruiken, zorgen ervoor dat het effect des te groter is. Dat is al meteen te zien aan de zaklamp die de vuurtoren verbeeldt, de gelere lamp die de zonsopgang toont en de papiertjes die vanuit zee aanvliegende meeuwen voorstellen die zich nestelen op de klokkentoren van de kerk tot die hen met een harde slag verdrijft, waarna het ochtendlijke leven en ook het verhaal een aanvang neemt. De jongemannen houden de vaart hoog. Ze vertellen het verhaal en spelen het tegelijkertijd in steeds wisselende formaties waarbij zijzelf inwisselbaar zijn. Humor ligt altijd om de hoek. Als dat niet door hun illustratie komt, dan zit het wel in het verhaal waarin Russen door het paradijs banjeren of in de taal: de ouders van Toon noemen de weinig geliefde meneer Kreupel een querulant, hetgeen hun zoon doet denken aan de vogel. Toon vindt het dan ook spijtig dat hij Kreupel bij zijn dood nog nooit heeft horen queruleren.

Door het gebruik van verschillende technieken waaronder een spel met silhouetten achter een doek op de achtergrond dat eerst van hout leek te zijn, worden gebeurtenissen met een naargeestig karakter weergegeven, zoals de woede die de altijd boze Leen op een stadsgenoot probeerde te koelen. Heel fraai is de scène waarin Toon met zijn moeder op rouwbezoek gaat bij de hoofdonderwijzer die zijn vrouw net verloren heeft. De moeder spoort haar zoon aan om een kijkje te nemen in de kist die in de achterkamer staat. Omdat Toon niets kan zien, gaat hij op een krukje staan en valt daarbij in de kist, met zijn wangen tegen de ijskoude wangen van de dode, hetgeen door Theater aan het Spui prachtig wordt verbeeld.

Veelal is een boek beter dan een verfilming ervan omdat de verbeelding van de lezer sterker is dan filmbeelden kunnen oproepen, maar Thomas, Sacha en Jos vormen hierop een uitzondering en geven het verhaal van Tellegen nog meer allure. Dat ik graag nog zou willen uitweiden over allerlei beelden op mijn netvlies, zoals de bommen die per ongeluk door de Engelsen afgeworpen werden, het roosteren van de slang uit het paradijs of de afdruk van de doodgesprongen onderwijzer Centje in het zand, zegt genoeg over de kwaliteit van de voorstelling.
i

Hier foto’s van de show van Thomas, Sacha en Jos, hier mijn bespreking van Casino Royale 2.0.