Zwarte burgerrechtenbeweging dankt succes ook aan gewapend
verzet
Jeroen de Kan vertelt in het kort waar het nieuwe boek van
Christine Otten over gaat: het leven van de zwarte verzetsstrijder Robert F.
Williams uit Monroe in North Carolina, verteld vanuit het gezichtspunt van zijn
vrouw Mabel en zijn zoon John. Het is een strijd tegen onrecht en het opkomen
voor het recht om te zijn wie men is, alvast de wervende tekst die het boek
begeleidt.
Van Kan vraagt Otten hoe ze op het spoor van deze
verzetsstrijder kwam.
Otten vertelt dat ze in de tijd van de verkiezing van Obama
in Ohio was en dat ze toen het verhaal hoorde van Mabel. Pas na het zien van de
speelfilm over het leven van Nelson Mandela moest ze daar weer aan denken. Ze
ging op zoek naar de zoon die predikant in Detroit was. Eerder al bracht ze
haar fascinatie voor de Afro Amerikaanse cultuur onder woorden in de roman De laatste dichters (2004). De
vrijheidsstrijd van de zwarten resoneerde tegen de achtergrond van haar eigen
jeugd in een gezin van arme revolutionairen. Pas achteraf, zegt Otten, weet men
waarom men iets schrijft, wat de betekenis ervan is voor je eigen leven, voor
de vragen waar je mee zit. In het beklemmende boek Om adem te kunnen halen (2013) beschrijft ze haar omgang met haar
psychisch lijdende vader. Door haar identificatie met Williams in haar nieuwste
boek begreep ze zijn lijden beter. De consequenties van het zich verzetten zijn
niet te overzien. Ze vindt het heerlijk om als romanschrijfster in de huid van een
ander te kunnen kruipen.
Van Kan brengt de autonomie van Williams ter sprake. Hij
geeft niet toe aan de normen en de regels van de gemeenschap waarin hij leeft.
Zijn ouders steunden hem daarin.
Otten zegt dat hij niet, zoals andere zwarten, een
ingebakken zelfhaat kende. Mabel wist aanvankelijk niet met wie ze trouwde.
Zelf kwam ze uit een conservatief gezin, maar ontwikkelde zich tot een trotse
vrouw met zelfrespect.
Van Kan begint over de sterke band tussen Ku Klux Klan en de
plaatselijke overheid in die tijd.
Otten zegt dat uitsluiting de norm was. Archiefbeelden van
huizen van tegenstanders die in brand werden gestoken tonen dit aan.
Van Kan noemt een treffende scène uit het boek waarin
Williams met zijn kinderen naar de achterkant van een ijszaak moet om ijsjes te
halen.
Otten zegt dat dit fragment vanuit John geschreven is die
zijn vader wilde beschermen, een onmogelijke opdracht voor een jongen van zeven
jaar. Het is boeiend te beschrijven hoe zo’n zoon zich tot zijn vader verhoudt.
Van Kan gaat in op het verdere leven van het gezin dat eerst
naar Cuba en later naar China vluchtte.
Otten spreekt van een onvoorstelbare geschiedenis. Het gezin
werd een pion in de Koude Oorlog en keerde later weer naar de Verenigde Staten
terug. Robert was toen moegestreden en vervreemd van de zwarte
burgerrechtenbeweging, die volgens Otten in haar strijd voor gelijkberechtiging
ook dank verschuldigd is aan het gewelddadige verzet van Robert F. Williams en
anderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten