Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



dinsdag 30 augustus 2011

Recensie: Was je maar hier (2011), Graham Swift


Wanhoop en onvermogen in een Brits boerenmilieu.

Graham Swift (Londen, 1949) staat in de Engelse traditie van uitzonderlijke romanschrijvers als Ian McEwan, Tim Parks en John Banville, om maar enkele grote namen te noemen. Temidden van hen valt Swift op als iemand die zijn romans op een doorwrochte manier componeert. Hij schiet in zijn romans heen en weer in de tijd en hanteert een complex vertelperspectief. Het verleden is nooit eenduidig. In de massieve roman Waterland (1983), waarmee hij doorbrak, lopen persoonlijke en algemene Britse geschiedenis door elkaar en in De laatste ronde (1996), dat werd bekroond met de Bookerprize, klinkt een veelvoud aan stemmen van betrokkenen, die een vriend de laatste eer gaan bewijzen door diens as te verstrooien.

In zijn negende roman Was je maar hier, dat een bijzonder fraaie omslag met klaprozen heeft, zijn weer veel elementen met elkaar verweven. Het boerengezin Luxton uit het Zuid Engelse Devonshire, bestaande uit Michael en Vera met hun zoons Jack en Tom, krijgt te maken met de voortijdige dood van moeder Vera en het plotselinge vertrek van zoon Tom. Daarna wordt het  bedrijf getroffen door de gekke koeien ziekte en moet het vee vanwege mond- en klauwzeer worden geruimd.

Jack, de hoofdpersoon in het verhaal, is een stugge Britse boerenzoon. Hij was de lieveling van zijn moeder en trouwt later met zijn buurmeisje Ellie Merrick. De veel jongere broer Tom is gek met de dorpsmeiden, maar na het doodschieten van hun zieke hond Luke door zijn vader vertrekt hij met medeweten van Jack op zijn achttiende verjaardag naar het leger. De verhouding met de buren is slecht. De vader van Ellie is een drinkebroer en haar moeder heeft de wijk genomen. Hun landerijen ligen naast elkaar. Het liefst zien ze elkaars ondergang tegemoet, maar door de BSE- en MZK- crisis worden beide boerenbedrijven gesloopt. Ellies moeder blijkt haar na haar dood een caravanpark nagelaten te hebben op het eiland Wight. Jack en Ellie gaan die na de vernietiging van de veestapel beheren. Jack wordt door de campinggasten aanvaard met al zijn eigenaardigheden.

Het verhaal begint op een sombere winterdag in 2006 waarin Jack van uit de slaapkamer uitkijkt over het caravanpark en wacht op zijn vrouw Ellie, die niet mee wilde naar de begrafenis van Tom. Door de vlucht van zijn broer en de dood van zijn vader voelt Jack zich een verdachte en vreest hij zelfs gearresteerd te worden.  Na zijn terugkeer naar het eiland verlaat Ellie met ruzie het huis. De verhouding tussen de twee is toch al niet geweldig omdat Ellie graag in de winter verre reizen maakt en Jack het liefst thuis blijft. Het geladen jachtgeweer dat op het bed achter hem, waarmee zijn vader de hond doodde en later ook zichzelf, zorgt letterlijk voor dreiging op de achtergrond.

Het perspectief ligt behalve bij Jack, soms ook bij Ellie of anderen, zoals de heerlijk formele majoor Richards, die Jack komt informeren dat Tom dodelijk is getroffen in Irak door een bermbom. Swift werkt met sleutelzinnen zoals ‘Caravan Jacko’, waarmee Ellie haar voornemen te kennen geeft om het beheer van het caravanpark op zich te nemen, of zoals: ‘We moeten Saint Lucia maar afzeggen’, waarmee Jack na het bericht van het overlijden van Tom te kennen gaf dat hij niet op vakantie naar de Caraïben wil. Ook de titel Was je maar hier komt vaak terug. Hiermee stelde Jack Ellie in kennis van een uitstapje dat hij ooit in de zomer met zijn broer en moeder naar de kust maakte, en waarvan hij later vermoedde dat Ellie jaloers was omdat ze er nooit op reageerde. Inmiddels vraagt Jack zich af wat de waarde van die verzuchting nog is.

In het boek is een bijzondere rol weggelegd voor de zilveren oorlogsmedaille die door moeder Vera aan haar zoons getoond wordt. Daarachter gaat het verhaal schuil van de ooms George en Fred, die beiden in de eerste wereldoorlog om het leven kwamen en waarvan de verkeerde werd beloond voor zijn betoonde moed. Deze token wordt bij belangrijke gebeurtenissen zoals Remembrance Day (Veteranendag) door vader Michael meegenomen en ook door Jack als hij zijn dode broer gaat ophalen. 

Met een hele grote boog, waarin het drama wordt ontvouwd, keren we terug naar het dreigende begintoestand. Met een ontgoochelde Jack die weet dat hij tijdens de begrafenis van Tom de kans heeft gemist om zich uit te spreken, net als eerder tegen zijn vader tijdens de laatste Remembrance Day. ‘Het leven en alle kennis die je daarin opdeed, die waren onverdraaglijk,’ stelt de man wanhopig vast.

Graham Swift balt veel van wat nog komen gaat op een cryptische wijze samen in de eerste hoofdstukken. De lezer moet maar raden waar het allemaal over gaat. ‘Hoe kon Jack nu hebben gezegd wat hij had gezegd?’ staat er bijvoorbeeld. Pas na zo’n honderdvijftig bladzijden komt er schot in de zaak. Als Jack op weg gaat om het lichaam van zijn dode broer op te halen van de luchtmachtbasis en in het familiegraf te begraven krijgt het verhaal meer vorm en vaart en begint het in het hoofd van de lezer te beklijven.

Het is de vraag of dat raadselachtige begin nodig was. Soms wordt een zin zelfs herhaald:
‘Het geweer. Dat verdomde geweer, waar hij maar geen afstand van wilde doen. Ze had hem er nooit toe kunnen overhalen er afstand van te doen.’ Ik vraag me af of dit een misgreep is van de vertaler, van Swift of dat hij dat juist wilde. De overvloedige herhaling maakt het  boek ongeschikt voor een beginnende lezer en voor jongeren die een snel en flitsend verhaal willen lezen. Anderzijds wordt een lezer die doorzet beloond. Swift gaat de diepte in, verplaatst zich meesterlijk in de wanhopige gemoedstoestand van Jack, voelt diens onvermogen sterk mee en schrijft daarmee waarlijk grote literatuur.

maandag 29 augustus 2011

Guy Verhofstadt, VPRO-Zomergasten, 28 augustus 2011


Een bevlogen politicus, die praat als Brugman.

In de laatste Zomergasten van dit seizoen komt al snel de vraag op of de vroegere Belgische eerste minister (1999-2008) wel kan boeien. Verhofstadt (1953) praat, naar aanleiding van zijn keuzefilm Novecento, de hele twintigste eeuw op een drukke manier aan elkaar vast. Eigenlijk is Jelle Brandt Corstius niet eens nodig. Verhofstadt kan het wel alleen af. JBC stoort er zich later zelfs aan dat Verhofstadt commentaar levert tijdens het bekijken van de uitgekozen beelden. Het is juist de bedoeling dat de gast zijn commentaar aan de kijker meedeelt.

We horen als verklaring dat Verhofstadt op de middelbare school lang klein van gestalte bleef en zich staande hield door zijn mond te roeren. Zelfs zo erg dat zijn mond ooit door een leraar werd dichtgeplakt met een pleister die zijn moeder op verzoek van de school in zijn tas had gestopt. Pas op zijn zestiende ging hij de hoogte in, maar zo rap, dat zijn schoolgenoten vroegen of er bij hem thuis wellicht water in de kelder stond vanwege zijn korte lange broeken. Verder gaan de persoonlijke ontboezemingen niet. 

Hoewel Verhofstadt wat snoeverig opgeeft over zijn contact met Eddy Merckx en tussen alle vergaderingen door net enkele gaatjes vindt om zelf op de fiets te klimmen, ontpopt hij zich niet als een vervelend causeur, maar als een bevlogen politicus. Als voorzitter van de liberale fractie in het Europees parlement zet hij zich tegenwoordig in voor een federaal verband. Hij leest voor uit het Dagboek van Elias Canetti die in zijn geboorteplaats allerlei nationaliteiten zag en hoorde. Verhofstadt waarschuwt tegen een platte nationale identiteit, die leidt tot een wij en zij denken en uitsluiting van mensen die anders zijn. Een mens bestaat uit verschillende identiteiten die hij wisselend kan inzetten naar gelang de situatie dat vraagt.

Langzamerhand is het Brandt Corstius die vervelend wordt en Verhofstadt vaak in de rede valt. Hij doet alsof zijn gast een hemelbestormer is, die iets revolutionairs voorstelt als hij meer politieke invloed voor Brussel wil. Wie heeft dat allemaal niet voorzien? roept hij uit, als het gaat over de eurocrisis. Hij haalt Geert Mak aan die vindt dat de democratisering in Europa achterblijft. Verhofstadt wijt dit aan de Europese regeringsleiders die te weinig van hun macht willen afstaan. JBC noemt het referendum dat door Nederland werd afgekeurd, maar dat tenslotte toch door de strot van de inwoners werd geduwd. Verhofstadt vindt het spijtig dat de vlag en het Europese volkslied uit het verdrag geschrapt zijn. Het is tenenkrommend dat JBC zich zo reactionair opstelt, terwijl het toch duidelijk mag zijn dat de soevereine nationale staat in de kleiner wordende wereld geen levensvatbaarheid heeft.

Verhofstadt ziet wel wat in het uitgeven van euro-obligaties om landen die zich niet aan de afspraken houden te kunnen uitsluiten. Hij is commissaris bij een pensioenfonds en vindt dat er op financieel gebied kwaliteitsnormen moeten komen zoals die ook gelden voor auto’s bijvoorbeeld. Wat minder overtuigend is zijn geloof in economische groei, maar dan houdt JBC zijn mond.

Het zou interessant zijn om de voormalige premier te horen over de kabinetscrisis in België, maar daarover wil hij niet meer kwijt dan dat het allemaal wel goed komt. Het gaat een federale staat nooit gemakkelijk af. In de loop van de tijd zijn er aanpassingen nodig om recht te doen aan de verschillende deelgebieden. Hij toont een fraai fragment uit de eerste uitzending van het boekenprogramma Hier is Van Dis, waarin de nog jeugdig ogende gastheer met een vermoeide Hugo Claus spreekt over zijn meesterwerk Het verdriet van België, dat het collaboreren met de Duitsers in de tweede wereldoorlog als onderwerp heeft. 

Het verdriet van België zou ook kunnen slaan op de genocide in Rwanda. Verhofstadt bezocht de voormalige kolonie meerdere keren in zijn eentje en zag kerken vol lijken met Tutsi’s en gematigde Hutu’s en bood tegen de zin van de toenmalige minister van buitenlandse zaken Willy Claes in het openbaar zijn verontschuldigingen aan.

Het is niet alleen politiek die Verhofstadt bezig houdt. Hij is ook geïnteresseerd in de abstracte kunst van Mark Rothko en de zonnepitvloer van Ai Weiwei, in het produceren van wijnen, in literatuur en oude muziek. Wat dat betreft staat hij midden in het leven en daar kan hij in zijn verdere, ongetwijfeld nog rijke, politieke leven alleen maar zijn voordeel mee doen, dunkt me. 

aangepast: 29 augustus om 15:24 uur

woensdag 10 augustus 2011

Recensie: Vandaar dit huwelijksleven (2009), poëziebundel van Sylvia Hubers


Een ménage a deux, waarin iedereen het met iedereen kon doen.

Poezië is een ranke schichtige vlinder vergeleken met de aanhoudend brommende prozavlieg. De vlinder is verdwenen voor je het weet , de bromvlieg laat zich niet verjagen. Proza lezen is het decoderen van betekenissen, terwijl het bij dichten eerder gaat om de verrassing. Dit is natuurlijk een schematisch onderscheid, dichters zijn er in alle talen, maar van verrassing is zeker sprake in de derde bundel van Sylvia Hubers, stadsdichteres van Haarlem, iemand die opdraaft als er iets cultureels in de stad gebeurt en die natuurlijk niet gemist kon worden op het derde poëziefestival afgelopen zaterdag in Elswout. http://reinswart.blogspot.com/2011/08/derde-poeziefestival-elswout-6-augustus.html/

Voor ik iets zeg over deze bundel moet ik bekennen dat ik niet gewend ben om dichters te bespreken en ook niet om ze te lezen. Poëzie vergt een andere leeshouding dan proza. Ik heb deze vijftig gedichten rustig doorgelezen en ze daarna aan een nader bekeken, hetgeen niet betekent dat er niets meer over te zeggen valt. Integendeel. Ik denk gedichten interessanter worden naarmate ze vaker gelezen worden en dat er nog veel meer uit te halen is. Ik schrijf dan ook maar op wat me te binnen viel.

Allereerst de titel. Het is een stellige uitroep, maar die geeft volgens mij een kijkje in de keuken. Het zou kunnen gaan over een vrouw en een man, die samen al het nodige achter de rug hebben en daarop terugkijken. Het zou ook de terugblik van een buitenstaander kunnen zijn. Het begrip huwelijksleven associeer ik met erotiek en ruzies en hoewel beide zaken aan de orde komen - er wordt gevrijd en de vazen vliegen in het rond -, staan deze onderwerpen niet centraal. De man komt het eerst voor in het tweede gedicht, waarin de ik-persoon bevalt van een gezonde, doodgewone man. Haar huwelijksaanzoek lijkt met geweld tot stand gekomen, maar zij bindt in want ze wil hem graag heel laten. Wellicht heeft ze anders niemand meer om zich aan te storen, denk ik dan. Ze is over het merk rosé stelliger dan over het kind dat zij gekregen zou hebben. Er is sprake van huiselijke tafereeltjes, maar ze doet vanwege haar neurotische aard ook aan introspectie. Ze noemt hem stopverf. Later zegt ze dat hij altijd ergens mee bezig is en dat zij een schort draagt. Soms belt hij op. Misschien is het ook wel het beste om, schrijft ze in Ik wilde het woord IK niet meer, het ik af te schaffen en in één moeite door het wij zodat we het allemaal met elkaar kunnen doen.

Het openingsgedicht Veel mensen die breed lopen zal ongetwijfeld niet voor niets op die plaats staan, maar roept bij mij weinig op.
Veel mensen die breed lopen/ lopen taps toe. Alsof een wekker meeloopt, loopt/ een brede menigte een gewis niks/ niet pruilend tegemoet. Laat mij me onder hen bevinden.
Een absurde inslag kan Sylvia Hubers niet ontzegd worden, getuige ook de volgende frase: Omdat we op bloemen gingen lijken werden we paarden en staken de overbodige koeien in ons haar.

Sylvia Hubers dicht met een laconieke inslag. Er zit vaak een merkwaardige twist in haar poëzie die verrassend aandoet. In een aantal gedichten worden zinnen bijna herhaald, hetgeen een bezwering lijkt in te houden of anders een rondcirkelen in een poging tot verstaanbaarheid. Haar prozagedichten, die tussen de andere gedichten staan, lenen zich daar goed voor. Mooi is het verhaaltje over de onderdanen die niet schoon willen worden maar vies en onwillig willen blijven, de wind die tegen haar is. Ook een drogredenering over het belang van een weekpauze mag er zijn.

Humor ontbreekt evenmin, zoals in het gedicht Mijn moeder kijkt over een moeder die haar dochter op allerlei manieren in de gaten houdt en dan is er aan het eind ook nog een helicopter die foto’s schiet van haar en haar positie. Het mooiste gedicht Een lichte twinkeling gaat over kabouters die niets mogen en alleen een lichte twinkeling uitzenden.

Alle gedichten missen een punt op het eind alsof ze nog niet voltooid zijn. Handleiding ontbreekt staat er aan het eind van Zeewaardig met schip. Toch of misschien juist daarom maakt het nieuwsgierig naar haar nieuwe bundel.



Recensie: Elektriciteit (2010), Rob van Essen


Vitalistisch proza dat de lezer onder stroom zet. 

Sophie heeft een borstvergroting laten doen, terwijl haar vriend dacht dat ze met een vriendin op vakantie in Tunesië was. In werkelijkheid zat ze bij dezelfde vriendin in Alkmaar. De vriend ziet er het nut niet van in, maar Sophie zegt dat ze het voor zichzelf gedaan heeft. Ze heeft ze laten vullen met zout water. Dat zijn al zijn zweet en tranen, die ze in zakjes had bewaard en meegenomen naar de kliniek. De jongen is niet onder de indruk. Als ze moet proesten over haar uitleg mag zij wat hem betreft doodlachen.

Net als dit openingsverhaal volgen in deze bundel, die twintig verhalen van gevarieerde lengte bevat, meer fraaie miniaturen over hedendaagse relaties. Zo beschrijft Van Essen het levensgevoel van een vrouw die bang is dat de woonboot, die haar vriend onlangs heeft opgeknapt, zal zinken en steekt ze hem aan met haar paniekgedachte; Lisette trekt haar vriend op zondagochtend af en de plaats op een karton waarop zijn zaad terechtkomt bepaalt hun bestemming voor die dag; Masha gaat weg bij Gideon maar deze is haar voor. Hij heeft eerder zijn koffer gepakt dan Masha en verlaat het huis, waarna het toch weer goed komt tussen de twee.  

Van Essen schrijft niet alleen over liefdesrelaties maar ook over de jongen Daniël die op zijn achttiende verjaardag met zijn gescheiden vader meegaat naar het huis waar ze eerder hebben gewoond, om daar de gebruikelijke jaarlijkse foto van zich laten te nemen. De lezer is getuige van een vermakelijke miscommunicatie tussen het echtpaar dat dat huis bewoont. 

Er wordt teruggekeken naar eerdere jaren en herinneringen opgehaald aan vriend Scipio,  aan het nummer Hotel Californië van The Eagles en aan hilarische fietstochten tussen een elfjarig neefje en zijn pedante oom in de jaren zestig. Met een passende kinderlijke verteltrant denkt het neefje eraan terug dat oom Evert hem zijn ideeën opdrong. Ik had de neiging om die meteen aan mijn omgeving te gaan voorlezen.

Het langste verhaal gaat over een voormalig scholier die in een afscheidsbrief uitlegt waarom hij zijn vroegere leraar Nederlands Posthuma om het leven heeft gebracht. Hij ging pas geleden nog naar hem toe, omdat hij bang was als dichter ontmaskerd te worden. Het fraaie verhaal wordt - vooral op stijl - becommentarieerd door dezelfde Posthuma. Het is ingenieus bedacht en toont dat scholier en leraar een andere kijk op de gebeurtenissen hebben.

Naast een sterk absurde verhaal over een monument voor griepslachtoffers, zijn er ook verhalen waarin eenzaamheid de boventoon voert, zoals over een jongen die aangesproken wordt over zijn buurvrouw die al drie maanden dood is of over een andere jongeman die na een zelfmoordpoging de overburen in het ziekenhuis op bezoek krijgt. ‘Ze hadden mijn leven gered, dus ze konden niet moeilijk weg blijven,’ zegt hij, ziek van het bezoekuur dat hij beschouwt als een samenvatting van het leven zelf. Dit soort verhalen bevestigt voor mij dat Van Essen sterker is op het lichtere relationele gebied.

Elektriciteit leest razendsnel weg. Van Essen formuleert gemakkelijk. Over hockeysters na een wedstrijd in de stromende regen schrijft hij bijvoorbeeld: ‘De meiden lachen en geven elkaar kletsende high fives, ze hebben witte tanden, sproeten, wangen met kuiltjes. Ze lopen stampend en snuivend langs alsof ze één groot wezen vormen, een dampend, natgeregend, moegestreden beest met armen, benen en sticks, het perst zich door de deur de kleedkamer in en is verdwenen.’
De verhalen zijn toegankelijk en gaan ergens over. Ze zetten de lezer onder stroom, brengen een grotere of kleinere schok teweeg, zoals na de uiteindelijke reactie van de vriend in het openingsverhaal. Het is vitalistisch proza, waarin vooral de toon klopt.

Van Essen wendt zich af en toe tot de lezer, zoals in het ironische verhaal over de jongen na zijn zelfmoordpoging in een ziekenhuis. Hij is niet te beroerd om de lezer een advies mee te geven, zoals blijkt uit de uitleg van de jongen over het beperken van het ziekenhuisbezoek. Naast de heerlijke leeservaring is dat mooi meegenomen. 



When you’re strange (2009), documentary by Tom Dicillo about The Doors


A man, burned by his fame.

This documentary is more about Jim Morrison (1943-1971), who died forty years ago in Paris than about The Doors. In the beginning of this documentary we see him hitchhiking. It could be theNevada desert. The heat is overwhelming. It refers to an car acccident Morrison witnessed when he was four years old.

We jump to the sixties, which begin with a shot, Dicillo says. Probably in the head of John F. Kennedy. The civil rights movement intensifies as does the Vietnam war. The counterculture is growing. Morrison, son of a navyofficer, reads literature, poetry and philosphy, is obsessed by Elvis and graduates from filmacademy, but has more affinity with the blues and acid.
He sings Moonligt Drive at Venice beach and starts the band, called after een phrase from William Blake in Heaven and Hell. ‘If the doors of perception were cleansed everything would appear to man as it is, infinite.’ 

During the first gig in The Whisky a Go Go in L. A. in 1965 Morrsion is shy. He doesn’t dare to look at the audience and turns his back to them. Light my fire is a hit. Jim takes acid and gets out of his mind. He sings The end about and ended love affaire. He sings he wants to fuck his mother. His bandmates don’t understand him and the boss of the bar calls him a sick bastard.

The Doors record their first album, though, and break through with Light my fire. They perform in New York. Andy Warhol likes them and Morrison experiences a metamorphosis, but acid doesn’t make him feel at ease. Music is a strange phenomenon, he says, it leads away from reality. Eespecially their music without a bass player, with a gitarplayer who only uses his fingers, an organ that sounds like a carnival and Morrison who seems to be working high up on the trapeze, caught by his bandmates when he falls.

He is like an old shaman, innocent as profane, intelligent as dangerous. He seems to be born for the fame, that suddenly and intensely comes. In 1968 the show in the Singer Bowl gets interrupted, when someone throws a chair on the stage. We hear it was a boyfriend, who was jealous that Morrison made advances to his girlfriend. I’m a lizard king, he writes in a poem.   
His behavior is unpredictable. The Doors get bad critics, but the audience loves him when he sings Hello, I love you.

The recording of Soft parade lasts eleven months, because Morrison is constantly drunk and high. Bandmate Ray first thinks that acid is the key to enlightment but later on he starts meditating and hated it that Morrison keeps on tripping. Morrison has doubts about his voice, but in april he becomes awarded as the vocal of the year. Sometimes drinking helps, but other times it doesn’t. He gets arrested after insulting a cop who saw him with a girl in a toilet. The Doors get a dirty, dangerous image. The fans come for the spectacle. In december they are called the U.S. Rolling Stones, but Morrison quits. His girlfriend Pamela wants him to write more poetry. He agrees that posing is insane, but it is not easy to leave the stage. When he returns there are confrontations with his bandmates and he feels alienated from his family. Pam sends him to a psychiatrist, but the treatment is limited to one visit. Obidience is suicide, Morrison says, after hearing a navy officer talking to his soldiers.

In september 1968 The Doors make a succesful tour through Europe, but the internal problems in the band lasts.  Jim did not agree about using a song of theirs for a car commercial. His drinking habits drive a wedge between the bandmates. In the Hollywood Bowl Morrison seems distracted. At the beginning of the U.S. tour in Miami in 1969 Morrison misses his plane and the atmosphere is at tense. He collapses on the stage and after four songs the concert is over. He is accused of felony. Radiostations don’t broadcast their music anymore. In april Morrison surrenders to the FBI. He speaks about artistic freedom of expression, but he is found guilty. He can go home on bail but realises he is not invincible. A spasm of violence spreads out over the country. Marten Luther Kong, Robert Kennedy, Sharon Tate die, as Jimmy Hendrix and Janis Joplin. Morrison says violence belongs to the U.S. tradition. In the late seventies the dream ends. Nixon removes all hope for change.

An American prayer, a collection of Morrisons poems, is published in 1970, but the music still attracts him. With the album Morrison hotel the Doors go back to the blues. Morrison is using cocaine and the bandmates are angry with him. On his 27th birthday in december 1971 he records his poems. Pam discovers that he has contact with another woman. She wants him to concentrate on poetry. In april 1970 they leave for Paris. Morrison shaves his beard off and visits graveyard Père Lachaise. The doctor advises him to stop drinking because of his bad cough. In his notebook he writes parts of poems and lyrics. He want to go home but he is out of voice. He takes a bath and dies on the third of July 1971 in the tube. He was buried in Père Lachaise.

The war in Vietnam ends and so does the youth movement. But the protest was real, Dicillo says. Some say Morrison was a poet, crushed between heaven and hell, others that he was a rockstar, burned down by his fire. Dicillo says nothing can burn without a flame. That may be right but for me he was more like a man burned by his fame.

This documentary is less sentimental en overdramatized than the movie The Doors (1991) by Oliver Stone with Val Kilmer in a great role as Morrison. Oliver Stone focuses more on his relationship with Pamela and his love for Patricia, a journalist. He canonized Morrison. Maybe almost twenty years later, things are more in perspective, allthough the grave of Jim Morrison is still used for a pelgrimage.



 

dinsdag 9 augustus 2011

Recensie: Het koekoeksei (2011), Michiel Klein Nulent


Langzaam zich ontvouwende geschiedenis tussen een stalker en het gezin van een zakenman.

Een jaar geleden las ik De tram van half zeven voor de Academica debuutprijs, waarin een verrassend verhaal wordt verteld over het meisje Isis dat de late tram mist en bij eigenaar Osman van een avondwinkel binnenloopt en in zijn winkel de nacht doorbrengt.
Ik was benieuwd hoe het in literaire zin verder zou gaan met de debutant Klein Nulent. 

In Het koekoeksei neemt hij weer met een verrassend onderwerp bij de kop. Net zoals we lang onzeker blijven over de bedoelingen van Isis, weet de schrijver ook in dit boek de motieven van de stalkende man lang voor de lezer verborgen te houden. De verhaallijnen over de stalker en de werknemer van de firma Klok, Mul & Ponteneur wisselen elkaar af: het moeizame leven van de man met de kat en dat van het gezin van de getrouwde, succesvolle zakenman Peter Heidelman raken steeds meer in elkaar verweven.

De stalker heeft net als zijn kat geen naam. Hij is een ex-boekhouder, zo vernemen we, die in de gevangenis heeft gezeten vanwege het bestelen van zijn baas. Hij leeft van een uitkering,  woont in een oude huurwoning en volgt Heideman, diens vrouw en twee kinderen op de voet. Hij lijkt zich in het gezin te willen indringen, zoals een koekoek zijn ei legt in het nest van een andere vogel. ‘Hij hééft een vrouw,’ zegt de stalker, die enerzijds op de vlucht slaat als men hem nadert, maar aan de andere kant graag zijn aanwezigheid kenbaar maakt. Hij wordt geleid door een sterke seksuele behoefte, die hij probeert te vervullen bij de hoer Nora, maar veel presteert hij op dat gebied niet. Hij onderscheidt hogere en lagere vrouwen en beseft dat hij voor de eersten, zoals de vrouw van Heidelman, offers moet brengen.

Heidelman van zijn kant heeft een oppervlakkige relatie met zijn vrouw, vooral op seksueel gebied betekent zij voor hem niets. Hij heeft het plan opgevat om samen met zijn secretaresse Anja te vluchten. Daartoe werkt hij in de avonduren en in het weekend aan de voorbereidingen voor een zeereis met zijn zeilschip De Albatros. Zijn vrouw weet niets van zijn plan. Heidelman en Anja turen vaak met naar een tweemaster die pal voor het kantoor in de Amsterdamse haven ligt, bang als ze zijn dat ze in de gaten gehouden worden. Af en toe zendt Heideman een berichtje op zijn mobiel naar Anja, zelfs vanaf de eettafel. Zijn vrouw reageert daar gelaten op. 

Het verhaal kent een mooie sfeer. De kou op de boot tijdens de voorbereidingen in de  haven en de allesbrander, die Heidelman van de havenbaas leent wordt net als de ondergang op het schip levensecht beschreven. Thematisch gaat het, net als in het debuut, weer over eenzaamheid en de daaraan gekoppelde behoefte om alleen te zijn, zoals Heidelman die tijdens de reis voelt: ‘Nu hij aan het alleen zijn gewend was geraakt had hij geen behoefte om naar de stad te gaan. Buitenlucht, zee en vogelgeluiden waren genoeg om hem voldoening te geven en daarmee de innerlijke rust die nodig was om de eenzaamheid te kunnen verdragen.’

Het koekoeksei is eenvoudig van structuur, maar heeft meer raffinement dan De tram van half zeven. Het is vooral knap zoals de spanning in het verhaal langzaam wordt opgebouwd. De taal en de beelden zijn weinig verfijnd. Soms is het wat opstelachtig en dat geldt zeker voor het eind van het boek. Ik neem aan dat voorgezette oefening de stijl van Klein Nulent losser en vooral levendiger maakt, want aan zijn onderwerpen zal het niet liggen. Het koekoeksei lijkt me een geschikt boek voor een beginnende lezer.


Filmrecensie: Chère inconnue (1980), Moshé Mizrahi


Tijdloos portret van een broer-zus verhouding.

Simone Signoret staat op mijn netvlies gebrand als Madame Rosa in La vie devant soi (1977), die door dezelfde regisseur is gemaakt. De oude Madame Rosa vangt samen met de Arabische jongen Momo kinderen op van prostituées met een grote zorgzaamheid zoals die ook te zien is in Chère inconnue. In de laatste film speelt Signoret de rol van de vijftig jarige Louise die de zorg op zich heeft genomen voor haar invalide broer Gilles, die aan de Engelse ziekte lijdt en zijn dagen in een rolstoel slijt.

De film begint met alledaagse onenigheden zoals die aannemelijk zijn in een samenleving tussen een broer en een zus. Ze zijn in het ouderlijk huis blijven wonen na de dood van hun ouders. Dat fraaie onderkomen staat aan de kust van Bretagne nabij Quimper met uitzicht op zee. Gilles leest de krant, Louise doet het huishouden en dagelijks komt de bakkershulp Yvette bij hen op de koffie. De film speelt ergens in het begin van de jaren zestig. De traditionele rolverdeling is meteen duidelijk als Gilles vergeet de koffie laag te zetten waardoor die overkookt.

Vooral Louise is niet tevreden met haar lot. Tijdens een wandeling langs de rotskust vraagt Gilles haar om hem dichter naar de afgrond te rijden. Louise fantaseert erover haar broer een duwtje te geven en te doen alsof het een ongeluk was. In plaats daarvan besluit ze een contactadvertentie te plaatsen onder het pseudoniem van Béatrice Deschamps, een vrouw gesteld op rust en tederheid.

De brief vormt het begin van een veranderingsproces bij Louise, ook al is het Gilles die op haar annonce reageert. Ze koopt een broek, hetgeen in die jaren ongewoon was voor vrouwen, en zet haar haren in een permanent. Ze fingeert dat Béatrice in de stad woont bij de oude haven en dat ze vroeger vaak op het strand kwam. Ze vervalst haar paspoort om de brieven van haar broer in ontvangst te kunnen nemen en gaat op zoek naar een jeugdfoto in een album van een andere vrouw in een tweedehandswinkel. Ze schrijft steeds dat ze niet kan komen vanwege de zorg voor haar zieke moeder.

Louise heeft haar broer warm gemaakt voor de liefde. Gilles krijgt er zin in en maakt avances bij Yvette. Hij wil naar Quimper toe om Béatrice te ontmoeten en Yvette brengt hem in haar auto naar de oude haven, maar van Béatrice geen spoor.

Uiteindelijk komt Louise door het aandringen van Gilles niet meer onder een ontmoeting uit. Ze stapt binnen bij een toneelgroep die aan het repeteren is en vraagt de regisseuse of men haar kan helpen. Ze heeft een oogje op een mooie slanke actrice die haar geschikt lijkt. Men spreekt af dat die een uur lang bij Gilles op bezoek zal gaan.
De ontmoeting verloopt niet naar verwachting. De actrice is boos, zegt de regisseuse achteraf. Gilles had haar bijna verkracht. Hij kan beter naar de hoeren gaan. 

Terwijl dat plan op niets is afgelopen dienen zich nieuwe ontwikkelingen aan. Hierdoor verandert ook de verhouding tussen broer en zus. Gilles beseft dat Louise haar leven voor hem heeft opgeofferd en Louise met haar grote hart kan hem loslaten.

Chère inconnue wikkelt zich mooi af. Er is subtiel stil spel en de film wordt natuurlijk gedragen door de uitstraling van Simone Signoret. Ondanks de wat gedateerde aankleding is het een tijdloze film met boeiende, soms grappige maar in ieder geval verrassende ontwikkelingen. 


maandag 8 augustus 2011

The making of them (1994), UK documentary by Colin Luke


Boarders swallow the pain and become survivors.

It’s been quite a while ago, since I saw this documentary for the first time on Dutch television. That was in 1994, that I was hypnotized by watching the process of sending young boys to boarding schools and the impact on their development. I never forgot about it. I’m glad that I found the documentary again, in five parts on Youtube. This link leads to the first part: http://www.youtube.com/watch?v=aatIB-yc7nQ/ 

I don’t know if it’s the whole documentary because in 1994 I wrote down a quote that in boarding school a child becomes an adult into one night, but I didn’t hear that phrase on Youtube. Nevertheless it was very moving again to see children, from eight years old, being left alone by their parents and especially by their mothers.

Headmaster John Paul welcomes the boys and speaks to them of course in a very optimistic way: boarders learn to integrate and to carry responsibilities, he says. In his boarding school they can make friends and they have more opportunities and facilities in their free time than at home.
Men who were boarders in their youth tell another story. They still smell the polish, remember the harsh parting from their parents who left by car, hear the enormous and continuous noise around them, one boarder still senses having been imprisoned, anotherone that he never recovered from a feeling of loss and despair. Piers Partridge, a psychotherapist, cannot believe we still do this to our children in this new age.

The mother of the eight year old George, who is packing his bag, says is a disaster to let him go, another mother on the other hand is thrilled for her son. The feelings of the mothers change and so will it be for the children. Boarding has not the same effect to everybody, but psychotherapist Nick Duffell knows it is not good for ones development. He wrote a book with the same title about the British attitude to children en the boarding school system, published in 2000http://www.amazon.co.uk/Making-Them-Attitude-Children-Boarding/dp/0953790401 and is founder of Boarder School Survivors.

Duffell himself remembers the excitement, the fear and the homesickness. He explains in the documentary about the double-bind situation the boarders have to deal with. They hear from the parents that they love their sons but on the other hand they send them away. Boarders are caught in a trap, which makes them shut down in their feelings and start betraying themselves.

At least there are female teachers in the boarding school in this documentary, who tell the new boarders that tears are normal and the sadness will slowly decrease. But the point is, Duffell says, they are no substitutes for the parents; they can never give love to the boys, who need that so much.

One learns to be who one has to be, to become part of the system and to understand that it is a failure to have feelings. In later years a boader experienced he had to climb an enormous mountain in order to feel that it was allright to be close to another human being. A boarder usually distrusts the world and other persons.

Duffell says that one doesn’t see unhappy children in boarding schools. The boys swallow their pain and when they are adults the pain returns. It is hard for them to have stable relationships. Boarders are survivors. ‘He will design a character that keeps the heat off him, in many disguises. a winner is best, but a clown, a pleaser, an isolate, even sometimes a victim will do. I call this process of self-protection constructing a constructed a SSP which stands for a Strategic Survival personality.’ See: http://www.boardingrecovery.com/images/SurvivingthePrivilege.pdf


Step Vaessen, VPRO-Zomergasten, 7 augustus 2011


 Een Annika met veel ambitie uit Simpelveld.

Indonesië kwam recent uit de Journaalbeelden naar voren als een land met heethoofdige moslims, die elke godsdienstige krenking aangrijpen om daartegen fel op straat te demonstreren. Het is het grootste islamitische land en dat lijkt een dreiging in te houden. Step Vaessen (46), eerder correspondent voor de NOS in Jakarta en inmiddels werkzaam voor Al Jazeera English nuanceert dit beeld. Indonesië is eerder het land van de kampong, zoals ook de dichtbevolkte wijk waar ze vlakbij woont, wordt genoemd en waar men dicht opeen leeft, alles van elkaar weet en elkaar bijstaat in tijden van nood.

De knappe Limburgse uit Simpelveld studeerde in Nijmegen sociale psychologie, maar ging toch liever de journalistiek in. In dat veld kan ze haar vak - het gedrag van mensen in groepen analyseren - uitoefenen. Ze laat al snel het begrip kuddegedrag vallen. Ze is de dochter van een schapenhouder en vertelt dat haar vader, als de kudde verweid moest worden, de leider van de schapen feilloos wist te aan te wijzen, naar de juiste plek te krijgen, waarop de kudde blindelings volgde. Ze heeft pas een boek geschreven over de islam met de titel Jihad met sambal. Het belooft een interessante avond te worden. Met meegebrachte spekkoek op tafel.  

In haar jongere jaren was Vaessen nauw betrokken bij de kraakbeweging. Jelle Brandt Corstius spreekt zijn bewondering uit over haar strijd tegen de machtigen der wereld, zoals gesymboliseerd door de blokkade van de Mariënburcht, een gebouw van Shell in Nijmegen, maar veel weet zij daar zelf niet meer van, omdat er andere verschrikkingen overheen kwamen, zoals de tsunami die ze in 2005 van dichtbij meemaakte. Ze toont aangrijpend beelden van Rosita uit Atjeh die haar kinderen kwijt raakte en lang in een tent leefde. Vaessen ontfermde zich over haar maar een echte vriendschap werd het tot haar verbazing niet.

Groepsgedrag komt ter sprake als het gaat over etnische botsingen waarbij de islam als dekmantel wordt gebruikt, maar ook als het Limburgers betreft die opzien tegen Randstedelingen en zich graag achter een leider scharen die een simpele waarheid verkondigt. De politiek kan de toestand in de wereld het beste terugbrengen tot een paar eenvoudige slogans, meent ze, terwijl Vaessen nou juist de persoon zou kunnen zijn om de complexiteit, ook voor eenvoudige mensen, een beetje uit te leggen.

In plaats van meer te horen over de islam en de verhouding tot het Westen, verdrinken we steeds meer in het drama dat zich onlangs in het gezin van Vaessen heeft afgespeeld. In het begin wordt haar zoon Agus (11) door JBC al nadrukkelijk genoemd. In verschillende stappen wordt ons geopenbaard dat de man van Vaessen, huisman André, een jaar geleden zelfmoord heeft gepleegd. Vaessen wil daarover graag praten, ook over hun scheiding het jaar daarvoor en het rouwproces dat ze samen met haar zoon beleefde door veel naar amusementsfilms te kijken. Wellicht was de sterke keuzefilm Control (2007) over Ian Curtis, de labiele zanger van Joy Division, die op jonge leeftijd trouwt met Deborah en te laat de van het huwelijksleven ontdekt, daarop door haar uitgekozen. 

Op het eind van het programma blijkt Step, die blijkbaar niet voor niets zo’n voornaam aanneemt, een vrouw met haar op haar tanden. Een bangige Annika die zich heeft opgewerkt tot haar ideaalbeeld Pippi Langkous. Een zeer ambitieuze televisiemadame die, op voorspraak van JBC, graag voor Al Jazeera het correspondentschap van New York tot haar rekening zou nemen. Ik moet denken aan haar man. Ik hoor de onenigheid tussen de twee. Een jihad in het klein. Met veel sambal.

zondag 7 augustus 2011

Derde poëziefestival Elswout, 6 augustus 2011


Poëzie springlevend ondanks donkere wolken.

We zitten of liggen op de groene grasmat naast het koetshuis op het landgoed Elswout in Overveen, maar omdat donkere wolken dreigend over ons heen hangen, is er een uitwijkmogelijkheid naar binnen, zegt Lucas Hirsch van kleinerevolutieproducties.nl. Anders dan de vorige keren heeft dit sympathieke gratis poëziefestival dit maal een internationaal tintje. Er zijn optredens van een aantal buitenlandse dichters, waaronder behalve een sterk opkomende Vlaamse, een Georgiër, twee Amerikanen en een Fries.

Stadsdichteres van Haarlem Sylvia Hubers bijt de spits af. Ze krijgt te maken met de eerste spetters en een microfoon waarin ze zichzelf terughoort en moet tussendoor schuilen onder een afdakje, maar ze leest met verve een groot aantal lichte gedichten, onder andere uit haar laatste – en alweer bijna een na laatste - bundel Vandaar dit huwelijksleven (2009). Daaruit opent ze met Blauw, een drinklied, want dan hebben we dat volgens haar maar gehad. Ook De man die ik heel wil laten komt uit deze bundel, die ik graag nog eens wil bespreken.

Vervolgens staat Pieter Boskma voor ons die na enkele gedichten uit Het violette uur (2008) voorleest uit het ‘vuistdikke en onvermijdelijke’ Doodsbloei (2010) dat over de dood van zijn vrouw gaat en dat rouw tot hoofdpersoon heeft. ‘Geloof ik,’ zegt Boskma erachteraan. Hij heeft veel in de duinen gewandeld en daar zijn sensitieve gedichten uit voortgekomen. Hij houdt het in ieder geval droog.

Dat kan niet gezegd worden van de Amerikaan Stephen Frech uit Illinois, die zich door Rembrandt liet inspireren. Hij noemt hem een ‘genius, with a generosity of spirit who sees us who we are and still loves us’. Rembrandt kreeg veel tegenslag te verduren, verloor veel naasten, dus is hij een testament of spirit. Op de genereuze houding baseerde hij een gedicht over metselaar Willem. Stephen leest vervolgens het titelgedicht uit The Dark Villages of Childhood (2009) en vervolgens uit A Palace of Strangers Is No City (2011).

Omdat het inmiddels regent, verhuizen we naar het koetshuis. De stemming is opperbest.
Elmar Kuiper, psychiatrisch verpleegkundige, debuteerde in 2004 met Hertbyt en vervolgde in 2006 met Ut namme fan mysels. Hij begint toepasselijk met De dieren leren me. Hij leest ook tweetalige gedichten voor, zoals Beelden en een bezwerend Fries liefdesgedicht.
Hij draagt een gedicht op aan Boskma. Grappig is een gedicht over een haan, ter herdenking aan zijn vader, een kippenboertje die drie hanen had waarvan er twee dood moesten en dat als volgt eindigt: ‘De haan die in drie lettergrepen kraait is dood.’

Ter afwisseling speelt violiste Suzanne de Groot drie partitas van Bach, die bij toeval in een winkeltje gevonden zijn. Een medewerkster gaat tijdens de pauze met de pet rond omdat de subsidie voor het volgend jaar onzeker is. De sfeer in de stal is uitstekend en geeft de poëzie nog meer uitstraling.

Dat geldt zeker voor de Vlaamse Delphine Lecompte. Ze bracht in 2010 twee bundels uit: De dieren in mij en Verzonnen prooi. Voor de eerste bundel ontving ze de C. Buddinghprijs. Ze begint grappig met Het opwindaapje en gaat daarna verder uit haar debuut. Vermakelijk is Schuttersbijeenkomst, waarbij de vrouwen geweerd werden omdat ze te fragiel en te wraakzuchtig zijn en net zo vermakelijk is een gedicht waarin twee hazen voorkomen die eigenlijk konijnen zijn. Ze sluit af met Daar gaat mijn prins, dat over België gaat. Een indruk van haar optreden op: http://www.youtube.com/watch?v=lsV-R2KMJ-w

Wayne Miller doceert in Kansas City, Missouri en dat ligt vlakbij een militaire luchtmachtbasis vanwaar eerder bommenwerpers naar Bagdad vertrokken. Hij leest daarover voor uit The City, Our City (2011). Zijn wat zwaardere Engelse gedichten komen minder tot zijn recht op deze locatie.

De Georgiër David Dephy - met een klotje - was actief op filmgebied, schreef zeven romans en zes poëziebundels. He begint met You better en leest dat vervolgens in het Georgisch. Het gedicht Who would have thought schreef hij naar aanleiding van het drama in Noorwegen, waarbij een meisje van negentien omkwam dat hij kende. Hij eindigt met het expressieve Burroughs-achtige Twenty one kisses.

Alexis de Roode ziet meteen zijn naam op de microfoon. Hij heeft drie dichtbundels gepubliceerd. Gratis tijd voor iedereen op 31 oktober 2010 is de laatste. De omslag daarvan zou in Elswout gemaakt zou kunnen zijn: http://www.alexisderoode.nl/. Hij begint met drie gedichten over varkens. Het goede is geïnspireerd op De zwarte met het witte hart van Arthur Japin en gaat erover dat niemand slecht wil.

Met de stemmige viool van Suzanne de Groot wordt het festival afgesloten. Zeer geslaagd!

zaterdag 6 augustus 2011

Willem Melching over Goebbels, VPRO - boeken, 15 mei 2011


De eerste spindoctor van de twintigste eeuw.

Wim Brands steekt de selectie van de dagboeken 1933-1945 van Joseph Goebbels in de hoogte. Hij beschouwt de ondertitel Hitlers spindoctor als rode draad in het gesprek en stelt een vraag naar de afkomst van Goebbels. Historicus Willem Melching (1954) merkt echter eerst op dat de term spindoctor de betekenis van Goebbels voor het nazisme weergeeft, waarna de term verder in het gesprek niet meer opduikt.

Joseph Goebbels was van eenvoudige komaf. Zijn vader was boekhouder, zijn moeder een Nederlandse. In zijn dagboeken kwam Melching vaak ook Nederlandse woorden voor. Goebbels werd streng katholiek opgevoed, zat op het seminarie in Rolduc en studeerde Germanistik. Op de universiteit ging een wereld voor hem open, hij ontmoette meisjes en wilde schrijver worden.

Er wordt gezegd dat zijn literaire carrière werd tegengewerkt door joodse uitgevers en recensenten maar Melching betwijfelt dat. Hij had per slot van rekening ook niets tegen zijn Joodse leraren. Goebbels ging in ieder geval de politiek in met het vuur van een ware gelovige. Het waren roerige jaren in Duitsland in 1923, 1924. Het idee bestaat dat hij na het afbrokkelen van zijn katholicisme op zoek was naar een nieuw geloof. Dat had ook het communisme kunnen worden. Volgens Goebbels maakte het niet uit waarin je geloofde als je maar ergens in geloofde. Hij was een links nationaal-socialist, maar koos uit opportunisme voor de rechtse richting die Hitler insloeg. Hij zag Hitler half als plebejer, d.w.z. als een vent uit het volk en half als god. Hij vroeg zich af of Hitler wel de profeet was die het volk zou leiden, maar Hitler was daar zelf ook onzeker over.

Goebbels werd in 1933 minister van propaganda. Film en televisie vond hij belangrijk, net als de grammofoon waarop ze de toespraken van Hitler konden vastleggen. Goebbels werd de campagneleider van de nazi’s en zette daarbij de techniek in. Hitler nam vaak het vliegtuig terwijl zijn Amerikaanse collega’s nog met de trein reisden. Op filmgebied gaf Goebbels de voorkeur aan amusement zoals met Zara Leander boven de gedragen stijl van Leni Riefenstahl, die Triumph des Willens vervaardigde. Het meesterstuk was de film Jud Süss (1940) die als boodschap had dat alle joden weg moesten.

Een andere hit was het Horst Wessel-lied, naar aanleiding van een gesjeesde student die door een communist werd doodgeschoten en tot martelaar werd verklaard. Het lied werd het officiële Duitse volkslied en gespeeld op het huwelijk van Juliana in 1937. Bernard werd door Goebbels afgeschilderd als een verrader, zoals iedereen van adel. Prins Hendrik was een seniele bejaarde en Wilhelmina een excentrieke oude dame.

Brands stelt dat Goebbels, op zijn jodenhaat na, geen politieke opvattingen had. Melching beaamt dat: de man volgde Hitler in zijn opvatting dat de democratie als intstituut achterhaald was.

We zien een filmfragment waarin Goebbels in 1943 zijn partijgenoten verpletterend toespreekt in het Volkspalast in Berlijn en hen vraagt of ze de totale oorlog willen. http://www.youtube.com/watch?v=YVP3KU-qOzc/ Hij bedoelt daarmee dat ze minder te verteren krijgen en spartaans moeten leven, maar de sfeer blijft opperbest. De zaal kolkt, hoewel Hitler sinds december 1941 aan de verliezende hand is.   

‘Hoe kreeg hij toch de mensen achter zich?’ vraagt Brands.
Omdat de nazi’s de mensen iets teruggaven, antwoordt Melching. Het is van belang om als politicus het volk iets te bieden te hebben. Brood en spelen, denk ik dan. Marc Reugebrink was de, uit 2400 bladzijden bestaande, dagboeken het liefst bespaard gebleven. 
Wellicht geldt dat in mindere mate ook voor de selectie onder redactie van Willem Melching en Marcel Stuivenga.


Filmrecensie: Romance & cigarettes (2005), John Turturro

Platte film ondanks leuke popmuziek en sterke cast.

Ik zag aan het begin van de film meteen Tony Soprano en zijn handlanger Tony Blundetto, die de rol spelen van respectievelijk Nick Murder en Angelo, maar deze film haalt het niet vergeleken bij The Soprano’s en ik vraag me af waarom Susan Sarandon en Kate Winslet zich ervoor leenden om hieraan mee te doen.

Het verhaal gaat als volgt: Kitty, de vrouw van Nick, vindt een geil briefje in de zak van haar man en is hels, als blijkt dat hij een affaire heeft met de levenslustige roodharige lingerieverkoopster Tula (Kate Winslet). Nick komt pas op het eind van de film daarvan terug, als zijn vrouw met Tula in de lingeriezaak heeft gevochten.

Het zou een Italiaanse film kunnen zijn, maar het speelt zich af aan de Amerikaanse Oostkust. Murder werkt aan de bruggen hoog boven New York City en heeft een stel vrolijke dochters thuis die een popband vormen, waarin een excentrieke jongeman danst. Een van de drie dochters wil met hem trouwen hetgeen haar door haar ouders wordt afgeraden. Murder vertelt haar dat hij ’s ochtends eerst poept voordat hij aan het werk gaat, want zoiets moet als bruggenwerker en zij stelt zich met die uitleg tevreden.

Zijn vrouw Kitty bezoekt het koorgroepje waarin haar buurvrouw zingt, wellicht om een link te leggen met de popmuziek. Het lijkt bijna een musical met onder andere Bruce Springsteen's Red Headed Woman, Janis Joplin's Piece of My Heart en Cyndi Lauper's Prisoner of love. Veel popsongs konden zo in de film worden ingelast. Misschien waren de vrolijke populaire nummers zelfs de basis van de film en werd er een lichtvoetig verhaaltje omheen bedacht.

James Gandolfini speelt een vergelijkbare rol als in The Sopranos, alleen is Nick in Romance & cigarettes minder de boss. Hij wordt voorgesteld als een kettingroker, maar zoveel paffen zag ik hem nou ook niet. Hij vraagt zijn dochters wel om eten als zijn vrouw de deur uit is.

Het expliciet seksuele taalgebruik is opmerkelijk. Ook tijdens het werk aan de bruggen met zijn collega Angelo (Steve Buscemi) gaat het alleen maar over seks: over roodharigen bijvoorbeeld die er wel pap van lusten, die er meer gevoel voor hebben. Tijdens een vermakelijke seksscène zien we de onbeschaamde Tula hoog boven Nick uittorenen en hem heftig wippend opzwepen tot hogere prestaties. Als ze even uitrusten zegt ze dat hij straks wel achterlangs mag http://www.ovguide.com/movies_tv/romance_and_cigarettes.htm .
Hoewel het spel van Kate Winslet formidabel is en haar Noord-Engelse accent mooi past bij haar rol, vraag ik me toch af wat de bedoeling van deze film is. Het lijkt, met de meidenband die in de achtertuin oefent, een provocatie met terugwerkende kracht naar een tijd die ver achter ons ligt, maar misschien is dat voor het preutse Amerika toch anders en reageert men wat af op deze manier, met dit typisch mannelijke beeld van seksualiteit.

De première werd uitgesteld om mee te kunnen dingen met een prijs in het filmfestival van Venetië in 2006 en in verband met de Academy Award nominaties. Al met al is Romance & cigarettes een niemendalletje dat hoog scoorde op de lijst van Rotten tomatoes.

trailer: http://www.imdb.com/video/screenplay/vi4103078169/

vrijdag 5 augustus 2011

Brief aan mijn jongere ik


Beste twintig jarige ik,

Het is voor mij, alweer bijna drie maal zo oud, niet moeilijk om te verplaatsen naar het jaar 1974 toen ik net twintig was. Ik kwam net uit Amerika vandaan. Het was de eerste keer dat ik zo ver was gevlogen en dat gaf een enorme oppepper in een tijd, waarin depressie de hoofdtoon voerde. Jij weet net zo goed als ik hoeveel spanning het gaf om, voorafgaande aan de reis, een sollicitatiegesprek te voeren met een vertegenwoordiger van de uitwisselingsorganisatie. Een zomer eerder werd een bevriende klasgenoot uitgezonden en kwam laaiend enthousiast terug, vooral over de Deense schone kunstminnares die hij in New York State tegen het lijf was gelopen. Een andere klasgenoot en ik voelden ons vergeleken met hem provincialen, maar we wilden toch de sprong wagen. Het was weer eens wat anders dan vakantiewerk in een fabriek. We schreven een sollicitatiebrief en zouden vervolgens worden uitgenodigd voor een gesprek. Ik zag daar enorm tegenop omdat ik veel te verbergen had. Ik zal het ziekmakende gepieker nooit vergeten als ik op de terugweg van de pedagogische academie naar huis fietste. Het gesprek moet op het laatste moment afgezegd zijn, want ik herinner me er niets meer van. Wel de euforie toen ik een brief uit Maine kreeg dat ik was aangenomen. Mijn klasgenoot en ik begrepen niet waarom hij niet was uitverkozen, maar voelde me vereerd.

Ik ga niet in op de avonturen in Amerika, maar weet wel dat ik er heel erg tegenop zag. De avond ervoor kon ik er niet toe komen om naar bed te gaan en bleef maar platen draaien, bier drinken en shaggies roken. Eenmaal op Schiphol – splinternieuw - nam ik zonder betalen een opinieweekblad mee uit het rek in de veronderstelling dat die voor luchtreizigers gratis was.

Ik zie tegenwoordig een foto voor me die in de achtertuin is gemaakt. Erop staat een warrig persoon die op zijn hurken de kat aait. Die moet bijna wel in de daaropvolgende voorjaar gemaakt zijn, toen ik klaar was met de studie en in onzekerheid verkeerde over wat me te doen stond. Ik ging er vanuit dat ik spoedig een oproep zou krijgen voor vervangende dienstplicht, maar solliciteerde, wellicht in de hoop dat ik daarvan vrijgesteld zou worden, op een onderwijzersbaan die in ruim voldoende mate voorhanden waren.

Ik voelde me oud en eenzaam, terwijl de andere gezinsleden op vakantie waren. Ik hield me op de been door de katten eten te geven en de moestuin bij te houden. Ik probeerde de invloed van de wereld te beperken door zo laat mogelijk op te staan. De dag was me een gruwel. Ik zorgde zo goed mogelijk voor mezelf met een uitgebreid ontbijt, dat ik met de krant in het zonnetje achter het huis nuttigde en als de postbode langs was geweest ging ik naar de tuin. Met een bloedeloos gevoel, een jongeman in een kooi, niet wetend wat aan te vangen met het leven of wat het leven met hem wilde aanvangen. Ik ging af en toe voor een koffiepraatje bij een oom aan. Amerika lag al ver achter mij, de vervulling daarvan was ik allang kwijt.

Ik las onlangs Alles kantelt van Tomas Lieske, waarin hoofdpersoon Anton op stap gaat met zijn elfjarige ik. Ik zou willen dat ik jou mee kon nemen. Dat we samen konden praten, ook al zal ik je - net als Anton - niet verklappen wat je nog gaat meemaken. Dat zou oneerlijk zijn. Jij leeft jouw leven. Het is onnodig om te zeggen dat je niet moet wanhopen en door moet gaan, want dat weet je zelf ook wel. Ik zou je leven wat gemakkelijker willen maken, dat ik je kon influisteren dat je drie maanden naar de kibboets moet gaan om je, net als in Amerika, verder los te maken van je verleden. Zo’n kleine veertig jaar later vind ik het nog steeds treurig, dat zo’n jong leven zo zwaar kan zijn. Ik zeg je alleen dat het anders wordt. Het duurt even maar er komt een beter leven, al zou het alleen maar zijn dat je daarin over je wonden kan schrijven.

Rein Swart.       

Movie review: The diving bell and the butterfly (2007), Julian Schnabel


Poetical picture of a man, suffering from the locked in syndrome.

The 42 year old Jean Dominique Bauby, married to Céline, three children, editor at Elle and enjoying life, has a stroke on the eight of december 1995 and is completely paralyzed, execpt for one eye. His images are vague, as we see, while we are looking through it. He first thinks that doctor Cocheton can hear him, but he soon finds out that he doesn’t. Cocheton is doing some tests and tells him he was in coma for three weeks.

Fortunately Bauby hasn’t lost his memory and his imagination. We see pictures of his mistress Inez on a sunny day but also once in a while we also see a diving man floating in the deepsea.

A neurologist says his brainstem is not working, but he sends two goodlooking young women to stand by his side: Henriettte is a speech therapist and Marie a physiotherapist. Henriette asks him questions and Bauby has to blink once for yes and twice for no. She shows him a sort of alphabet and develops a communication with it. The first word is I. Bauby is cursing because it takes a lot of patience to say something that way.

They put him in a wheelchair to see his wife Céline, who is worried about his mistress. A man called Pierre Rousin, who took his place in a plane and was taken in hostile in Beirut tells him to hold on to the human being in himself. 

The next words he communicates with Henriette are Wish To Be Dead. Henriet is not amused.

Bauby, who had a lot of fun in this life, sees it now as a failure. Did he need a disaster to see himself? We see pictures of a melting iceberg and breaking parts that fall into the water.

Henriette makes a phone call to the publisher about a book Bauby wants to write about his experiences. A new young woman, Claude, will help him writing it.

It is funny that he for the first time moves his head while there is a fly on his nose in the physiotherapist room. Marie wipes it away. It feels frustrating not to be able to express himself, for example when a male nurse turns off a soccermatch on television.

He spends fathersday with his family on the beach. For the first time we see him in the weelchair. We look at him with surprise. His eye is grotesk. Sometimes his wife wipes off the saliva from his mouth.

His wife reads to him Dumas’ The Count of Monte Cristo page 59 on a boat. He says he became that man Noirtier. His wife says that he is her butterfly.

On his birhtday Inez calls. His wife translates and leaves the room when Inez wants to speak intimately to Bauby. Inez tells him about her love for him, but that she doesn’t want to see him in this condition. He answers with the help of Céline that he will wait for her everyday.

The dream of being doomed returns. His life seem to be an eternal repetition.

We see him way back with his children in his car driving to the theatre. He speaks with his son next to him about his soccerteam: a boy who did not want to shower had to leave. All at the sudden he cannot get any breath and stops the car. His son runs for help.

His last thought was to cancel the theatrereservations, he tells Claude when she shows him his book The diving bell and the butterfly, dedicated to his children. He wishes them a lot of butterflies and he is Claude grateful for her help. 

Céline says that the book got good reviews. At the end we read on the screen that Bauby died ten day after publication on the ninth of March 1997.

I wondered why the movie has an English title while it was shot in Calais, France and based upon a French book, but even then, it still is wonderful, poetic movie. 



 


donderdag 4 augustus 2011

In memoriam Heere Heeresma, Brands met boeken, 12 juli 2011


Een man met bravoure en geheel eigen geluid.

In deze radiouitzending wordt een uur lang stilgestaan bij Heere Heeresma die geboren werd in 1933 en op 26 juni j.l. overleed. Wim Brands spreekt over de schrijver en dichter met uitgever Wim Hazeu, neef Rudy Cornets de Groot en VPRO-medewerker Anton de Goede, die een hele stapel boeken van Heeresma bij zich heeft. Zoon Heeresma junior zou ook komen, maar beperkte zich op het laatste moment tot een gesproken bijdrage over de laatste dagen van zijn vader.

Heeresma werd bekend met boeken als Een dagje aan het strand (1962), Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp (1972) en Zwaarmoedige verhalen bij de centrale verwarming (1973). Hij was een typische schrijver van de jaren zeventig, ook wel de jaren van de hilariteit genoemd. In 2005 beleefde hij een come-back met de tweedelige autobiografie Een jongen uit plan Zuid, dat handelt over de oorlogsjaren 1938 – 1946 en als motto een uitspraak uit de Talmud heeft: men sterft twee keer, eerst gaat men dood en vervolgens wordt men vergeten.

Heeresma junior verhaalt over het overlijden van zijn vader op een schip op de Atlantische Oceaan in plaats van in het Rosa Spier Huis in Hilversum en bewijst daarmee dat hij naar zijn vader aardt die ook uitstekend kon fabuleren. ‘Dat is schrijven en de rest is gelul.’ Met deze woorden eindigt hij zijn ingesproken bijdrage.

Heeresma liet zich niet door autoriteiten of symbolen van de wijs brengen maar trok zijn eigen plan. Brands noemt Heeresma een man tegen de keer. De Goede memoreert dat Heeresma tijdens een ontmoeting altijd tegen hem zei dat het slecht met hem ging omdat mensen dat liever horen dan wanneer men zegt dat het goed gaat. Volgens essayist Cornets de Groot wilde Heeresma zich niet blootgeven en liet hij niet het achterste van zijn tong zien. De kluizenaar van Doorn liet zich - anders dan Mulisch - niet benaderen, behalve dan via een postbusnummer, hetgeen hem tot een Facebooker avant le lettre maakte. Hij timmerde aan de weg, liet met veel bravoure van zich horen, maar hield zich ver van het literaire wereldje. Volgens hem klopte alles en iedereen daar in dezelfde dipsaus. Hij was een van de initiatiefnemers van het Manifest voor de jaren zeventig waarin men een lans brak voor leesbare teksten. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/andr013mani01_01/

Zijn sterke wil buiten het Systeem te blijven en zijn onafhankelijkheid te bewaren, kwam, net als bij George Orwell, voort uit de angst om gecontroleerd te worden en had alles te maken met de oorlog die uitbrak toen hij acht jaar oud was en waarin aan het eind zijn vader, een godsdienstleraar, omkwam.

Brands zegt dat er vaak bijbelcitaten in zijn boeken opduiken. Hazeu, die voor de NCRV werkte, zegt dat Heeresma zich thuis voelde bij die omroep, misschien ook omdat hij de uitspraak op het gebouw beginnende met de woorden Here, Here op zichzelf van toepassing achtte. Hazeu zegt dat hij trouw was aan de uitgeverij. Een jongen uit plan Zuid zou een verbeterde versie kunnen zijn van Kaddish voor een buurt, waarmee hij geld incasseerde bij de uitgeverij hoewel dat werk nooit het levenslicht zag. Wellicht zit het manuscript in de doos in het letterkundig museum die over twee jaar geopend mag worden. Helaas won Heeresma nooit een literaire prijs. Hazeu zegt dat hij weerstanden opriep met zijn tegendraadsheid. Hij werd uit de jury van de PC Hooftprijs gezet nadat hij op eigen houtje een schrijver de prijs had toegekend. De Goede bevestigt dat hij praatjes had, maar zegt dat hij ook bescheiden kon zijn en schrijvers als Bert Schierbeek en Remco Campert bewonderde.

In een boeiend fragment voor de VPRO radio, dat over een oorlogsgebeurtenis aan de Pieter Lastmankade gaat, liet hij zijn ironie los, net zoals hij deed in zijn poëzie, zoals in Vlieg vogel vlieg met me mee tralala (2000).
Cornets de Groot leest een stukje voor uit het artikel De kunst van het falen (1978)van zijn vader, waarin schrijvers uit de jaren zeventig als selfmade men werden omschreven. http://www.cornetsdegroot.com/blog/2011/06/27/heere-heeresma/

Brands vraagt naar het bijzondere van zijn schrijverschap. De Goede noemt hem de Arnon Grunberg van de jaren zeventig, hoewel men later neerkeek op zijn realistische inslag.
Hazeu noemt hem een onbevooroordeeld verteller en fabulator. Heeresma wist wat lijden was en schreef daarom juist fantastische verhalen. Hij was dan ook meer dan een realistisch schrijver. Cornets de Groot noemt zijn contact met de lezer bijzonder. Heeresma was een publieksauteur en stond model voor de schrijver zoals die tegenwoordig wordt voorgestaan door Thomas Vaessens. Dat blijkt ook uit titels als Hallo mopperkont! Dag Bets… (1988). Heeresma beschouwde zichzelf ondanks zich grote aantal prozawerken als een dichter, maar moest geld verdienen om zijn gezin te onderhouden en schreef daarom ook erotische literatuur zoals Beschoren schaamte (1987) en Eén robuuste borst, één (1989).

Het radioprogramma, ook met fraaie gedichten, is te beluisteren via:
http://www.radio1.nl/contents/33879-wim-hazeu-heere-heeresma-jr-en-rutger-cornets-de-groot-over-heere-heeresma-1932-2011

De website van Heere Heeresma: http://www.bevindvanzaken.nl/

King Lear, RO-theater o.l.v. Alize Zandwijk, televisieregistratie 8 oktober 2010


 De koning een nar.

Dit drama, rond 1605 geschreven door William Shakespeare en vertaald door Hugo Claus, duurt tweeëneenhalf uur en begint met de nar die een rode ijsmuts draagt en op het toneel - met centraal een enorme houten trap - een deuntje blaast. Langzamerhand verschijnen alle deelnemers rond de microfoon. Ik probeer de inhoud van het drama zo goed mogelijk samen te vatten, maar gemakkelijk is dat niet gezien de wijdlopigheid. Verschillende keren worden er brieven gewisseld met daarin informatie over onbetrouwbare personen, maar indrukwekkend is het zeker.

King Lear, een imposante gestalte, gespeeld door Jack Wouterse, is de oude heerser over Brittanië. Net als veel andere mannen (en vrouwen) heeft hij zwarte wenkbrauwen opgeplakt gekregen om de dramatiek te benadrukken. Hij wil zijn koninkrijk over zijn drie dochters verdelen en vraagt hen naar hun liefde voor hem.
Goneril - met een fraai getekend pruilmondje - de echtgenote van de hertog van Albany, zegt dat ze meer van hem houdt dan…meer. Regan, tweede dochter en getrouwd met de hertog van Cornwall, is nog lovender dan haar oudste zuster en zingt hem zelfs toe. Cordelia, de jongste weigert echter mee te doen aan de vleierijen van haar zussen, omdat die geen recht doen aan haar vaderliefde. Ze doet niet meer dan haar plicht, zegt ze, waarop haar vader in woede ontsteekt en haar verbant. De graaf van Kent, een trouw dienaar van Lear, protesteert tegen de behandeling van Cordelia en wordt ook verbannen.

De ervaringen van de koning worden gespiegeld door die van de graaf van Gloucester. Hij is de vader van Edgar en heeft ook een bastaardzoon, Edmund, die de vader opstookt tegen Edgar. Deze zou zijn vader willen vermoorden. Edgar slaat op de vlucht en neemt een nieuwe identiteit aan, die van bedelaar Tom. De twee verhaallijnen bestaan naast elkaar maar grijpen ook ineen omdat Edmund door de oudste twee dochters van Lear voor hun karretje gespannen worden.

Goderil veracht haar man, de hertog van Albany, vanwege zijn zachte karakter, terwijl hij juist rechtvaardigheid nastreeft. Later keert hij zich tegen zijn vrouw. Goderil wil net als Regan dat de koning een deel van zijn ridders ontslaat. De koning weigert en veracht haar nageslacht. Zij wendt zich tot Edmund om haar te helpen. Hij werkt samen met haar en Regan.

De graaf van Kent vermomt zich met hoed en bril als Caius en blijft de koning dienen. De nar, die toegewijd is aan Lear en Cordelia, biedt hem zijn muts aan maar krijgt hem weer terug. ‘De waarheid is een hond die in zijn hok moet,’ zegt hij. ‘De koning is ook een nar,’ zegt de nar, die net als de koning zich te buiten kan gaan aan enorme scheldkannonades.

Er steekt een storm op, die mooi belicht wordt. De koning zegt tegen de nar dat van hem alles mag ondergaan. De graaf van Kent strekt zijn arm naar hem uit, maar de koning is onverbiddelijk. Ook de graaf van Gloucester wil de koning bijstaan, maar de hertog van Cornwall vertrouwt hem niet en steekt hem de ogen uit. Later doodt een van zijn dienaren de hertog.

Edgar - als Tom - helpt zijn blinde vader naar de klippen van Dover om daar te sterven.

Cordelia die al eerder door de koning van Frankrijk in zijn netten is gevangen, wil haar vader bij zich hebben. De Franse koning heeft medelijden met haar. Ze landt met Franse troepen in Dover.

De blinde graaf staat op een denkbeeldige klif in Dover en zegt dat hij verzaakt aan de wereld en dat hij Edgar zegent. Tom, zijnde Edgar, brengt hem weer tot leven.
De koning is in de buurt. De graaf herinnert zich zijn stem. Lear schenkt hem genade, liever dan zijn dochters te vergeven. ‘Jij bent Gloucester, zegt hij. ‘Huilend komen we op de wereld, tot we op een toneel van gekken zijn beland’ (zie foto).

Cordelia kust haar vader wakker en verzoent zich met hem. ‘Vergeef en vergeet,’ zegt Lear, ‘want ik ben oud en dwaas.’ Een mooie afdaling van de trap volgt.

‘Kom vadertje, we gaan,’ zegt Tom. ‘De mens moet dulden hoe hij in de wereld komt en hoe hij eruit gaat. Rijp zijn is alles.’

‘We gaan naar het gevang, zegt Lear na de nederlaag tegen de Engelsen. ‘We zingen als vogels in een kooi. Zo zullen we leven en lachen en alle geheimen ontrafelen als spionnen van de goden. Niemand kan ons scheiden.’

Regan wordt vergiftigd door Goderil vanwege de romance met Edmund en Goderil pleegt zelfmoord. Cordelia wordt in de gevangenis geëxecuteerd en Lear sterft door verdriet. De hertog van Albany, Edgar en de graaf van Kent nemen het bestuur over.

Wellicht is het voor een volgende opvoering een idee om het aantal intriges terug te brengen en zich te beperken tot de hoofdmoot: de verkeerde houding van een vader ten opzichten van zijn kinderen en de wrange vruchten die hij daar, onder gelatenheid van de nar, van plukt.


woensdag 3 augustus 2011

Recensie: Schuifkaas (2011), Rudie Kagie


Aangrijpend, eerlijk en vermakelijk portret over tehuisopvoeding.

Elke reünie is hetzelfde. Behalve de geijkte rituelen rond de uitvoering zoals het herinneringsboek, de groepsfoto, en natuurlijk de belofte elkaar vaker te zien, worden - of men het wil of niet - dezelfde gedragspatronen van vroeger weer in gang gezet Rudie Kagie maakte mij nieuwsgierig naar dit fenomeen tijdens een eerdere bijeenkomst in de Balie in Amsterdam over de bio-industrie, waarachter dit keer de term biografie schuilging. http://reinswart.blogspot.com/2011/03/de-bio-industrie-2.html/

Kagie heeft mooie vlotte pen en dat maakt het lezen van Schuifkaas tot een feest, al zijn uithuisplaatsing en een gedwongen verblijf in een kindertehuis geen vrolijke gebeurtenissen. Kagie (1950) bracht zijn jeugd door in Nieuw Voordorp in Voorschoten omdat zijn vader getraumatiseerd was door de oorlog en zijn moeder uit huis gevlucht was. Gelukkig was er nog wel een opa die hem leerde om magisch te denken en hem daarmee hoop gaf voor de toekomst.

In dit Relaas van een reünie, zoals de ondertitel luidt, is de aanstaande reünie voor groepsleiding en pupillen van het kindertehuis de worst die ons wordt voorgehouden. Kagie treedt op uitnodiging van groepsgenoot Gerard Top toe tot de voorbereidingscommissie met daarin ook de vroegere directeur Karel Vreugdehil en pupil Henk, die na zijn geboorte al in het tehuis werd opgenomen en zich opwerkte tot groepsleider. De besprekingen verlopen niet gemakkelijk omdat er verschillende opvattingen. Gerard haakt af, omdat hij vreest dat het een feestje voor de groepsleiding gaat worden, terwijl hij juist een kritisch geluid wil laten horen. Gerard Top is een van de drie broers die door zijn ouders in een kindertehuis werd gedumpt. ’Zodra er een nieuwe Top bij was gekomen, was het van: hup, naar Nieuw Voordorp ermee.’ Broer Eugène is de mecenas die de kosten betaalt. Kagie is primair nieuwsgierig naar het kind dat hij was.

Kagie zit in de voorbereidingscommissie tussen twee vuren in. Hij wijt dat aan zijn jeugd waarin hij tussen zijn vader en moeder moest schipperen. Daarom ook koos hij al op jonge leeftijd voor het vak van journalist. Als neutrale toeschouwer kan hij overal buiten blijven. Het is spannend te lezen hoe Kagie zich op de komende ontmoeting met lotgenoten voorbereidt. In de twist tussen Gerard en Henk houdt hij zijn mond, maar omdat het wordt aangewezen als spreker zal hij zich toch moeten laten horen. Op het moment dat het reünieboek door de steile Henk gecensureerd wordt, voelde ik zelf de neiging om op te stappen. Het is treffend hoe hij Henk typeert: ‘Doordat hij weinig begrip opbrengt voor de pijn van andere oud-Nieuw Voordorpers, is hijzelf een onbegrepene geworden.’

In een afgewogen compositie wisselt Kagie de voorbereiding van de reünie af met zijn jeugdherinneringen aan het tehuis, dat in één zin getypeerd kan worden: ‘Het was kop dicht en gehoorzamen’. In snelle halen neemt Kagie de lezer mee. De korte zinnen en het ontbreken van aanhalingstekens tijdens dialogen verhogen de vaart. Het is wel duidelijk wie wat zegt. Schuifkaas was een plakje kaas dat een kwart van de boterham bedekte en met elke hap een stukje naar achteren opschoof. De schrijver demonstreert zelf de werking ervan:  http://www.youtube.com/watch?v=ojIYPSaQQ6U/

Het is interessant wat Kagie zegt over de verhoudingen tussen leiding en pupillen. Er bestond een aangeboren wantrouwen tegen de leiding, omdat die de vertrouwensband met de ouders niet in de weg mocht staan, zelfs wanneer de laatsten dat vertrouwen behoorlijk beschaamd hadden. Kagie kijkt terug op het raadselachtige huwelijk van zijn ouders, ondervindt de schaamte over hun falen en de moeite om bondgenootschappen aan te kunnen die niet onvoorwaardelijk zijn.

Hij spreekt over hun jeugd met Alfred Birney, wiens laatste boek over een rivier ik onlangs recenseerde. http://www.literairnederland.nl/2011/05/20/recensie-rivier-de-brantas-alfred-birney/ Birney, die van Indische Nederlandse afkomst is, kende een gelijkwaardige achtergrond als Kagie en schreef daarover in drie eerdere boeken. Beide mannen zien in hun gewelddadige vader zowel een dader als een slachtoffer. Birney kwam er pas later achter dat kameraadschap met de leiding van het tehuis een illusie was.

Hoewel een climax zoals in de film Festen van Vinterberg ontbreekt en ik graag meer had gelezen over het mechanisme over het terugvallen in oude rollen, is Schuifkaas ook zonder die elementen een aangrijpend, eerlijk en vermakelijk portret van een tehuisopvoeding, dat alle aandacht verdient.