Graham Swift (Londen, 1949) staat in de Engelse traditie van uitzonderlijke romanschrijvers als Ian McEwan, Tim Parks en John Banville, om maar enkele grote namen te noemen. Temidden van hen valt Swift op als iemand die zijn romans op een doorwrochte manier componeert. Hij schiet in zijn romans heen en weer in de tijd en hanteert een complex vertelperspectief. Het verleden is nooit eenduidig. In de massieve roman Waterland (1983), waarmee hij doorbrak, lopen persoonlijke en algemene Britse geschiedenis door elkaar en in De laatste ronde (1996), dat werd bekroond met de Bookerprize, klinkt een veelvoud aan stemmen van betrokkenen, die een vriend de laatste eer gaan bewijzen door diens as te verstrooien.
In zijn negende roman Was je maar hier, dat een bijzonder fraaie omslag met klaprozen heeft, zijn weer veel elementen met elkaar verweven. Het boerengezin Luxton uit het Zuid Engelse Devonshire, bestaande uit Michael en Vera met hun zoons Jack en Tom, krijgt te maken met de voortijdige dood van moeder Vera en het plotselinge vertrek van zoon Tom. Daarna wordt het bedrijf getroffen door de gekke koeien ziekte en moet het vee vanwege mond- en klauwzeer worden geruimd.
Jack, de hoofdpersoon in het verhaal, is een stugge Britse boerenzoon. Hij was de lieveling van zijn moeder en trouwt later met zijn buurmeisje Ellie Merrick. De veel jongere broer Tom is gek met de dorpsmeiden, maar na het doodschieten van hun zieke hond Luke door zijn vader vertrekt hij met medeweten van Jack op zijn achttiende verjaardag naar het leger. De verhouding met de buren is slecht. De vader van Ellie is een drinkebroer en haar moeder heeft de wijk genomen. Hun landerijen ligen naast elkaar. Het liefst zien ze elkaars ondergang tegemoet, maar door de BSE- en MZK- crisis worden beide boerenbedrijven gesloopt. Ellies moeder blijkt haar na haar dood een caravanpark nagelaten te hebben op het eiland Wight. Jack en Ellie gaan die na de vernietiging van de veestapel beheren. Jack wordt door de campinggasten aanvaard met al zijn eigenaardigheden.
Het verhaal begint op een sombere winterdag in 2006 waarin Jack van uit de slaapkamer uitkijkt over het caravanpark en wacht op zijn vrouw Ellie, die niet mee wilde naar de begrafenis van Tom. Door de vlucht van zijn broer en de dood van zijn vader voelt Jack zich een verdachte en vreest hij zelfs gearresteerd te worden. Na zijn terugkeer naar het eiland verlaat Ellie met ruzie het huis. De verhouding tussen de twee is toch al niet geweldig omdat Ellie graag in de winter verre reizen maakt en Jack het liefst thuis blijft. Het geladen jachtgeweer dat op het bed achter hem, waarmee zijn vader de hond doodde en later ook zichzelf, zorgt letterlijk voor dreiging op de achtergrond.
Het perspectief ligt behalve bij Jack, soms ook bij Ellie of anderen, zoals de heerlijk formele majoor Richards, die Jack komt informeren dat Tom dodelijk is getroffen in Irak door een bermbom. Swift werkt met sleutelzinnen zoals ‘Caravan Jacko’, waarmee Ellie haar voornemen te kennen geeft om het beheer van het caravanpark op zich te nemen, of zoals: ‘We moeten Saint Lucia maar afzeggen’, waarmee Jack na het bericht van het overlijden van Tom te kennen gaf dat hij niet op vakantie naar de Caraïben wil. Ook de titel Was je maar hier komt vaak terug. Hiermee stelde Jack Ellie in kennis van een uitstapje dat hij ooit in de zomer met zijn broer en moeder naar de kust maakte, en waarvan hij later vermoedde dat Ellie jaloers was omdat ze er nooit op reageerde. Inmiddels vraagt Jack zich af wat de waarde van die verzuchting nog is.
In het boek is een bijzondere rol weggelegd voor de zilveren oorlogsmedaille die door moeder Vera aan haar zoons getoond wordt. Daarachter gaat het verhaal schuil van de ooms George en Fred, die beiden in de eerste wereldoorlog om het leven kwamen en waarvan de verkeerde werd beloond voor zijn betoonde moed. Deze token wordt bij belangrijke gebeurtenissen zoals Remembrance Day (Veteranendag) door vader Michael meegenomen en ook door Jack als hij zijn dode broer gaat ophalen.
Met een hele grote boog, waarin het drama wordt ontvouwd, keren we terug naar het dreigende begintoestand. Met een ontgoochelde Jack die weet dat hij tijdens de begrafenis van Tom de kans heeft gemist om zich uit te spreken, net als eerder tegen zijn vader tijdens de laatste Remembrance Day. ‘Het leven en alle kennis die je daarin opdeed, die waren onverdraaglijk,’ stelt de man wanhopig vast.
Graham Swift balt veel van wat nog komen gaat op een cryptische wijze samen in de eerste hoofdstukken. De lezer moet maar raden waar het allemaal over gaat. ‘Hoe kon Jack nu hebben gezegd wat hij had gezegd?’ staat er bijvoorbeeld. Pas na zo’n honderdvijftig bladzijden komt er schot in de zaak. Als Jack op weg gaat om het lichaam van zijn dode broer op te halen van de luchtmachtbasis en in het familiegraf te begraven krijgt het verhaal meer vorm en vaart en begint het in het hoofd van de lezer te beklijven.
Het is de vraag of dat raadselachtige begin nodig was. Soms wordt een zin zelfs herhaald:
‘Het geweer. Dat verdomde geweer, waar hij maar geen afstand van wilde doen. Ze had hem er nooit toe kunnen overhalen er afstand van te doen.’ Ik vraag me af of dit een misgreep is van de vertaler, van Swift of dat hij dat juist wilde. De overvloedige herhaling maakt het boek ongeschikt voor een beginnende lezer en voor jongeren die een snel en flitsend verhaal willen lezen. Anderzijds wordt een lezer die doorzet beloond. Swift gaat de diepte in, verplaatst zich meesterlijk in de wanhopige gemoedstoestand van Jack, voelt diens onvermogen sterk mee en schrijft daarmee waarlijk grote literatuur.