Pages

dinsdag 31 januari 2017

Recensie: De wereld van gisteren (1990), Stefan Zweig


Memoires over stukvallend Europa lezen als een trein

Stefan Zweig (1881-1942) beschreef, voordat hij samen met zijn tweede vrouw in 1942 zelfmoord pleegde, in Brazilië zijn herinneringen aan Europa, dat van een gecultiveerde en stabiele samenleving veranderde in een gebied van moord en doodslag. Geboren in een welgesteld joods gezin in Wenen, hoofdstad van de Habsburgse rijk, maakte Zweig eerst de ondergang van dat rijk mee en vervolgens de opkomst van het nationaal socialisme. Zijn relaas is uitermate actueel. Ook nu weer wordt aan de grenzen van Europa getornd en wordt de Europese gedachte van alle kanten ondermijnd, niet in de laatste plaats door de Europese Unie zelf. Het lezen is daarom een deja-vu ervaring. Het is te hopen dat men dit keer lering trekt uit het verleden en niet weer de fout maakt om opgehoopte spanningen met geweld te willen oplossen, want dat kent alleen maar verliezers, hoe hard de burgers in de verschillende landen net als nu ook schreeuwden om een oplossing van hun problemen.

Zweig tekende zijn herinneringen op zijn zestigste op zonder documentatiemateriaal om zich op te baseren, maar misschien maakt dat juist ook wel de charme van zijn memoires uit. Hij verliest zich niet in details, maar houdt de lijn van zijn leven op een boeiende manier strak. In het begin constateert hij dat hij overal een vreemdeling is geweest. Met smart kijkt hij terug op de gouden eeuw van de Oostenrijkse monarchie met keizer Franz Joseph als boegbeeld. Nooit had hij het idee dat daar een einde aan zou kunnen komen. De cultuur floreerde en de joden namen daarin een belangrijke plaats in. In die tijd reisde men nog zonder paspoort, zoals hij naar India. Af en toe stelt hij zichzelf ook vragen waarop hij zelf het antwoord niet weet zoals waarom hij zich liet goedkeuren voor het leger.

Het schoolsysteem was dermate ouderwets en autoritair dat jongeren liever de stad in gingen om zich te laten informeren over de wereld. In de Weense koffiehuizen was genoeg te ontdekken wat dat betreft. De sfeer was heel preuts in die dagen. Zweig herinnert zich een tante die zich doodschrok toen haar man haar in de huwelijksnacht wilde uitkleden. Hij is jaloers op de hedendaagse jeugd die met minder taboes te maken heeft. Zelfvertrouwen werd hen niet vanzelf aangereikt. Veel leerde hij van de Universitas Vitae, zoals de titel van een hoofdstuk luidt. Hij kwam daardoor tot zijn eerste dichtbundel Silberne Salten, al vond hij die later te extatisch. Hij noemt het een geluk dat hij werd opgenomen in een literair tijdschrift van de latere zionist Theodor Herzl. Het is prachtig zoals Zweig hem in zijn hoedadigheid als literaire redacteur beschrijft. Daarna volgen nog vele andere portretten van belangrijke lieden die hij ontmoette, waaronder Rudolf Steiner, Walther Rathenau en Sigmund Freud.

Reizen door Europa maakten van Zweig een kosmopoliet. Zijn dienstplicht als oorlogsschrijver maakte dat mogelijk. In 1917 stopte het werk en verbleef hij in Zürich. Hij voelde zich vooral op zijn gemak bij geestgenoten als Rilke, Rodin en Yeats, die hij bezocht. Ook verkende hij India en de Verenigde Staten. Met de Franse dichter Romain Rolland, die een essay tegen de oorlog schreef, deelde hij een sterk Europees bewustzijn in de tijd dat het nationalisme in opkomst was. Ook met de Belg James Ensor had hij een sterk saamhorigheidsgevoel. Al deze kunstenaars hadden een bloedhekel aan de oorlog die tussen hun landen woedde. Aan de grens met Oostenrijk zag Zweig troonopvolger Karl in 1918 de wijk nemen. Het neutrale Zwitserland was een hemel geweest vergeleken bij het armoedige land waarin hij terugkeerde. In zijn huis op een berg in Salzburg was het vooral koud. De geldontwaarding maakte het leven er niet gemakkelijker op. Eerst kwamen de Duitsers naar Oostenrijk om zich zat te drinken, daarna ging het andersom. De breuk met de traditie bood kansen, maar helaas werden die niet verwezenlijkt. De Volkenbond die Woodrow Wilson oprichtte kreeg door onderlinge onenigheid geen voet aan de grond.

Zweig maakte vanaf 1919 met zijn vrouw - die dan voor het eerst en voor het laatst wordt genoemd – opnieuw reizen naar omliggende landen. In Italië zag hij de opkomst van het fascisme, in Berlijn de orgieën van de decadente elite. De nieuwe Mark leidde tot een normalisering van het leven tot 1933 toen Hitler aan de macht kwam. Zweig brak door met zijn werk, naar eigen zeggen vanwege zijn weerzin tegen wijdlopige beschouwingen. Anders dan vele auteurs bleef hij zelf liever anoniem. In 1928 bezocht hij Rusland op uitnodiging om te spreken op het landgoed van Tolstoi. Zweig begreep dat anderen gegrepen werden door de Russische revolutie, maar zelf hield hij afstand. Hij had weer contact met Gorki die eerder in ballingschap leefde in het Italiaanse Sorrento. Terug in Oostenrijk beleefde hij een culturele opleving in zijn stad vanwege de Salzburger Festspiele. Het was wrang dat hij vanuit zijn huis uitkeek op een berg waar zijn aartsvijand woonde. Zelf hield hij zich behalve met schrijven bezig met het verzamelen van manuscripten van culturele coryfeeën.

De samenwerking met Richard Strauss viel in ongenade bij de nazi’s, vandaar dat hij naar Londen ging om lucht te happen. Een intimiderende huiszoeking in 1934 maakt dat voor langere tijd in Londen verblijft. Hij woont een boeiend debat bij tussen de schrijvers Shaw en Wells, bezoekt in 1936 een PEN congres in Argentinië, gaat nog een laatste keer naar zijn moeder in Wenen, die aan het begin van de oorlog overlijdt. Hij is blij dat haar veel lijden gespaard is gebleven, maar treurt zelf om het verlies van zijn land, dat zich een jaar daarvoor onder dwang bij Duitsland aansloot. Hij praat daarover met Freud, die later ook naar Londen kwam. In Bath trad hij nog in ondertrouw, maar door het rumoer over de komende oorlog werd er niet meer getrouwd. De verdere reis en het verblijf in Brazilië met zijn tweede vrouw komen niet meer aan de orde. Uiteindelijk is Zweig machteloos tegen het noodlot, zoals uit een fragment uit het begin van zijn boek blijkt:

Tegen mijn wil ben ik getuige geworden van de vreselijkste nederlaag van het verstand en de meeste woeste triomf van de beestachtigheid in de beschreven geschiedenis; nog nooit – ik noteer dit absoluut niet met trots, maar met schaamte – heeft een generatie zo’n morele terugval, van zo’n geestelijke hoogte, doorgemaakt als de onze.’

De fraaie vertaling van Willem van Toorn in de reeks Privé domein maakt het lezen tot een genot. De stijl van Zweig is, net als zijn herinneringen, van superieure kwaliteit.

Hier de site van het Stefan Zweig genootschap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten