Hallucinerende taal van zieke vrouw beneemt lezer de adem
Het romandebuut Onheilig
van Roos van Rijswijk (1985) kreeg eind vorig jaar een vorstelijk onthaal.
Het verhaal over een moeilijke moeder zoon relatie, vertelt in negen
hoofdstukken waarin we afwisselend de zieke moeder Angelique horen en over haar
zoon Miguel, blijft echter niet op het hallucinerende hoge niveau waarop de
roman begint. In het eerste hoofdstuk, geschreven in briefvorm door de Amsterdamse
Angelique de Waal aan haar behandelende psychiater Jacoba, lezen we in een
vervreemdende stijl met verrassende wendingen over haar moeilijke leven en haar
doodswens op een manier die in de verte aan een klaagzang van Jan Arends doet
denken, maar dan in een moderner tijd geplaatst:
’Wat is de hel,
Jacoba? Ik denk dat de hel is voor altijd moeten voelen hoe je alles gemist
hebt. Het constante geluid van kinderen in doodsangst, de immer aanwezige geur
van mandarijnen, nergens wijn, nergens weed, een elk kwartier het stokje van
een goedkope ijslolly moeten slikken.’
Behalve van Jacoba ontvangt vijftiger Angelique ook steun
van haar vriend Leendert die werkzaam is in een coffeeshop en weed meebrengt om
haar fysieke- en levenspijn te verminderen. Dat is wel af te lezen van de
manier waarop ze schrijft. Dat Angelique flink in de slappe was zit na de
erfenis van haar verongelukte man Alfons, maakt haar leven niet gemakkelijker.
Het feit dat ze een zoon heeft van een verder onbekende Mexicaan, met wie ze ooit
een slippertje maakte, zorgde voor de nodige uitstoting. Haar zus met wie ze
nog wel contact heeft, is een voorbeeld van het gebrek aan hartelijkheid dat
Angelique in haar omgeving ontmoet. Haar taalgebruik is doorspekt met gekte
zoals veelvuldige verwijzingen naar de vallende ziekte.
Het tweede hoofdstuk wordt verteld vanuit de wereld van Miguel
die, om een nieuw leven te beginnen, zijn intrek heeft genomen in het niet
noemenswaardige plaatsje Nieheim in het westen van Duitsland. Hij woont daar in
een woning op een berg die hij zelf heeft opgeknapt en verdient samen met zijn
oersterke maar net zo domme landgenoot Jorge, grote fan van de band Unheilig, de kost met klusjes en kersen
plukken. om in het onderhoud te voorzien. Ze voetballen in hun vrije tijd in
een park en geven hun geld uit in de kroeg van Eduard waar ze andere voetballers
ontmoeten.
De grap is dat de moeder een brief naar haar zoon stuurt
maar daar geen reactie op krijgt. Ze reist naar hen toe terwijl de jongens op
dezelfde tijd naar Amsterdam gaan en moeder en zoon elkaar dus nimmer bereiken.
De moeder neemt haar intrek in een hotel en hoort in een lokaal museum over de woning
van haar zoon waar ze een kijkje neemt, de jongens huren een huis via Airbnb,
dat echter hun verblijf niet helemaal zonder schade overleeft. De
verlatingsangst is in de roman te snijden. De gedachten van Miguel aan zijn
Mexicaanse vader zijn nooit ver weg. Daarnaast is er ook sprake van een hond
Wodan die er helemaal niet is, maar die later in de gedaante van een kat die
jongens opnemen.
Van Rijswijk werpt flarden van dit verhaal naar de lezer als
zijn het brokken voor een hond. De lezer mag daaruit zelf zijn eigen beeld
scheppen, zoals in het geval van het scheermes dat Miguel in het Airbnb pand
vindt. Het is mooi dat Van Rijswijk de lezer de gelegenheid geeft de gedachten
zelf af te maken, maar daarmee overtuigt ze, ondanks een overweldigend begin,
nog niet helemaal. In deze eerste roman zet ze echter wel de toon met een
geheel eigen stem die nieuwsgierig maakt naar meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten