Pages

dinsdag 4 december 2012

James Ensor - Duivels die mij sarren (2010), documentaire van Hans Quatfass



De Belgische Van Gogh

De camera toont ons de Vlaanderenstraat in Oostende, vlak achter de zeedijk, waar Ensor (1860 – 1949) aan het eind van zijn leven woonde en dat nu een museum is. In zijn laatste levensjaar kreeg hij aldaar bezoek van de Engelse schrijver J.P Hodin die hem vroeg naar zijn levenswerk De Intrede van Christus te Brussel (1889) dat hij op 28 jarige leeftijd schilderde en opgerold in huis bewaarde. Op het levensgrote doek zien we Christus heel in de verte op een ezeltje, met op de voorgrond de burgerij, die zich veel belangrijker achtte. Hodin herkende elementen van surrealisme als van symbolisme, impressionisme en expressionisme, maar Ensor hield er niet van in een hokje gestopt te worden. Hodin voelde zich in een toneelstukje toen Ensor bij het afscheid zijn hand wilde kussen.

In de documentaire neemt Xavier Tricot ons mee naar het Oostende van 1860 dat omgeven is door stadswallen. Van vissersdorp wordt het een mondaine badplaats met toeristen. De vader van Ensor is een Engelse ingenieur, zijn moeder komt uit een middenstandsmilieu. Na James komt nog een dochter, Mitche genoemd. Zijn vader raakt na een mislukte carrière aan de drank en wordt overheerst door zijn vrouw, die een winkel drijft in souvenirs en maskers.

James schildert de omgeving van Oostende en probeert vooral het licht te vatten. De klassieke opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel kan hem niet bekoren. Hij voelt zich beter thuis bij de vrijzinnige Rousseaus met hun begeestering voor anarchie en revolutie.

Terug in Oostende in 1880 helpt hij zijn moeder in de souvenirwinkel en schildert in zijn vrije tijd. Vanuit zijn zolderkamer heeft hij zicht op de toeristen die door de stad zwermen. Hij verkoopt niet goed, maar hij heeft nog wel een band met de getrouwde Mariette Rousseau, hoewel die onbereikbaar voor hem is. Later leert hij Augusta Boogaerts kennen, die zijn moeder in de winkel helpt. Ze krijgen een relatie maar wonen niet samen. Ensor was niet zo handig met vrouwen, beter in het weergeven van het licht.

In 1884 maakt Ensor deel uit van de avant gardistische groep Les Vingts. Hij schildert over muziek. Ook zijn vroegere leraar Khnopff deed dit. Ensor beschuldigt hem van plagiaat en valt weer terug op de Rousseaus.

Na het overlijden van zijn vader in 1887 begint hij meer maskerachtig te schilderen. Vroeger speelde hij al met maskers die zijn moeder verkocht en zijn oma hield van verkleedpartijen. Zijn atelier wordt een scène voor zijn werk, waarin hij zijn emoties vertaalt. Hij heeft een bloedhekel aan gezagsverhoudingen. Hij is boos op Seurat die met zijn pointillisme meer aandacht kreeg. Met hulp van de intellectueel Demolder krijgt hij meer publiciteit, maar met zijn stijgende roem dooft het geniale van Ensor uit. Hij is meer bezig met de organisatie van zijn tentoonstellingen en met musiceren op een harmonium. Als Stefan Zweig eens bij hem op bezoek is, laat hij trots zijn polka’s horen en toont met tegenzin zijn schilderwerk.  

In 1949 wordt hij begraven in Oostende. Hij had daar de bijnaam Pietje de Dood omdat hij een bleek gezicht had en een lange zwarte jas droeg. Een gecompliceerd mens, maar een geweldig kunstenaar, zoals dat heet.    

Hier meer over Ensor, onder andere filmpje van zeven minuten waarin Hans Quatfass over Ensor spreekt en Ensor zelf ook te beluisteren is (onderaan zijn biografie).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten