Pages

vrijdag 22 december 2017

Sasja Janssen over Happy, VPRO Boeken, 10 december 2017


Over poëzie valt moeilijk te praten

Het is alweer enige tijd geleden dat ik Sasja Janssen (1968), die ooit begon als prozaschrijfster, hoorde voordragen. In 2012 trad ze op tijdens de Avond van nieuwe Poëzie in Landgraaf en las ze voor uit de bundel Verlaat. Na het gesprek dat Jeroen van Kan met haar heeft, leest ze het gedicht Flatterzunge voor uit haar nieuwe gedichtenbundel Happy. Dat gaat over een muziektechniek waarbij men blaast een tegelijk een rollende r maakt. Ze kent dit omdat ze lang fluit speelde.

Van Kan zegt dat de titel van de bundel omineus klinkt.
Janssen antwoordt dat ze het eerder niet als titel gekozen had omdat het zo’n lelijk woord is, maar het eerste gedicht dat ze na haar vorige bundel schreef, luidde aldus, naar aanleiding van een Engels liedje dat toen grijsgedraaid werd op de radio. Ze wordt zelf niet gelukkig van de term, zoals ook geldt voor andere termen die uit het Engels komen. Ze moest aan John Austin denken, een taalfilosoof die de voorwaarden formuleerde waaraan een taalhandeling dient te voldoen.

Van Kan zegt dat haar reactie op de term anders is dan die van de meesten anderen. Hij haalt ook een andere term aan die in haar bundel voorkomt, namelijk in je kracht gaan staan.
Janssen antwoordt dat de laatste term past in de idee van het loslaten, ook al is onduidelijk hoe men dat dient te doen. Het gaat eerder om algemeenheden die geen troost bieden. Wel wordt ze gelukkig van het schrijven van poëzie. Daarmee stelt ze een daad van zijn, vertelt ze zichzelf iets en geeft ze iets terug.

Van Kan vraagt of ze moet weten waar ze in haar gedichten naar toe wil.
Janssen antwoordt dat ze dat liever niet weet. In Happy schrijft ze over het leven dat nu plaats vindt en vroeger en ideeën die met elkaar verweven zijn. Na enkele zinnen neemt het gedicht het van haar over en dwingt haar een bepaalde kant op te gaan. Dat is verrassend. Ze vergelijkt het met het gedicht Het kind en ik van Nijhoff waarin kind en schrijver met elkaar verweven zijn. Poëzie gaat om het bevrijden van wat er niet staat.

Van Kan vraagt wanneer er verwantschap tussen de gedichten ontstaat.
Janssen zegt dat dit soms iets van de lange adem is. Ze vertelt haar studenten dat het wel ergens samenkomt omdat het allemaal uit dezelfde koker komt. In Happy ontdekte ze dat meerdere gedichten een Engelse titel droegen. Tijdens het rangschikken ontstaat soms een rode lijn, die ook voor haarzelf nieuw is. Soms helpt een recensie om een nieuwe invalshoek te ontdekken. Tijdens de voorbereiding van dit gesprek probeerde ze de bundel te analyseren en zag ze meer overeenkomsten bijvoorbeeld in de vorm van de ballade. Ze gebruikte een motto van Nijhoff voor de bundel dat verwijst naar een land dat er niet is. Poëzie neemt je mee daarnaartoe.

Van Kan zegt dat het een nieuwe werkelijkheid schept.
Janssen antwoordt dat ze de wereld een plek geeft in zichzelf. Daarom gebruikt ze liever poëzie dan gewone taal.

Van Kan merkt op dat het lastig is om over poëzie te praten.
Janssen beaamt dat de dichter soms ook niet precies weet wat hij of zij doet.

Hier de website van Sasja Janssen, waarop het titelgedicht uit de bundel Verlaat, hier mijn verslag van Avond van nieuwe Poëzie, hier Het kind en ik van Nijhoff, hier het gedicht Flatterzunge op OoteOote.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten