Pages

dinsdag 28 maart 2017

Wessel te Gussinklo over De weergekeerde bloem, VPRO Boeken, 26 maart 2017


Het raadsel van het bestaan kiert tussen het alledaagse door

Wie schrijft, die blijft. Nog niet zo lang geleden had Wim Brands een gesprek met Wessel te Gussinklo over zijn roman Zeer helder licht (2014), inmiddels ligt er een nieuw dik boek op tafel bij Carolina Lo Galbo met de titel De weergekeerde bloem. Te Gussinklo praat erover op zijn eigen gedreven en euforische wijze.

Lo Galbo leidt het gesprek in door de hoofdlijn van het boek te schetsen, waarin Hajé en Marcel, twee beginnende schrijvers met een tegengesteld temperament een vampiristische vriendschap ontwikkelen, zoals zij dat noemt. Ze vraagt of ze daarmee niet te veel verklapt, maar dat is volgens Te Gussinklo niet het geval. Het einde ligt voor de hand maar wie dat niet weet, heeft nog een Aha Erlebnis te goed.

Lo Galbo wil weten wat een symbiotische vriendschap inhoudt.
Te Gussinklo heeft die meegemaakt in zijn puberteit en ook nog eens later. Dat soort boezemvriendschappen komt niet vaak voor. In het boek gaat de verhouding zijn eigen gang, net als Mulisch over zijn verhouding met Donner in De ontdekking van de hemel. Een ander boek waarin een symbiotische vriendschap beschreven staat is Boven het dal van Nescio: twee vrienden zijn aan de wandel en kunnen maar geen afscheid van elkaar nemen. Ook Hampton Court van Menno ter Braak valt in deze categorie. In De eeuwige echtgenoot van Dostojevski is sprake van een parasitaire verhouding. In De weergekeerde bloem heeft Hajé veel te vertellen hetgeen door Marcel dankbaar wordt opgezogen. De laatste zegt niets terug maar is wel de eerste die publiceert. Hij maakt gebruik van de mogelijkheden en heeft ambitie en talent.

Lo Galbo vraagt of Te Gussinklo zelf graag in de voetsporen van Marcel was getreden.
Te Gussinklo zou dat op dit moment niet meer willen, maar vroeger wel, al lukte het hem toen niet zijn gedachten op papier te krijgen. Hij praatte er meer over dan erover te schrijven. Hij stelde zichzelf te hoge eisen waardoor hij niets op papier kreeg. Hij las de grote meesters zoals Dostojevski, Stendhal en Sartre. Nederlandse schrijvers halen dat niveau niet, al is Mulisch daarop een uitzondering, maar de meesters verhinderden hem niet om zelf ook een poging te wagen. Ondanks zijn onzekerheid was er de wil om zichzelf uit te drukken en, net als de bovengenoemde meesters, het raadsel van het bestaan te ontsluieren. In De weergekeerde bloem wordt dat door de kieren van het alledaagse zichtbaar.

Lo Galbo vraagt hoe dit geheim te ontrafelen is.
Te Gussinklo antwoordt dat je het niet echt kunt zien, maar dat het wel mogelijk is de intensiteit ervan zichtbaar te maken. Hij maakt de vergelijking met het zicht op de sterrenhemel, die ook door Beethoven als groots werd ervaren. Zelf komt hij in zijn roman af en toe tot een passage die de moeite waard is.  

Lo Galbo blijft op aarde en merkt op dat er weinig gepsychologiseerd wordt door in de roman, maar dat we elke gedachte van Hendrik Johannes volgen.
Te Gussinklo verbindt aan deze opmerking zijn stelling dat ieder mens een huichelaar is, ook in de literaire wereld en dat er een hele wereld achter het hypocriete gedrag zit, dat zichtbaar gemaakt kan worden. De vriendschap tussen Hajé en Marcel kan nooit wat worden, omdat men graag zelf met de eer wil gaan strijken.

Volgens Lo Galbo zit er ook veel humor in de roman.

Hier een uitgebreid leesfragment op de site van Athenaeum Boekhandel, hier mijn verslag van het gesprek van Wim Brands met Te Gussinklo over Zeer helder licht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten