Pages

maandag 27 maart 2017

Robbert Welagen over Nachtwandeling, VPRO Boeken, 26 maart 2017


Ambitieuze schrijver en door de wol geverfde rechercheur strijden om het geluk

Robbert Welagen (Dordrecht, 1981) schrijft al zo’n tien jaar. Zijn zevende roman Nachtwandeling gaat over de fictieve schrijver Jacob van Herwijnen die de Libris literatuurprijs wint maar daarna in de Amstel verdrinkt. Inspecteur Mudde buigt zich over de zaak en komt veel te weten over het literaire wereldje.

Carolina Lo Galbo roemt het idee om een schrijver als uitgangspunt te nemen en vraagt hoe Welagen daar zo op gekomen is.
Welagen zegt dat hij op het idee kwam toen hij zelf genomineerd werd voor zijn roman Het verdwijnen van Robbert (2013). De setting in het Amstel Hotel met schrijvers, uitgevers en andere belangstellenden bood een mooie gelegenheid voor een satire over de literaire wereld. De moordzaak kwam daar pas later bij.

Lo Galbo vraagt waarom hij er een politieroman van gemaakt heeft.
Welagen antwoordt dat hij van het genre houdt. Hij keek vroeger thuis al met zijn ouders naar bepaalde detective series die niet voortgedreven werden door adrenaline maar waarin het landschap een rol speelde en gewone mensen misdaden begingen.

Lo Galbo merkt op dat in die romans spanning vaak met een truc wordt opgebouwd.
Welagen verwoordt dit standpunt ook in zijn boek aan de hand van een uitspraak van een schrijver die door Mudde verhoord wordt, maar is het daar zelf niet mee eens. Hij meent dat het literaire genre en de detective naast elkaar kunnen bestaan. De detective is meer dichtgetimmerd met een uitgedacht plot en een duidelijk kader waar men mee kan spelen, terwijl in de literaire roman de mogelijkheden onbegrensd zijn. In zijn eerste drie romans was de sfeer dromerig en verstild, pas in de vijfde roman Het verdwijnen van Robbert, een alternatieve geschiedenis van zijn eigen leven, kon hij zijn zelfcensuur loslaten en zonder taboes schrijven wat hij wilde.

Lo Galbo vraagt of Nachtwandeling een vervolg is van Het verdwijnen van Robbert.
Welagen ontkent dit, hoewel het eerste boek ook een detective element kende en beide boeken over een schrijver gaan. Dit keer gaat het echter over iemand van wie de identiteit samenvalt met zijn schrijverschap. Welagen vindt het verleidelijk dat zelf ook te gaan doen, maar doorziet de valkuil waarin men dan stapt. De inspecteur die, anders dan Van Herwijnen, door schade en schande wijs is geworden, kan zijn vak reliativeren en heeft thuis in de buurt van ’t Twiske nog een ander leven.

Op de vraag van Lo Galbo op wie hij zelf het meest lijkt, antwoordt Welagen dat hij beiden in zich heeft. Hij kijkt als schrijver met de nodige zelfspot naar zichzelf. Hij is wel benieuwd of hij zich tot een ambitieus schrijver zal ontwikkelen dan wel dit idee los zal kunnen laten, maar gaat mee met de mening van Lo Galbo dat het ook alle twee kan. Toen hij achttien jaar oud was, hoorde hij van een meisje dat hij veel relativeringsvermogen had, dus snel zal hij niet in een tunnelvisie terechtkomen.

Lo Galbo merkt op dat Mudde graag wil weten waarom schrijvers prijzen willen winnen.
Welagen zegt dat schrijvers in dat opzicht vrienden en vijanden van elkaar zijn en niet eens zo verschillen met andere beroepsgroepen. Het was fijn om zijn eigen biotoop te beschrijven en had daar veel plezier in.

Lo Galbo merkt op dat Mudde heel wat gelukkiger is dan de schrijver.  
Welalgen betwijfelt of een grote ambitie inderdaad wel zo gelukkig maakt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten