Pages

dinsdag 24 april 2012

Jan-Hendrik Bakker over Grond, VPRO-boeken, 22 april 2012


Bietenvelden op flatgebouwen.

In het kader van het thema Leve de stad spreekt Wim Brands met filosoof Jan-Hendrik Bakker over aards denken en een groene stad, zoals de ondertitel van Grond luidt.

De eerste planoloog was Kaïn die na de moord op zijn broer een stad bouwde. Augustinus vond een stad een verdorven plaats. Hij associeerde de stad met een verdorven leven.

In Grond komt de uitvinding van het prikkeldraad aan de orde.
Tijdens een landbouwtentoonstelling in de Midwest rond 1880 werden planken getoond met stekels. Die stekels werden later op ijzerdraad gezet en dat betekende een revolutie. Als een epidemie gingen de rollen de V.S. over. Eindelijk konden veeboeren hun land afzetten en kolonisten hun grondgebied claimen.

Wim Brands vraagt hoeveel grond per persoon nodig is voor de voedselproductie. Bakker gaat uit van een halve hectare maar dat lijkt me rijkelijk veel of hij moet uitgaan van het concept van de voetafdruk waarin alle milieubelasting wordt meegewogen. Bakker ergerde zich eraan dat steden door hun uitdijende buitenwijken leger worden. Weilanden verdwijnen uit het centrum omdat grond duur is en overal in de stad gebouwd wordt. Stedenbouwkundigen denken teveel in financieel-economische termen. Rendement staat voorop. Anders zouden wijken diverser kunnen zijn en kinderen meer gelegenheid hebben om te bewegen. Bakker zelf is van 1953 en speelde veel op weilandjes aan de rand van de stad. 

Bakker sprak voor zijn boek over de filosofie van het wonen met veel personen, zoals een volkstuinder, een doodgraver, een Rotterdamse stadsarcheoloog en een Palestijnse vluchteling. Hij noteerde hun verhalen. Een vrouw uit een Brabants boerenmilieu die naar de stad trok vertelde hem over de beleving van hun grondgebieden, die allerlei namen hadden, hetgeen zo vreemd niet is onder boeren, dacht ik.
Een vrouwelijke volkstuinster van 93 jaar die al veertig jaar tuiniert, ontvangt haar kleinkinderen en achterkleinkinderen op de volkstuin. Ze heeft de tuin vooral aangehouden vanwege de sociale contacten. Soms ligt er een bloemkool van de buurman op haar terras.

Brands vraagt wat er met de stad moet gebeuren.
Bakker antwoordt dat de voedselproductie dichterbij de stad moet plaatsvinden, omdat het transport te duur wordt. In Detroit gebruikt men braakliggend gebied als landbouwgrond en houdt men ook geiten. Het is een voorbeeld van een groene stad. Ook in oude fabriekshallen kan voedsel geproduceerd worden.

Brands vraagt of stedenbouwkundigen daaraan zullen willen.
Bakker zegt dat ze wel zullen moeten. In transition towns vindt een menging plaats van stad en platteland. 

Zelf denk ik dat een kortere lijn tussen productie en consumptie ook de sociale cohesie versterkt in een tijd van globalisering, zodat mensen meer grip krijgen op hun leven.

Brands ziet de bietenvelden al op de daken van flats. Wellicht verleidde het beeld hem tot een gedicht daarover op de Dag van de Poëzie, op 22 april in Landgraaf.

Zie ook mijn verslag van de Tegenlicht-uitzending Florida aan de Schelde, onder andere over de biologische landbouwer Van Hootegem in Zeeland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten