Pages

zondag 13 mei 2018

Filmrecensie: Kenau (2014), Maarten Treurniet


Knullige weergave van Haarlemse strijd tegen de Spanjaarden

De kritiek van schrijfster Tessa de Loo, die een roman schreef op basis van het script van Kenau, ging aan de film vooraf, maar dat het eindproduct zo onbeholpen zou zijn, had ik niet verwacht. De gevechtsscènes zijn knullig, spanning wordt opgewekt door chaotische beelden voor te schotelen, de dialogen tussen de dochters van Kenau zijn soapachtig en verder zelden overtuigend. Kenau is daarmee het zoveelste voorbeeld van een mislukte historische Nederlandse speelfilm.

Regisseur Maarten Treurniet begint met een schets van het leven op de werf waar Kenau Simonsdochter Hasselaer na de dood van haar man de leiding heeft. Op de werf ligt een schip dat bedoeld is voor de scheepsman Duyff, die een bedenkelijke rol in het verhaal speelt omdat hij met de Spanjaarden heult en later in de stad onthoofd wordt. De rampspoed voltrekt zich al meteen als een knecht van Kenau een mast van het nieuwe schip op zijn hoofd krijgt en in het water valt waarna Kenau een reddingspoging onderneemt die slaagt waarna ze door haar dochters Kathelijne en Gertruide stevig omarmd wordt. Later wijst Kenau het geld van Duyff af omdat het van de Spanjaarden afkomstig is. Ze zet de buidel neer voor het stadsbestuur waarmee zij het lot van de scheepsman tekent.

De relatie tussen moeder en dochters is overigens niet even innig. Gertruide aart naar haar overleden vader en probeert samen met Pieter de zoon van Wigbold Ripperda, die de gezant is van Willem van Oranje, onrust te zaaien onder de katholieken, onder andere door een beeld omver te werpen in de Bavokerk. Op hun vlucht worden ze gepakt en naar een kasteel in de buurt van Utrecht gebracht waar ze op de brandstapel belanden. Ripperda, Kenau en Kathelijne komen nog net op tijd om hun kinderen in leven te zien, maar kunnen niet voorkomen dat ze aan het vuur ten prooi raken. Kathelijne heeft de tegenwoordigheid van geest om haar zus dood te schieten en zo een vreselijk einde te besparen. Dat komt haar wel op de woede van haar moeder te staan, die pas op het eind van de film wijkt, als ze kritiek krijgt van andere vrouwen op haar hardvochtige houding over haar dochter, onder andere op haar verhouding met een Vlaamse huurling.

De relatie met Ripperda voltrekt zich evenmin gemakkelijk. De vader van Pieter wil eerst weinig van de hulp van Kenau weten, maar als die een leger van witte vrouwen tot haar beschikking heeft gekregen en hij verder een gebrek heeft aan soldaten omdat het leger van de prins inmiddels naar Alkmaar getrokken is, aanvaardt hij haar inbreng. Kenau kan dan al niet meer voorkomen dat de Spanjaarden de stad binnenvallen, maar Ripperda wijst haar erop dat ze er wel voor gezorgd hebben dat men in Alkmaar de wallen heeft kunnen inrichten voor de verdediging en dat ze het Spaanse leger door in de winter tussen 1572 en 1573 een half jaar stand te houden, hebben verzwakt.

Monic Hendrickx speelt de hoofdrol maar overtuigt niet geheel. Ze mist in haar optreden het volkse dat men verwacht bij de weduwe van de eigenaar van de scheepswerf. een van de aardigste scènes speelt zich af op het ijs waar de Spanjaarden met rook in een hinderlaag gelokt worden waarna Kenau en haar vrouwen het voedsel bemachtigen dat de Spanjaarden met zich mee voerden. Die scène is echter niet genoeg om de film tot een geloofwaardige historische productie te maken. Dat genre kunnen we beter aan de Engelsen overlaten.   

Hier de trailer, hier mijn verslag van de lezing van Tessa de Loo.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten