Pages

woensdag 28 december 2016

Recensie: Lof der schaduw (1994), Junichiro Tanizaki


Ode aan de duisternis is kritiek op de wegwerpcultuur

De Japanse schrijver Junichiro Tanizaki (Tokio 1886 - Kyoto 1965) schreef in 1933 een ontwerp van een Japanse esthetica, Lof der schaduw genoemd. Volgens de achterflap waren de inrichting van een eigen huis voor hem aanleiding de voor- en nadelen van geïmporteerde verworvenheden als verwarming, elektrische verlichting en sanitair tegen elkaar af te wegen en deze voortbrengselen van de westerse techniek te confronteren met de Japanse traditie waarin het geheim van de schaduwen een centrale plaats inneemt.

De lofzang over deze schaduw, een onderwerp dat vorig jaar nog door De warme winkel in het theater onder de aandacht werd gebracht, is dan ook vooral een ode aan de donkere omgeving, waarin de verbeelding meer kans krijgt dan in het afstompende, volle licht. Onwillekeurig moest ik tijdens het lezen denken aan de fel verlichte fastfoodrestaurants waarin de bedrijfsvoering gericht is op maximale hygiëne, terwijl achter de schermen het dierenwelzijn net als dat van de medewerkers op een laag peil staat.

In de Japanse tempel is nog het mysterie van de schaduwen nog het beste waar te nemen. Door de duisternis die binnen heerst, krijgt het lichtspel, net als in oude westerse kerken denk ik, kansen die het elders niet krijgt. De schaduwen die in de duisternis opkomen, bezitten een magische kracht die tijdloos is, het als het reflecterende goud op de kleding van acteurs in het no-theater die weinig van hun eigen huid laten zien. ’Dat is onze manier van denken. Wij vinden schoonheid niet in de dingen zelf, maar in de schaduwpatronen, in het licht en het donker, dat het ene ding bij het andere veroorzaakt.’

Ook de traditionele kleding van vrouwen benadrukte dit. Men snoerde het lichaam zo sterk in, opdat mannen niet afgeleid werden door fysieke aspecten maar meteen naar geestelijke schoonheid geleid werden. Vrouwen maakten zelfs hun tanden zwart om zo min mogelijk op te vallen. Tanizaki gaat in op de troebele Japanse gezichtshuid die in het donker witter oogt. Daarom ook stiftten de vrouwen hun lippen blauwzwart en scheerden zij hun wenkbrauwen af. De verwantschap tussen schaduwen en gele ras uit zich verder in voorliefde voor bewolkte kleuren. Japanners omringen zich liever met doffe dan met schitterende voorwerpen. Een dienstmeisje dat een schaal opwrijft kan een reprimande krijgen.

Tanizaki doet zich in Lof der schaduw af en toe voor als een conservatief die vindt dat de de westerse pen afbreuk doet aan de Japanse cultuur en machines nadelig zijn voor de eigen kunstuitingen. Hij gaat zelfs liever naar een tandarts die nog met oude apparatuur werkt, maar is zich ook bewust van zijn gemopper. Hij heeft een punt met zijn kritiek op de westerse wegwerpcultuur. Alle plastics die wij over de aarde en de zee verspreiden, verstikt het leven. De oosterse wijze van denken kan ons helpen om onze cultuur duurzamer te maken.

In zijn Nawoord schrijft vertaler Pim de Vroomen dat Tanizaki na de grote aardbeving in 1923 Tokio verliet en zich op het platteland tussen Kyoto en Osaka vestigde. Daar leerde hij wellicht de traditionele waarden van het platteland kennen, die zijn ideeën beïnvloedden. Het sushi recept dat hij tussen zijn beschouwingen door aan de hand doet is daar een mooi voorbeeld van.

Hier mijn bespreking van Tanizaki door De warme winkel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten