Pages

vrijdag 23 december 2016

Recensie: Fermina Marquez (1978), Valery Larbaud


Liefdesverwikkelingen in een taal die van de bladzijden spat

Een paar maanden geleden berichtte ik over Valery Larbaud. In mijn bespreking van het verhaal De arme hemdenmaker lichtte ik de sluier op over deze Franse schrijver, die met zijn, andermaal door Eduard du Perron vertaalde, roman Fermina Marquez de lezer nog meer aan zich bindt. Het verhaal uit 1911 over de beeldschone Colombiaanse, die de harten van jongens in een kostschool in de buurt van Parijs op hol brengt, is een schoolvoorbeeld van een beschrijving van een onstuimig, puberaal liefdesverlangen.

Het verhaal wordt terug verteld door een man die op de rooms katholieke Sint Augustinusgymnasium verbleef in de tijd dat drie andere jongens de liefde van Fermina voor zich probeerden te winnen. Omdat de kostschool goed stond aangeschreven verbleven er ook kinderen van rijke ouders uit andere delen van de wereld. Een van hen was een zoon van de Colombiaanse bankier Marquez. Omdat deze jongen, die in de vijfde klas op school kwam, zijn familie heel hard miste, ging zijn Creoolse tante, mama Doloré genoemd, met zijn zussen Fermina en Pilar op hotel in Parijs en vandaaruit regelmatig bij hem op bezoek.

Meteen al in het begin van de roman raken we, bezien door de ogen van de jongens, bedwelmd door de schoonheid van Fermina, de oudste van de twee zusjes. De verteller heeft weet van haar onbereikbaarheid in vergelijking met bijvoorbeeld een jonge moeder, die hem heel welwillend groet:
Terwijl ik voor het jongemeisje een onbekend wezen ben, een vreemd land, een geheim. Een arm onbekend wezen, heel verlegen en stamelend tegenover haar; een treurig geheim, dat door één schaterlach van haar heelemaal van zijn stuk wordt gebracht.’

De eerste die om haar liefde bedelt is de Santos Iturria. Deze jongen heeft een voorsprong omdat hij behalve knap, net als zij uit de nieuwe wereld komt. Hij komt in contact met haar door een armband terug te geven die Fermina verloren was. Samen met een zwarte vriend gaat hij daarna regelmatig in de nacht naar buiten om haar heimelijk te ontmoeten.

De tweede is Joanny Leniot, een Franse jongen die het hoog in zijn bol heeft. Deze vijftienjarige reactionaire zoon van een oude republikein is niet geliefd op school vanwege zijn eerzucht. Hij heeft niet veel met meisjes maar wil Fermina verleiden om hem nieuwe triomfen te bezorgen: ’Door dit middel zou hij, vooreerst, van het kind dat hij was, man worden; vervolgens zou hij ongetwijfeld zonder blozen de “gansjes” kunnen naderen die nog onwetend waren. Door dit middel ook zou hij een nieuw soort triomf kennen: hij zou weten wat een man ondervindt als hij een meisje haar gewetensbezwaren, haar kuischheid en al haar jaren van onschuld aan hem ziet offeren.’
Daarover nadenkend wordt hij berispt door de surveillant in de studiezaal, maar hij weet zich daar uit te werken. Hij knoopt contact aan Marquez en dringt aldus door tot zijn zus. De oeverloze beschouwingen die hij op haar los laat over de grootsheid van het Romeinse Rijk zijn echter niet aan haar besteed. Ook een directe liefdesverklaring valt niet in goede aarde. In een monoloog interieur horen we dat de vroeger vrome Fermina helemaal niets om de betweter geeft.

De derde jongen die in de ban raakt van Fermina heet Camille Moutier, een jongetje dat nogal eenzaam op school is en blij is als het vakantie is. Hij zoekt ook contact met het broertje van Fermina, maar het is al gauw duidelijk dat hij net als Leniot geen schijn van kans maakt, zelfs al biedt hij haar een Colombiaanse vlag aan. Leniot is tevreden over zijn toespraak, die hij als zeer begaafde leerling voor de aartsbisschop mag houden, maar daarna knaagt toch weer de teleurstelling. Hij gooit zelfs het horloge weg dat madame Doloré hem gegeven heeft voor zijn bereidheid om Fermina gezelschap te houden.

Na de sluiting van de school komt de verteller nog eens terug en hoort van de conciërge dat Santos Iturria ook nog eens terug is geweest met een knappe Duitse, zo veronderstelt hij, aan zijn hand.   

In het nawoord van Jaap Goedegebuure, die diep ingaat op de verhouding tussen Larbaud en Du Perron, lezen we dat het perspectief nogal rammelt, want de verteller kan helemaal niet weten wat de jongens met Fermina bespreken, laat staan wat ze in haar hoofd denkt, maar dat laat onverlet dat de taal waarin deze zinderende amoureuze bespiegelingen verpakt zijn, vanaf de eerste tot de laatste regel van de bladzijden spat.

Hier mijn bespreking van De arme hemdenmaker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten