Pages

donderdag 20 oktober 2016

Stefan Hertmans over De bekeerlinge, VPRO Boeken, 16 oktober 2016


Boek over elfde eeuwse jonkvrouw als een fresco dat nader ingevuld moet worden

Na zijn veelgeprezen roman Oorlog en terpentijn (2013) waarin Stefan Hertmans zijn grootvader in zijn tijd portretteerde, heeft hij inmiddels een nieuwe persoon gekoppeld aan de tijd waarin ze leefde. Deze nieuwe persoon had zelfs geen naam. Zij was een christelijke jonkvrouw uit de elfde eeuw die verliefd werd op een joodse schooljongen en daardoor in grote moeilijkheden belandde. Hun ontmoeting speelde zich af in Rouen, zo heeft Hertmans uitgedokterd. Het verhaal werd steeds spannender, vond hij. Het tijdsbeeld dat Hertmans onderzocht heeft veel overeenkomsten met onze huidige tijd.

Jeroen van Kan begint over het moment waarop Hertmans aan zijn onderwerp kwam.
Dat had te maken met een kopie van een oud krantenartikel dat Hertmans kreeg van een man uit het dorp Monieux in Zuid Frankrijk waar Hertmans zijn zomers doorbrengt. Het leidde tot de intrigerende geschiedenis van De bekeerlinge, dat zich afspeelt aan de vooravond van de kruistochten. Het meisje, zo las hij, bekeerde zich tot het jodendom en leefde met de jongen in het relatief veilige Monieux, op honderd vijftig meter van zijn eigen huis. De schat waarvan sprake is moet het restant zijn van een legende over de synagoge in het dorp waar het verliefde stel naar toe vluchtte uit angst voor christelijke ridders. Hertmans vertelt dat hij in Londen een document vond dat in het midden van de roman is opgenomen. Het was een briefje dat zij tijdens haar vlucht met zich mee voerde en dat later in de synagoge van Cairo gevonden werd. Hij raakte het zonder toestemming aan om dicht bij haar te komen.

Van Kan benadrukt dat het boek ook een ode aan de verbeelding is.
Hertmans noemt het een oefening in empathie. Hij begreep dat ze vanwege een pogrom, waarbij ze haar man en twee van haar kinderen kwijtraakte, de Middellandse Zee over vluchtte en in Alexandrië terecht kwam. Moslims in Cairo namen haar op. Hertmans, die haar achterna reisde, las dat het kruisvaarders werd afgeraden via Syrië naar Jeruzalem te reizen. Er was in die tijd veel verkeer tussen Oost en West.

Van Kan brengt de raakvlakken met de huidige tijd ter sprake. De heilige oorlog die nu door extreme moslims gevoerd wordt, de vluchtelingen die hun heil in Europa zoeken.
Hertmans herinnerde zich dat Bush tijdens de inval in Irak refereerde aan de kruisvaarders en dat IS die terminologie heeft overgenomen. Hij denkt dat hij in debatten over vluchtelingen zal terechtkomen en heeft dat er wel voor over, al is de roman meer dan dat. Het volgen van het leven van de vrouw was vooral een oefening in empathie omdat ze het zo zwaar had na haar vlucht uit Frankrijk. Met een kind aan de borst maakte ze een overlevingstocht. Er is nog een tweede document waaruit is op te maken dat ze waarschijnlijk in Monieux op de brandstapel kwam, maar daar weer vanaf werd gehaald. Hertmans is vooral geboeid door mensen in de plooien van de geschiedenis. De verscheurde vrouw weet zelfs niet tot welke God te bidden.

De vraag van Van Kan waarom hij juist deze vrouw portretteerde, leek me nogal voor de hand liggend.
Hertmans noemt de nabijheid van haar in het dorp. Door haar kon hij een beeld van de tijd schetsen zoals hij ook in Oorlog en terpentijn deed.

Van Kan merkt op dat hij in tegenstelling tot het verhaal over zijn grootvader nu maar enkele snippers tot zijn beschikking had. Hoeveel vrijheid had hij om de vrouw uit het niets te scheppen?
Hertmans zegt dat hij na zijn documentatie zijn literaire verbeelding liet spreken. Non fictie en fictie wisselen elkaar in de roman af. Hij maakt een vergelijking met Emmanuel le Roy Ladurie die Montaillou schreef over de kataren in het Zuid Franse bergdorp. Zijn roman is te vergelijken met een fresco dat nog half zichtbaar is en dat hij invult met de meest waarschijnlijke beelden.

Hier mijn bespreking van Oorlog en terpentijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten