Pages

vrijdag 27 mei 2016

Jurriaan Benschop over Zout in de wond, VPRO-Boeken, 24 april 2016


Het lokale vormt de basis van kunst in Europa

Jurriaan Benschop maakte een rondreis langs kunstenaars in Europa om met hen te praten over hun werk en te kijken of er een gemeenschappelijke identiteit viel vast te stellen. Hij concludeert dat we niet kunnen spreken van Europese kunstenaars, maar dat ieder op zijn eigen manier thema’s uitwerkt die in de Europese geschiedenis bepalend zijn geweest, zoals de Holocaust of de val van de Muur. Dat soort kantelpunten zet aan tot denken over het mensbeeld, schoonheid en menselijke goedheid. Er is eenheid in verscheidenheid, kan de conclusie misschien luiden, hetgeen natuurlijk veel mooier is dan een eenheidsworst.

Jeroen van Kan vraagt, na een korte exercitie over bovenstaande onderwerpen, over verschillende motieven van de kunstenaars in Europa.
Volgens Benschop is de kwestie van nationaliteit veel urgenter in Oost- dan in West-Europa. Het maakt dus wel uit waar men werkt. De lokale plaats kan echter weer niet gelijkgesteld worden met de nationaliteit, die men bezit. Het landschap is daarin eerder van belang en het geestelijk klimaat. Deze bepalen de lokale textuur. Die gaat over landsgrenzen heen.

Vandaar dat het moeilijk is om daarin eenheid aan te brengen, merkt Van Kan op.
Benschop heeft ontdekt dat sommige kunstenaars zelfs moesten weggaan van hun woonplaats om hun eigen plek te vinden. De kunstwereld is globaal georganiseerd. Hij was vooral geïnteresseerd in de spanning tussen het lokale en het globale. Als men eenmaal de grens over is, ontvouwt zich een nieuwe wereld.

Van Kan merkt op dat men dan in Europa goed zit.
Benschop beaamt dat dit leidt tot hele diverse kunst met een grote gelaagdheid. De maatschappelijke verandering in 1989 heeft geleid tot een grote kunstzinnige rijkdom. Een belangrijke Europese motivatie is de persoonlijke ontplooiing. Kunst is niet alleen het maken van iets, maar vooral een manier van leven. In de manier waarop men het leven inricht, geeft men uiting aan de kijk op het bestaan. Men moet niet iets intrinsieks Europees willen vinden. Door in te zoomen op het werk klinken thema’s door die ons allen aangaan.

Van Kan begint over identiteit en de verbinding die toch universele waarden zijn.
Benschop antwoordt dat kunst zich afspeelt in het spanningsveld tussen het lokale en het universele. Ook in gesprekken gaat het over de specifieke interesse die gekoppeld wordt aan grotere thema’s. Hij noemt een Oost Europese kunstenaar die het huis van zijn familie reconstrueerde en bij de Holocaust uitkwam. Velen zijn op zoek hun afkomst om antwoord te geven op de vraag wat hen voedt.

Van Kan wijst erop dat op de Biënnale in Venetië alle kunst weer in nationale kaders wordt ondergebracht.
Benschop vindt ook dat dit een verouderd model is en dat dit samenhangt met de subsidiering. Die onderscheiding wordt zelf weer door kunstenaars gethematiseerd.

Van Kan vraagt zich af of dit het onvermogen toont van Europa om zich als een geheel te presenteren.
Benschop zegt dat dit de vraag is en dat hij liever specifieke sporen volgt.

Een boeiend gesprek dat door enkele open deuren ging, maar dat ook inspireerde, vooral als het gaat om de rol van de kunstenaar om antwoord te geven op maatschappelijke veranderingen en daarmee die veranderingen te begeleiden.
Het was alleen jammer dat men niet inging op het fictieve en tijdsgebonden aspect van nationale staten die in een kleiner wordende wereld hun langste tijd wel gehad hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten