Pages

zondag 21 februari 2016

Recensie: Tangen (1993), Corine Kisling


Levendige beschrijving dorpsgenoten springt alle kanten op

Naar aanleiding van de essaybundel Waarom ik lees van Tim Parks kwam ik achter het bestaan van Corine Kisling die, zonder dat me dat was opgevallen, al vele boeken van Parks vertaald had. Ik vertelde haar in een mailtje hoe slecht het gesteld is met de bekendheid van vertalers en dat het me verbaasde dat ze zelf ook romans schreef, waarop zij me aanraadde eens een Kisling te lezen. Ik besloot het debuut Tangen te nemen, al is dat alweer ruim twintig jaar geleden geschreven. Achteraf is het mogelijk dat Kisling nadien de nodige progressie heeft gemaakt.

Tangen is namelijk een nogal wijdlopige roman over verschillende gezinnen in het fictieve plaatsje Ruistrecht tijdens de zomer van 1965, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de vrij neurotische moeders in die gezinnen, die Anne, Norma en Lucie heten. De eerste gaat gebukt onder de zelfmoord van haar man Peter, een kunstschilder, de tweede heeft veel last van eczeem en ziet op tegen de zomervakantie die ze met haar aan zijn hart lijdende man Nico en haar drie kinderen in Spanje zal doorbrengen, de derde heeft te kampen met aambeien en leeft gescheiden van haar man Felix, een verdorven kunstcriticus. Het is teveel om alle verwikkelingen rond de gezinnen te benoemen. Tenslotte gaan de alle drie vrouwen verhuizen, Anne zelfs naar haar ouders in Brabant.

Kisling strooit kwistig met anekdotes over allerlei personen, die in het dorp wonen.
Vooral de persoon van Sophie, de jongste dochter van Norma, springt eruit met haar spontane, attente en vriendelijke gedrag. Ze wordt daarvoor beloond met een erfenis van een oom die bij haar ouders in de vergetelheid was geraakt. Verschillende dorpsgekken komen in de roman voor, net als heftige gebeurtenissen. Tijdens een snorkelactiviteit in Spanje stuit de aardige Sophie op een halfdode dikke Nederlandse hotelgast, Titia, het nakomertje van Lucie, gaat naar haar vader en komt net bij hem binnen als hij seksuele handelingen verricht met een jongere vriend, een onderbuurvrouw van Norma ligt al een hele tijd dood op bed. Het is knap zoals Kisling alle personages met heel veel details weet te portretteren en van alles over hen weet te zeggen, maar daarbij raakt ze door de bomen het bos kwijt.

In de korte hoofdstukken zwenken we van de een naar de ander, terwijl de draad van het verhaal verloren gaat. De lezer wil doorlezen en niet steeds weer een nieuw persoon geïntroduceerd krijgen, maar zien hoe het eerder genoemde personen vergaat. De roman lijkt dan ook meer geschikt als een verhalenbundel waarbij het gemeenschappelijke thema het dorp zou kunnen zijn. 

De plot over een vermiste jongen is nogal mistig en lijkt er met de haren bij gesleept, waardoor de verschillende verhalen wat geforceerd met elkaar verbonden zijn. Een Kinderrijmpje dat tijdens een vangspelletje gezongen kan worden en dat begint met Gevangen, gevangen tussen twee ijzeren tangen vormt een soort schakel in het geheel en dient in ieder geval als titel.

De stijl had nog wel wat strakker gekund, al is die beeldend en ziet de lezer de gebeurtenissen duidelijk voor ogen, zoals in het hoofdstuk Vakantiedreiging over het commentaar van Norma op de vorige zomervakantie in Italië:

‘Nico koos ten einde raad voor Italië. Zonnig en warm, dat wel, maar ook iedere dag drie kwartier wandelen naar het strand, een mierennest op het terras en hagedissen tegen de muren. Ze hadden de sleutel steeds in een scheurtje in de muur gelegd, zodat ze hem niet op het strand konden verliezen. Halverwege de vakantie werd er ingebroken. De dieven waren gewoon met de sleutel naar binnen gekomen en hadden alles van waarde en één koffer meegenomen, inclusief het bevroren geld uit het vriesvakje. Drie weken na deze vakantie had Nico zijn eerste hartaanval gekregen en moest stoppen met roken en drinken. Dit jaar zou het Spanje worden.’
 
De beeldspraak is niet altijd zo gelukkig bijvoorbeeld als Kisling spreekt over een non op school met een tong als een aanwijsstok. De tijd van de jaren zestig komt mooi tot uiting in een auto die in een garage gestald wordt, zoals mijn vader ook deed, maar over het algemeen blijft er een wat warrig beeld over van dit dorp en zijn inwoners.

Hier mijn bespreking van Waarom ik lees van Tim Parks.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten