Pages

dinsdag 20 oktober 2015

Marcia Luyten over Het geluk van Limburg, VPRO Boeken, 18 oktober 2015


Glorie en ondergang van de Nederlandse steenkolenindustrie

Marcia Luyten, bekend van haar kritische vragen in het programma Buitenhof, werd geboren aan de rand van de mijnstreek ten tijde van de mijnsluitingen. De ontreddering en de verslagenheid waren merkbaar in Heerlen waar ze als tiener uit ging. Haar vader gaf haar het boek van Christiane F. om te voorkomen dat ze op het verkeerde pad zou raken. Pas toen ze in Afrika was waar ze artikelen voor NRC schreef over de uitgebreide mijnindustrie, legde ze een verband met haar eigen jeugd, waarin de onttakelende bedrijfstak zo goed als verzwegen werd. 

Wim Brands vraagt welke banden het ambtenarengezin, waarin ze opgroeide, met de mijnen had.
Luyten vertelt dat haar beide opa’ s als bijverdienste in de mijnen werkten. Na de mijnsluitingen werd het verleden zo snel mogelijk vergeten. De mijnwerkers zelf raakten getraumatiseerd omdat ze de hele dag thuis zaten, hetgeen ook voor hun vrouwen die de gezinnen draaiende hielden niet gemakkelijk was.

Brands begint over Jack Vinders die de spil van het boek is.
Luyten legt uit dat het om een vierdegeneratie mijnwerker gaat die het verdomd onder de grond te gaan en een carrière als zanger begon. Ze kwam bij hem nadat ze haar research voor dit boek in het wilde weg begonnen was. Zo ging ze mee in een SRV wagen en met een postbode om van wijkbewoners te horen over de verschillen tussen het leven nu en vroeger. Haar vader raadde haar aan met Vinders te gaan praten. Hij leende zich goed als hoofdpersoon omdat hij een dramatische familiegeschiedenis achter zich had met een moeder die incestslachtoffer was hetgeen doorwerkte op hem. Daarnaast was hij een fantastisch verteller die opgroeide in een mijnkolonie, waarin staat en kerk de dienst uitmaakten om te zorgen dat er fitte arbeiders voortgebracht werden. Zelf wist hij al op zevenjarige leeftijd dat zo’n leven niets voor hem was. Hij viel op mannen en ontworstelde zich aan zijn milieu.

Brands begint over de sfeer in de mijnkolonies waarin de ploegendiensten van de mijnwerkers het levensritme bepaalden.
Luyten vertelt dat het door die ploegendiensten vaak stil was met op de achtergrond het geklop en geratel uit de mijnen. Kinderen wisten dat ze rekening moesten houden met de slaaptijden van de vaders. De macht van de moeders ging niet verder dan de voordeur. Na hun trouwen moesten ze, zoals elders in het land, stoppen met werken en zich richten op hun reproductieve taak. De pastoor maakte de dienst uit en verlangde een grote schare kinderen.

Brands zegt dat Luyten in haar boek clichés ontkracht, bijvoorbeeld over de vermeende collaboratie met de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog.
Luyten zegt dat er, anders dan in Noord Nederland gedacht wordt, bovengemiddeld veel verzet was en dat er veel onderduikers uit het Westen werden opgevangen. Kinderen uit de Hollandse Schouwburg in Amsterdam vonden pleeggezinnen in Limburg.

Brands vraagt of men niet blij was dat er zand over de mijnperiode werd gestrooid.
Luyten begreep aanvankelijk het trauma ook zelf niet, maar besefte dat de wederopbouw van Nederland door de mijnwerkers ter hand genomen was, dat Heerlen in die tijd een rijke winkelstad was en dat men zich in de steek gelaten voelde na de mijnsluitingen. Ze denkt dat Den Uyl weinig anders kon doen voor de met verlies draaiende industrie. Zijn belofte in 1965 om vervangende werkgelegenheid te scheppen werd door de daaropvolgende economische recessie teniet gedaan. Tegenwoordig zijn er initiatieven om de oude fabrieken weer nieuw leven in te blazen. De Internationale Bau Ausstelling komt uit Duitsland en krijgt vaste voet in Limburg.     

Hier de site van Marcia Luyten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten