Pages

donderdag 30 april 2015

Recensie: Witte nachten (2005), Fjodor Dostojevski



Menselijk, al te menselijk

De Russische schrijver Fjodor Dostojevski (1821-1881) werpt in zijn vroege werk een blik vooruit op de magistrale romans die hij later zal schrijven. Het verhaal Witte nachten uit 1848, over twee eenzame jonge mensen die maar niet bij elkaar kunnen komen, ademt de haast psychedelische verwarring die in zijn latere werk zo dominant is.

Tijdens een viertal nachten ontwikkelt zich een complexe verhouding tussen Nastenka en de ik figuur, een gevoelige ziel uit Sint Petersburg, die van een geliefde droomt, die in de realiteit niet te vinden is. Zijn rusteloze eenzaamheid wordt aangewakkerd in een stad die leeg loopt tijdens de witte voorjaarsnachten waarin het nauwelijks donker wordt. Terwijl anderen rust vinden in de datsja, valt er een grote beklemming over zijn leven, die hij met lange wandelingen probeert te bezweren. Hij vergelijkt het voorjaar met een meisje: ‘Het doet me onwillekeurig denken aan dat kwijnende en kwakkelende meisje, waar je soms met deernis, soms met een liefdevol medelijden naar kijkt, dat je soms helemaal niet opmerkt, maar dat plotseling, van het ene moment op het andere, als bij toeval onuitsprekelijk en wonderbaarlijk mooi wordt, zodat je je geroerd en opgetogen afvraagt; welke kracht deed die droevige, peinzende ogen zo vurig stralen?

Het beeld van een meisje is voor de 26-jarige en dodelijk verlegen ik-figuur niet vreemd. Zo’n meisje is het begeerde en niet te verwezenlijken object van zijn dromen. Hij ervaart het dan ook als een godsgeschenk als hij in een witte nacht Nastenka, zeventien lentes jong, huilend op een bankje langs de kade van de rivier aantreft. Hij vertelt haar over zijn neerslachtigheid en wekt tot zijn verbazing haar medelijden zodat ze een volgende nacht weer met hem afspreekt.

Nastenka vertelt daarin over haar liefde voor de huurder die bij haar en haar grootmoeder woonde. Hij zou haar om tien uur in de avond bij het bankje opzoeken als hij terug was uit Moskou, maar ze heeft hem nog steeds niet gezien. De ik figuur bedenkt samen met haar een brief en zal die naar kennissen van de man brengen, al blijkt het uiteindelijk zo dat Nastenka de brief al eerder geschreven heeft.

Nastenka is vooral opgelucht dat de ik figuur niet verliefd op haar is, want ze heeft behoefte aan een vriend om haar verdriet en twijfel bij uit te storten. Tegelijkertijd is ze echter ook teleurgesteld over het gebrek aan avances van de ik-figuur. In de laatste nacht overwint de ik figuur evenwel zijn schaamte en bekent hij haar zijn liefde. Natenska gaat akkoord met een huwelijk omdat de huurder toch niets van zich laat horen, hoopt dat haar liefde die van de ik figuur waardig zal zijn en promoveert hem tot de nieuwe huurder, maar lang duurt het geluk niet. De ik figuur valt terug in een wereld zonder glans. 

Fraai zijn verwijzingen tijdens gesprekken van het stel naar de literatuur, zoals naar Zjoekovski, maar het is vooral de openhartige toon die Dostojevski aanslaat die Witte nachten en al zijn andere werk zo bijzonder maakt. De gevoelens van de ik figuur worden niet gespaard maar tot op het bot getoond. Zelfs zijn vrienden vinden hem zonderling en mijden zijn contact. Hij staat met aan het eind als een deerniswekkend schepsel met lege handen, maar hij is wel degene die zijn hart laat spreken. Menselijk, al te menselijk.

De vertaling van dit verhaal in een aparte uitgave is van Anne Pries en wordt helaas door storende schrijffoutjes ontsierd.

Hier een mooie analyse van Achille van den Branden op zijn oude site, met daarop ook een link naar een  fragment uit het boek(je).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten