Pages

vrijdag 6 maart 2015

Gunner palace (2004), documentaire van Michael Tucker en Petra Epperlein



Alweer een oorlog die niet valt te winnen

Gunner palace is de bijnaam van het voormalige paleis in Bagdad van Oeday Hoessein, de oudste zoon van Saddam. Na de inval in Irak in 2003 en de verovering van Bagdad namen vierhonderd Amerikaanse soldaten hun intrek in dit kapotgeschoten paleis, dat ook wel een paradijs voor volwassenen genoemd, al valt het met de orgies wel mee. Hoogstens wordt er gedanst in of aan de rand van het zwembad. Dit is tenminste wat de camera’s van het stel Michael Tucker en Petra Epperlein ons laten zien. De kwalificatie zal eerder slaan op het leven dat Oeday en de zijnen in het paleis leidden.

Tucker en Epperlen filmen een eenheid van de Amerikanen infanterie die in het paleis gelegerd is zijn. Het zijn jonge jongens die de eer van de Amerikanen hoog moeten houden. Negentien jarigen die zich eerder druk maken over een rat in hun kamer dan over de mortiergranaten die inslagen veroorzaken. De inwoners zijn niet erg op hen gesteld. Bermbommen zijn een dagelijks gevaar. We zien dat men een drukke straat afzet om een zwarte vuilniszak te onderzoeken die aan de rand van de weg ligt. Loos alarm. Hilariteit bij omstanders.

De eenheid gaat vaak de straat op om patrouilles te houden, meningsverschillen tijdens vergaderingen te sussen, invallen te doen of verdachten naar de Abu Graib gevangenis te brengen waar in deze eerste maanden na de invasie nog geen melding wordt gemaakt van het intimideren en misbruiken van gevangenen. De Iraakse tolken zijn niet bang maar voorzichtig. Ze zitten tussen twee vuren. Een van hen zegt dat zijn landgenoten een bedwingbare behoefte hebben aan oorlog voeren, die de vrede in de weg staat.

De jongens zijn al vier maanden in dienst en hebben nog acht maanden te gaan. Bierloos, ook dat nog. De locaties in de wijk van Bagdad waar de soldaten zich bevinden worden met tekst in beeld gebracht, net als de persoonlijke vragen die in het hoofd van Tucker en Epperlein opkomen. Begrijpt men thuis in de Verenigde Staten wat hier gebeurt? Hoe ga je om met het verlies van collega’s?

Tucker en Epperlein schieten hun beelden bijna in het wilde weg. Rapnummers worden afgewisseld met invallen in huizen en de ontspanning in het zwembad daarna. Zij geven daarmee de chaos en de angst aan die er heerst en de opluchting die er meestal op volgt. Elke minuut kan de laatste geweest zijn. Luitenant Colgan sneuvelt als Tucker en Epperlein eind 2003 terug zijn in Duitsland. Wellicht was het voor hen een reden om terug te gaan.

Tussen de bedrijven door horen we geruststellende berichten, uitgezonden door een Amerikaanse radiozender in Washington. Het leger heeft de toestand onder controle, Donald Rumsfeld maakt geld vrij, de soldaten hoeven hun studieschuld later af te lossen. De Iraakse burgerbescherming wordt getraind om straks de taken van de Amerikanen over te nemen, maar de soldaten zelf hebben hun twijfels erover of hen dat gaat lukken.

Een van de hoofdpersonen is soldaat Stuart Wilf uit Colorado, die jongste van zijn eenheid. Hij heeft een cynische visie op hun missie. Soms weet hij niet of het echt is wat hij meemaakt. Hun veiligheid is niet gewaarborgd. Vooral niet als hij zelf met een andere soldaat op de snelweg met autopech komt te staan. De Humvee voor hen is gewoon doorgereden. Hij speelt elektrische gitaar en brengt het volkslied jankend ten gehore.

De sfeer blijft gespannen. Er zijn signalen dat Saddam in de stad is. Het geweld neemt toe. Na een aanslag op een sjiitisch heiligdom lijkt een burgeroorlog niet ver weg. Turner en Epperlein vliegen met een groep gewonden terug naar Duitsland. Het nummer Home of the range past mooi bij de afgang. Tien jaar later is de toestand niet veel beter. Irak doet denken aan Vietnam. Oorlog lijkt de meest slechte weg naar vrede te zijn.

Hier de trailer, hier de versie van Neil Young van het nummer Home of the range, beginnend met een jankende gitaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten