Pages

dinsdag 23 december 2014

Nico Keuning over Angst voor de winter, VPRO Boeken, 21 december 2014



Biograaf over huisknecht en schrijver Jan Arends

Wim Brands toont alle werken van Jan Arends die in een nieuw jasje zijn gestoken, waaronder de herziene biografie Angst voor de winter van de hand van Nico Keuning. Brands zegt dat het geen groot oeuvre is, maar wel bijzonder. Arends schreef in een paar perioden in zijn leven, een toneelstuk in een huis van een graaf, later in klinieken als Endegeest in Leiden en het Willem Arntszhuis in Utrecht.

Nico Keuning declameert het gedicht Schande dat alles zegt over het leven van Arends, dat ongelukkig was vanaf zijn jeugd in de Haagse Schilderswijk. Hij was een onwettig kind zonder vader en met een ziekelijke moeder en werd al vroeg uit huis geplaatst in een katholiek jongenspensionaat in Rijswijk. Toen dat in de Tweede Wereldoorlog moest sluiten, vertrok Jan naar Amsterdam en verhuurde zich als huisknecht. In 1951 werd hij opgenomen in Endegeest. Daar zette hij zich aan het schrijven, onder andere van Keefman, dat gebaseerd is op een medepatiƫnt.

Brands vraagt Keuning naar de klachten van Arends in Endegeest.
Die waren onduidelijk. Arends was onmogelijk in de gezinnen waar hij werkte, werd zo kwaadaardig dat de politie hem horizontaal moest afvoeren. In zijn hysterie riep hij dat nog wel zou laten zien wie hij was. In het verhaal Lente, herfst (1955), later uitgegeven als Vrijgezel op kamers, schreef hij het huisknechtschap. In het verhaal gaat een boekhouder op zoek naar een kamer. Hij komt eerst bij een hoertje, vervolgens wordt hem een grote kamer aangeboden die hem niet bevalt en tenslotte komt hij bij een wijf door wie hij zich kan laten vernederen. Aan het eind wordt hij op een brancard afgevoerd terwijl de vrouw hysterisch huilend achterblijft.   

Brands toont een fragment van Frank Wiering uit een verknipte uitzending van Het gat van Nederland, waarin de welgestelde bazin van Arends over hem spreekt, gevolgd door het commentaar van Arends zelf, die spreekt over een poenerig wijf en zijn onderdanigheid aan haar, die hij prettig vond.

Brands zegt dat Arends de rollen omdraaide. Dat Arends zelf dictatoriaal was.
Keuning vertelt over zijn agressie als knecht. Tijdens een diner kon hij gekke bekken trekken en rode wijn morsen op het witte damast. Hij diende ook niet meer op, was zelf beschonken, nam wraak.

Brands begint over de contrasterende milieus, waarin Arends leefde.
Keuning zegt dat Arends als kind op een Vrije school tussen hockeyende meisjes zat, waar hij zich niet thuis voelde. Op een foto kijkt hij niet in de lens maar naar een meisje. Hij was er met zijn gedachten niet bij. Er niet bij horen was essentieel voor zijn leven. Ondanks zijn erkenning als schrijver werd hij steeds gekker. Hij kon niet op zichzelf leven.

Brands refereert aan Rudy Kousbroek die ooit zei dat Arends voor de Nobelprijs in aanmerking was gekomen als hij meer werk als dat van Keefman had geschreven.
Keuning roemt de kracht van het werk van Arends, geschreven in eenvoudige bewoordingen zoals in het gedicht:

Een
kleine barst
wordt een scheur.

Een
scheur
wordt
een kloof.

En zo
staat de mens
alleen.

Het werk is toegankelijk en tegelijk onheilspellend, zoals het werk van Kafka.

Brands noemt Menno Wigman die het essay Gedichten als dunne bomen schreef bij de Lunchpauzegedichten (1974). De Chinezen waren onder de indruk van zijn gedichten omdat hij zich beperkte tot de essentie. Enkele dagen voor de publicatie ervan sprong Arends van vijf hoog uit een raam in Amsterdam. Inez van Dullemen stelde dat Arends alleen met miskenning kon leven, niet met succes. Keuning eindigt ermee dat Arends zich met succes zou conformeren aan de maatschappelijke vormen.

Hier mijn verslag van een gesprek met Wim Helsen over Arends, met daarbij nog enkele gedichten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten