Pages

maandag 17 november 2014

Wessel te Gussinklo over Zeer helder licht, VPRO-Boeken, 16 november 2014



Met nieuwe woorden de essentie van het bestaan raken

De roman Zeer helder licht van Wessel te Gussinklo beslaat een episode uit het leven van Wander, een aan lager wal geraakte man van 31 jaar zonder geld, baan, diploma of huis, maar wel verliefd op een jongere vrouw.
Wim Brands vraagt Te Gussinklo wat dat is: aan lager wal geraakt.
Te Gussinklo vergelijkt het ermee dat de rotzooi als een branding tegen de muur van de woning ligt opgestapeld en dat er vuilniszakken voor de ramen hangen, maar dat men verder schrijft om greep op de werkelijkheid te houden en probeert de essentie te vatten, zodat men weer verder kan. Iets dat hij, net als zijn alter ego Wander, nog steeds heeft.

Brands vraagt waarom er dertien jaar tussen deze en zijn vorige, net zoals deze, bejubelende, roman zat.
Te Gussinklo was doodop na het plotselinge overlijden in 1998 van zijn vrouw Jacobien door acute leukemie, nadat ze een verkeerde diagnose had gekregen. Het was voor hem een ramp in de orde van grootte van Hiroshima, de bodem werd onder zijn voeten weggeslagen.

Brands vraagt hoe hij weer is teruggekomen in de fictie.
Te Gussinklo zegt dat dit door een nieuwe liefde met dezelfde intensiteit als Jacobien kwam.
Hij heeft dat in Zeer helder licht beschreven, waar hij een klein jaar aan werkte. Het moest eerst een vervolg worden op de novelle Het engeltje uit 1996, maar de toon was anders en de inhoud raakte aan andere vragen.

Brands werd door iemand die non-fictie schrijft de vraag gesteld waar de roman in godsnaam over gaat. Hij antwoordde iets over de euforische toon van het boek die volgens hem te maken heeft met overleving.
Volgens Te Gussinklo raakt de roman aan de diepe essentie van het bestaan. Liefde maakt daar deel van uit. Het gaat over het raadsel van het bestaan. Hij haalt de chassidische jood Rob Lowe aan die stelde dat Adam en Eva niet uit het paradijs werden verdreven omdat ze van de boom van kennis van goed en kwaad, maar omdat ze de dingen namen gaven en ze daarmee onteigenden. Poëzie en literatuur proberen door nieuwe namen te geven de zaak terug te draaien.

Brands refereert aan een uitspraak van Heidegger die Te Gussinklo in een telefoongesprek voorafgaande aan de uitzending deed.
Onverstaand zijn wij in de wereld en met onszelf, citeert Te Gussinklo. Nooit is men dezelfde. Het gaat erom zichzelf steeds opnieuw te scheppen tegen de cultuur, de modus en de geboden in. Literatuur bevindt zich als het ware tussen naamgeving en chaos in.  

Brands komt terug op zijn werk na het overlijden van Jacobien.
Te Gussinklo zegt dat men hard moet zijn en doorschrijven tegen het gemis in. Dat deed hij door middel van essays over de relatie van hemzelf met de wereld, hetgeen iets anders is dan het beeldende en het zingevende van literatuur. Zeer helder licht werd door iemand vergeleken met het Hooglied. Te Gussinklo is in het domineesgezin met de bijbel opgegroeid.
Op de vraag van Brands of hij zelf geen dominee wilde worden antwoordt hij dat hij op veertienjarige leeftijd diep ongelovig was. Hij wil met nieuwe woorden de essentie van het bestaan raken. Uit het cluster van gewaarwordingen die woorden kiezen die recht doen aan de werkelijkheid.

Hier Arjan Peters in de Volkskrant over Het engeltje.



1 opmerking: