Pages

maandag 7 april 2014

Happiness (2013), documentaire van Thomas Balmès



Vertederend portret van een jonge monnik in een moderniserend Bhutan

De overgangen tussen een documentaire en een film zijn soms vloeiend, waardoor moeilijk valt uit te maken tot welk genre het hoort. Dit is ook het geval bij Happiness. Thomas Balmès schetst het leven van de achtjarige monnik Peyanki in Bhutan ten tijde van de komst van elektriciteit en televisie in een verre uithoek het land, waar het verhaal zich afspeelt.

Happiness begint met een toespraak van de koning die internet en televisie in zijn land toestaat. Het applaus dat hem ten deel valt is nieuw voor hem zegt hij met gevoel voor humor. Daar moest de televisie aan te pas komen. Hij hoopt wel dat men voorzichtig met het nieuwe medium omgaat, want verkeerd gebruik kan schade toebrengen aan de geest.

Vervolgens wendt Balmès de blik naar het afgelegen dorp waar Peyanki woont met zijn moeder en de andere kinderen. Zijn vader is overleden na een aanval door een beer. Tijdens de oogst van gerst zegt de moeder dat Peyanki voor zijn verdere ontwikkeling naar het plaatselijke klooster moet gaan omdat de school te duur is. Haar broer Kinley is het daarmee eens.

Ze brengt hem zelf naar de lama. De speelse jongen trekt een rode pij aan en gaat teksten reciteren, zoals over compassie die voorkomt uit de transcendentale wijsheid van de Boeddha’s nu en vroeger. De lama is veel weg en met de hulp van een oudere jongen probeert Peyanki de regels van de orde zo goed mogelijk op te volgen. In bed praten ze over vrouwen. Peyanki wil graag een godin en de oudere jongen helemaal geen vrouw. Peyanki maakt radslagen op het dak, kijkt naar de schoolkinderen en gaat eens, als het klooster in de winter dicht is, bij zijn moeder en zijn oom op bezoek.

Oom Kinley is inmiddels naar de hoofdstad Thimpu geweest om een jak te verkopen en met het geld een televisie te kopen. Hij bracht hem echter niet ongeschonden thuis. Het apparaat staat te verstoffen in huis. Hij vraagt Peyanki om met hem mee te gaan naar Thimpu om het procédé nog eens te herhalen, maar dan met een beter resultaat. De moeder wil dat Peyanki dan meteen een oudere zus van hem opzoekt die daar op een postkantoor met computers werkt.

Mooi is de tocht die ze maken, waarbij ze de jak verkopen en vervolgens met een busje naar de hoofdstad reizen. Peyanki kijkt in het busje zijn ogen uit maar wordt erg wagenziek. In de stad verbaast hij zich over etalagepoppen, een verkeersregelaar op een kruispunt omdat de auto’s van alle kanten komen en een zwerver met loopstokken. Zijn zus werkt helaas niet op het postkantoor maar in een nachtclub, een feit dat hij bij thuiskomst voor zijn moeder verzwijgt.

Na de winter verhuist de lama. Hij draagt de sleutel van het klooster aan de jongens over en zegt dat ze in afwachting van een opvolger de zaken goed moeten beheren. Met hun rode pijen als vleugels rennen de jongens over de paden (zie foto) en houden hun vliegers in de lucht. 

Tussendoor zien we beelden van de aanleg van electriciteit. Als de televisie eenmaal is aangesloten kijkt de hele familie naar de buis, waarop waarschijnlijk een worstelpartij te zien is. Balmès richt zich alleen op de starende gezichten. Is dit het geluk waarop zij al die tijd gewacht hebben?  

De gesprekken tussen moeder en Peyanki zijn vooral in het begin erg houterig en kunstmatig, maar gelukkig trekt dat bij, want het onderwerp is boeiend en de beelden uit de Himalaya zijn, als zo vaak, erg mooi.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten