Pages

maandag 16 december 2013

Theaterrecensie: Dit is geen dagboek, Dr. Anton Philipszaal, Den Haag, 15 december 2013



Kunst met een grote K.

En nu iets geheel anders, moet regisseur Aike Dirkzwager van Dit is geen dagboek, naar de jeugdroman van Erna Sassen, gedacht hebben. We vragen het Residentieorkest als muzikale ondersteuning voor de vele verwijzingen in het boek naar klassieke muziek. Het werd een combinatie die wonderschoon uitpakte. Misschien wel de mooiste voorstelling van 2013.

De basis vormt de gelijknamige jeugdroman van Erna Sassen over een jongen die in het slop gekomen is na de dood van zijn geestelijk onevenwichtige moeder, die zich voor de trein geworpen heeft. Hij gaat niet naar school, maar ligt in zijn bed. Zijn vader vindt het welletjes. Hij moet in een dagboek schrijven en naar klassieke muziek luisteren. Zo niet dan stuurt hij de jongen naar een inrichting.

Dit is geen dagboek, zegt de jongen, die achter een schoolbankje voor het orkest zit. Dit is een schrift. Hij komt naar voren en vertelt over de dood van zijn moeder. Anders dan gedacht is hij boos op haar en op alle andere moeders. Er zijn geen leuke moeders meer, zoals vroeger. Ze hebben het allemaal te druk met hun eigen leven. Als ze rijk zijn moeten ze hun uiterlijk bijhouden en als ze arm zijn moeten ze solliciteren. De tirade van de zestienjarige Boudewijn zet meteen de toon.

Het verhaal ontwikkelt zich op verrassende wijze verder. De jongen krijgt een meisje naast hem in de vierde klas van de middelbare school die geheel zonder trauma is. Pauline is een engel door god gezonden. Zijn leven is opeens goed. Tot zij op een dag zegt dat ze van plan is om aan de pil te gaan. ‘Met wie wil je dan seks?’ vraagt Boudewijn onnozel. Hij is er nog niet aan toe, hij wil de toestand tussen hen houden zoals die is. Seks is voor beesten, het doet hem denken aan blote kippen bij de poelier.

Naast dit psychologisch sterke verhaal verrast ook het spel. Daniel Cornelissen en rasacteur René Groothof vinden een mooie balans tussen de opstandige puber en de begrijpende maar grenzen stellende volwassene, de steunende vader en de wat moedeloze, boze, overgevoelige zoon. Fraai is het voorbeeld van een eerdere gezinsvakantie naar Frankrijk, waarbij Boudewijn een afgekloven appel naar buiten werpt. Hij vindt dat heel erg voor het klokhuis en kalmeert pas als zijn vader vertelt over het vogeltje dat ze ermee voedt. Boudewijn schampert na deze jeugdherinnering dat zijn moeder tenminste nog iets betekent voor de wurmen, waarna vader en zoon weer terug bij af zijn.

Groothof speelt niet alleen de vader, maar zo nodig ook de zoon, vriendin Pauline of het jongere zusje Pluim dat voor Boudewijn een grote steun is. Hij slaapt zelfs bij haar op de kamer. Als Boudewijn over de zeik is en aan de drank gaat roept de vader met klem dat hij wil dat het goed met hem gaat. Zijn machteloosheid wordt mooi zichtbaar in zijn gebaren.

Er is veel humor bij zo’n heftig onderwerp, zoals over die leuke moeders of over kinderseks, een onderwerp waar Pluim door werd geboeid en zelfs een spreekbeurt over hield. Er zijn twee soorten niet normaal, zegt de vader, het is acceptabel dat je in bed blijft liggen, maar niet dat je je moeder een kutwijf noemt en je blij bent dat ze dood is. Op een scherm dat boven het orkest hangt worden de dagboekfragmenten op speelse wijze geprojecteerd.

Naast al deze hoogstandjes blijft toch vooral de essentie hangen: de last van het verlies van een moeder, de smart van het gemis, de onzekerheid die ermee gepaard gaat en de levenspijn, die door deze multimediale voorstelling wordt opgeroepen. Kunst met een grote K.  

    



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten