Pages

dinsdag 17 september 2013

Vonne van der Meer over Het smalle pad van de liefde, VPRO-Boeken 15 september 2013


Wim Brands vat het onderwerp van de roman Het smalle pad van de liefde samen onder de kop onmogelijke liefde en religieus bewustzijn, een aanduiding waar Vonne van der Meer zich wel in kan vinden. Hij vergist zich echter over het moment waarop Van der Meer zelf tot dat bewustzijn kwam. Hij dacht dat ze zich pas recent bekeerd had tot het katholicisme, maar dat is alweer twintig jaar geleden.

Van der Meer vertelt dat ze ongelovig werd opgevoed en er in intellectuele zin honger naar geloof kreeg en daarom colleges theologie volgde, maar ook haar hart verlangde ernaar. In noodsituaties wist ze niet wat te doen. Bidden was een steun voor haar in moeilijke tijden. Ze bedacht dat ze daar trouw aan wilde blijven en bekeerde zich tot het katholicisme. 

Brands komt terug op zijn veronderstelling dat ze zich onlangs bekeerde. Hij las namelijk in het tijdschrift Liter een essay van haar over de ondergeschoven plaats van het geloof in de literatuur.
Van der Meer noemt het een onbeschreven gebied, waarschijnlijk omdat schrijvers, anders dan de lezers, er weinig mee hebben maar ook omdat ze beschroomd zijn voor de kritieken die ze zullen krijgen.

Brands vraagt haar naar de reacties die zijzelf, eerder een theaterregisseuse, kreeg.
Van der Meer maakte een rondje onder vrienden en familie en kreeg heel verschillende respons, waaronder het advies zich onder behandeling te stellen van een psychiater. Tegelijk hechtte ze weinig belang aan al die meningen. Ze denkt liever van binnenuit.

Brands vindt de beschrijving van hoofdpersoon May mooi en moedig, maar vraagt zich tegelijk af of de kwalificatie moedig niet iets zegt over de eerder genoemde schroom.
Van der Meer spreekt van achterlijkheid die niet, zoals een taboe, gemakkelijk te doorbreken.

Waarom achterlijk? vraagt Brands, die waarachtig een dialoog voert. Het geloof is verwant aan de kunst. Hij grijpt daarvoor naar het in de roman opgenomen gedicht Op zekere leeftijd van Milosz dat begint met de zin Wij wilden zonden bekennen maar er was niemand aan wie.
Omdat Van der Meer haar leesbril niet mee heeft, leest Brands het voor.

Van der Meer verwijst naar Coleridge die sprak over the suspension of disbelief, het opschorten van het ongeloof, dat we ook doen als we fictie lezen. 
De laatste woorden Dat ben ik was de werktitel van de roman.
Het zonnige zelfbeeld van May houdt het geloof weg. Zelfkennis is heel belangrijk in de kijk op anderen. May is niet tot haat in staat. Hoe kijk je dan aan tegen het wrokkige van anderen?

Brands begint over een geloof dat niet onwrikbaar is.
Volgens Van der Meer moet een mens zich iedere dag opnieuw bekeren. Het is geen wankelen, maar er is veel afleiding.

Brands vraagt wat het geloof haar gebracht heeft.
Het onderwerp voor de roman, antwoordt Van der Meer, de nieuwsgierigheid naar het geloofsgebied met alles erop en eraan.

Hier een boeiende recensie van Evelien de Nooijer, waarin ook het gedicht van Milosz integraal is opgenomen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten