Pages

zaterdag 27 april 2013

Recensie: Biecht van een moordenaar (editie 1989), Joseph Roth



Nachtmerrie-achtig relaas in emigrantencafé

De Oostenrijkse journalist en schrijver Joseph Roth (1894-1939) bleef in zijn romans en novellen dicht bij zichzelf. Zijn boeken zijn doordrenkt van moeilijke gevoelens. Hij had het niet gemakkelijk in zijn leven. Zijn vrouw leed aan schizofrenie en na de opkomst van Hitler in 1933 vertrok hij naar Parijs. Daar schreef hij onder kommervolle omstandigheden onder andere in 1936 Biecht van een moordenaar en in 1939 De legende van de heilige drinker voordat hij in een ziekenhuis aan een alcoholvergiftiging overleed.

In Biecht van een moordenaar woont de alter ego van de auteur in Parijs tegenover een café dat door Russische emigranten gefrequenteerd wordt. Meteen al mooi is de caféklok die verkeerd loopt of stilstaat om aan te geven dat we ons buiten de gewone orde bevinden.
‘Soms stond ze stil, soms liep ze niet gelijk: het was of zij de tijd niet wilde aangeven, maar er de draak mee wilde spelen.’

Het relaas van de Rus Goloebtsjik lijkt daar ook op. Nadat hij in het café is aangesproken met de term moordenaar, vertelt deze voormalige politiespion zijn levensverhaal. Hij hoort al op jonge leeftijd dat hij een zoon is van vorst Krapotkin en besluit hem een bezoek te brengen in Odessa. In een café aldaar ontmoet hij de Hongaarse handelaar Lakatos, die hem wil introduceren in het paleis, maar op het laatste ogenblik wegblijft. Goloebtjsik gaat alleen. De vorst wimpelt hem, na een interventie van een andere zoon, af met een tabaksdoos. Later wordt Goloebtsjik, die zelf ook de naam van zijn vader heeft aangenomen, vanwege die doos gearresteerd, onder de wapenen geroepen en naar Sint Petersburg overgeplaatst. Daar dient hij een Parijs couturier met een groep mannequins te begeleiden naar Moskou en later terug naar Parijs. Hij raakt in de ban van de knappe Lutetia, die echter ook begeerd wordt door de andere jonge Krapotkin en hij moet zijn geweten aanspreken om haar te veroveren. Aan de vooravond van de eerste Wereldoorlog komt het tot een bloedige confrontatie met de jonge vorst, die met Lutetia in bed ligt.

Tijdens dit droomachtige relaas, waarin Lakatos op de meest onverwachte momenten opduikt, keren we af en toe terug naar de groep emigranten die de nacht doorhaalt in het café. De verteller neemt de lezer mee met zinnen als: ‘Zoals jullie dadelijk zult zien..’ of: ‘Deze of gene onder jullie, beste vrienden, zal misschien vermoeden wat voor papieren er in de aktetas van Lakatos zaten...’
Ook de kapotte klok komt ter sprake: ‘Bestendig waren zij in hun hardnekkige, bijna infame stabiliteit, en het leek ons alsof zij zich niet daarom niet bewogen omdat het raderwerk stilstond, maar omdat zij onbeweeglijk bleven uit een soort kwaadaardigheid en als om te bewijzen dat het verhaal, dat Goloebtsjik, ons aan het vertellen was, een eeuwig geldende, troosteloze geschiedenis was, onafhankelijk van tijd en ruimte, van dag en nacht.’

Door de tekst heen zijn uitspraken te lezen die te denken geven. Zoals dat het persoonlijke leven belangrijker is dan het publieke en dat woorden sterker zijn dan handelingen.

De belevenissen van Goloebtsjik lijken meer gemaakt van stof voor dromen dan van de realiteit en de persoonsverwisseling als zoon van Krapotkin wordt erg breed uitgemeten, maar tegelijk moet de realiteit ook een nachtmerrie geweest zijn voor de schrijver.

Hier mijn recensie van de met tekeningen verluchtigde versie van De legende van de heilige drinker voor Literair Nederland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten