Pages

maandag 14 januari 2013

Martin Schouten over Het Palingoproer, VPRO-Boeken 13 januari 2013


Roman over een woelige periode in Amsterdam

Het Palingoproer is volgens Wim Brands een dunne maar volle roman. De titel is ontleend aan de volksopstand in Amsterdam in 1887, waarbij 26 doden vielen en 37 zwaargewonden. Aanleiding was het palingtrekken, een activiteit waarbij men vanuit een bootje in de gracht een levende paling van een lijn probeerde te trekken. Die activeit was geen traditie, zegt Martin Schouten, maar wel verboden. Het was toch al een roerige, rellerige tijd met de opkomst van het socialisme onder aanvoering van Domela Nieuwenhuis. Zijn groepering gaf het blad Recht voor allen uit dat op straat werd verspreid, hetgeen nieuw was in die tijd. Men mocht niet stilstaan tijdens het uitventen. Dat verbod leidde tot escalaties waarbij aanhangers werden meegenomen naar het politiebureau. Het garnizoen stond klaar om in te grijpen en deed dit ook tijdens het Palingoproer, toen de politie het met hun knuppels en sabels niet meer redde om de barricades te slechten. Men schoot eerst met losse flodders maar daarna met scherp. De vele slachtoffers waren ongekend in die tijd.

Brands begint over de vele research die Schouten voor zijn boek verricht heeft. Hij kwam tot zijn nieuwe roman naar aanleiding zijn onderzoek voor De socialen zijn in aantogt uit 1976. Hij heeft een oud werk meegenomen over een arbeidersenquete uit 1887 die door het parlement werd ingesteld om te controleren of de kinderwet van Van Houten adequaat werd nageleefd. Dat bleek niet het geval waarop er nieuwe maatregelen worden getroffen om de arbeid voor kinderen en vrouwen te beperken.  

In de roman komen personen voor die destijds actief waren in het openbare leven, zoals de politieman die een proces verbaal opmaakte tegen een plakker van pamfletten. ‘Je kunt zo met hem meelopen,’ zegt Schouten. Hij raadpleegde ook politie-rapporten die uitgebreid waren omdat men beducht was voor het gevaar dat de socialisten konden betekenen.    

Brands vraagt waarom het is alsof je in de kraamkamer staat van het moderne leven. 
Schouten zegt dat het een tijd van grote verandering was, met meer welvaart na de opening van het Noordzeekanaal, maar niet voor iedereen. In de provincie leed men onder een landbouwcrisis. Velen kwamen daarom naar de stad. Er werden veel huizen gebouwd buiten de eeuwenoude grachtengordel. Daarnaast was er een opleving in de kunsten. Denk aan de Tachtigers die een kunstuiting zagen als een individuele uiting. Schouten bekeek ook het werk van schilders als Breitner en Israƫls. Breitner schilderde een meisje in een rode kimono (zie omslag). Ze werkte in een Amsterdamse waskaarsenfabriek en had een slechte gezondheid. Ze kon niet lang staan om te poseren. Schouten gebruikte haar in zijn roman.

De stad barstte uit zijn voegen, zegt Brands. De verandering in de jaren zestig was minder groot dan in het eind van van de negentiende eeuw.
Schouten zegt dat het gebruik van geweld veel erger was dan het traangas in de jaren zestig, omdat je dood kon gaan. Het garnizoen gebruikte sinds kort achterladers die ze niet steeds hoefden bij te laden, maar waarmee ze konden doorschieten.

Tenslotte spreken Brands en Schouten over het internationalisme waarmee het socialisme zich bezig hield. Het brengt Brands tot de verzuchting dat ze dat misschien weer eens moeten gaan doen. 
  





Geen opmerkingen:

Een reactie posten