Pages

woensdag 13 juni 2012

Recensie: Twee spoken (1952), Louis Paul Boon


Taal met pure smaak

Twee spoken bestaat uit Maagpijn  en Uitleenbibliotheek en werd oorspronkelijk uitgegeven in 1952. De twee verhalen staan in deel vijf van het Verzameld Werk, dat getiteld is Te oud voor kamperen. Het titelverhaal, met tekeningen, behelst een kampeertocht van Louis, zijn vrouw en zoon met een groep kennissen in de Ardennen en stond oorspronkelijkin juni 1947 in acht afleveringen in het Parool. Het is een hele onderneming met de trein en het regent ook nog. Ze maken tochten door kapotgeschoten dorpen. Op de terugweg vraagt een treinpassagier of ze soms uit Duitsland komen en gerepatrieerd zijn.    

Maagpijn is een overrompelend relaas over de gevelschilder Louis, die de aandrang voelt om te schrijven. Hij begrijpt zijn collega’s niet die om half zes bij de vrouw achter de pot zittten. Hij zet zich aan het schrijven om zijn onrust te bezweren, maar geraakt van dat laatste letterlijk aan de zweren, al denkt de jonge dokter, een Belgisch gezinde, daar anders over.

De verwijzing met dat Belgisch gezinde heeft te maken met de tweede  wereldoorlog, waarin het verhaal speelt. Er zijn Engelsgezinden, Duitsgezinden, maar ook Belgisch gezinden. Waarschijnlijk doelt Boon op nationalistische Vlamingen die tegen de Nazi’s aanschurkten, al moesten ze van het nationaal-socialisme weinig weten.

De dokter, ook nog een slisser, is jong zodat vrouwen zich schamen om zich voor hem te ontkleden. Hij schrijft eerst Bicarbonaat voor, komt vervolgens, omdat de pijn zich ontwikkelt tot een wroetende adder, met Dolantine die eruit zien als schoenknopen, maar dat allemaal helpt niet. Een specialist geeft Strichnine, de slisser op zijn beurt Neurotel tegen de zenuwen, maar de kwaal wordt alleen maar erger. Hij belandt op een zaal bij dokter Zaelman, die in plaats van rayon x te toepassen ofwel plakken te nemen, zijn nieren vreselik laat toetakelen door een Chinees. Tenslotte verwijst zijn moeder hem naar dokter Paps, de zoon van de oude Paps, die het kan weten. Hij krijgt Atropine, die hem dorstig maakt: ‘... en op den duur zou ik mij aan de Finsche meren hebben gelegd om ze uit te drinken, want die Atropine trok mijn ogen open en begon mij moe te maken in het achterhoofd en zou mij doen drinken drinken drinken hebben.’  

In Contrapunt, dat op Maagpijn volgt, gaat het om een zwelling in de lies die volgens zijn vader niet door een breuk maar door een klier wordt veroorzaakt. Waarvan akte.

Het tweede spook betreft het oprichten van een Uitleenbibliotheek, omdat de vrouw van Louis weinig verdient met verstelwerk en de schrijver rust moet nemen. De een na de ander komt met positieve adviezen. ‘…en wat absoluut niet meer dienen kan, verkoopt ge terug voor oud papier, de mensen springen naar oud papier , want met die gazetten van vandaag, kunnen ze niet behoorlijk naar de cour.’
Het opzetten en onderhouden van een leenbibliotheek heeft echter veel voeten in de aarde, zodat de vrouw aan het eind toch voorstelt om maar weer verstelwerk aan te nemen.
  
Boon schrijft compact proza met passie zou ik zeggen als dat tegenwoordig geen modeterm was. Zijn taal smaakt naar de taal van de man uit de straat en wil voorgelezen worden, alles aan een stuk door. Door het voegwoord ‘en’ breidt Boon alles aan elkaar vast in een lange litanie over sterfelijkheid, lichamelijkheid. Hij heeft de sterke behoefte een mens te zijn en niet een lijdende schrijver, maar integer blijft hij zeker. Vijf sterren.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten