Pages

maandag 28 mei 2012

VPRO- Boeken over Poetry International, 27 mei 2012


Leer kijken!

Vooruitlopend op de 43-ste editie van Poetry International, van 12 tot en met 17 juni a.s. in Rotterdam, praat Wim Brands met Bernlef (links), K. Schippers (midden) en Jan Baeke (rechts). De laatste dichter is programmeur van ‘beeld en geluid’ op het festival en verantwoordelijk voor het onderdeel Dialoog met het verleden, waarin fragmenten van eerdere deelnemers getoond worden. Jaap Blonk komt zelfs met een act waarin hij in gesprek gaat met een eerder optreden.

Bernlef, van wie onlangs Voorgoed uitkwam, zijn verzamelde gedichten, werd als vijftien jarige gegrepen door een regel van Gorter: Ik hoor adem uit een vrouw komen, die aangeeft dat, anders dan in Ik hoor een vrouw ademen, de adem hoorbaar is. Brands citeert een regel uit een gedicht in zijn tweede bundel, dacht hij: Ook ik houd niet van poëzie. Die gaat over de Amerikaanse dichteres Marianne Moore, die een gezond wantrouwen had tegen grote woorden. In haar bundel Observations (1924) riep ze op goed om je heen te kijken. 

K.Schippers, die onlangs de dichtbundel Tellen en wegen publiceerde, sluit zich daarbij aan. Hij leerde van het rijmende proza in Bruintje Beer van Mary Tourtel en verwelkomde in de jaren zestig de wending in de poëzie naar het alledaagse. In 1958 richtte hij onder andere met Bernlef het tijdschrift Barbarber op. Brands toont een bladzijde met een kaart van een gedeelte van Engeland, waar men met de auto altijd doorheen rijdt, dat ze als een gedicht publiceerden. In Een leeuwerik boven een weiland (1980) staat het korte gedicht Bij Loosdrecht: Als dit Ierland was, zou ik beter kijken.  

Jan Baeke die in 2007 Groter dan de feiten uitbracht, door Brands een rake typering van poëzie genoemd, declameert het gedicht Zorg van Lucebert uit de bundel Japanse epigrammen:

mijn god is gestorven
wie zal mij verlossen
de kikkers kwaken
de klokken tikken

Baeke maakt gedichten naar aanleiding van films. Poëzie en film beïnvloedden elkaar positief, zegt hij. Hij noemt Andrej Tarkovsky, die met bijzondere details zoals een stroompje melk in water de kijker geboeid houdt.

Brands toont een fragment van Jan Hanlo uit 1977 in Carré. Het gaat over een hilarisch gesprek in een snoepwinkel. Volgens Bernlef was hij een oorspronkelijke geest. Niemand kwam daarbij in de buurt. Schippers zegt dat hij de taal schoonmaakte. Jan Baeke meent dat de woorden die Hanlo gebruikt snoep moeten worden. De precisie is in goede poëzie terug te horen. Brands begint over de taalvervuiling op tv. Hij zou graag willen dat Tweede Kamerleden naar Poetry kwamen. Baeke wil voor volgend jaar enkele staatslieden uitnodigen. Bernlef merkt op dat in het alledaagse taalgebruik de detaillering ontbreekt. Een dichter schrijft tegen het abstracte karakter van de taal in om beelden op te roepen. 

Vilt heeft meer Japanse epigrammen, hier een recensie in De Groene Amsterdammer over Tellen en wegen, hier het fragment van Jan Hanlo, hier het gedicht Poetry van Marianne Moore uit 1919.


2 opmerkingen:

  1. Een aardige bijdrage.
    Regelmatig kijk ik even of er alweer een nieuw thema is voor de Jan Janlo-essayprijs. Ik heb me voorgenomen hem ooit te winnen:-)

    Groet
    Laila

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Mooie site. Grappig in dit verband het thema van 2012: dat er nog andere zintuigen zijn dan zien, terwijl we net worden opgeroepen te leren kijken.

      Verwijderen